Tegenstellingen / Opposites Flashcards
good & bad
goed & slecht/fout
rich & poor
rijk & arm
healthy & sick
gezond & ziek
right & left
rechts & links
righthand & lefthand
rechterhand & linkerhand
beautiful & ugly
mooi & lelijk
happy & sad
blij & droevig/triest
strong & weak
sterk & zwak/slap (weak/limp)
hard & soft
hard & zacht
heavy & light
zwaar & licht
dark & light
donker & licht
smart & dumb
slim & dom
a lot or a little/few
veel & few
expensive & cheap
duur & goedkoop
drunk & sober
dronken & nuchter
easy & difficult
ge(makkelijk) & moeilijk
fast & slow
snel & langzaam
neat/tidy vs. sloppy
netjes & slordig
right side & left side
rechterkant & linkerkant
young & old
jong & oud
dirty & clean
vies & schoon
high & low
hoog & laag
sharp & dull
scherp & bot
possible & impossible
mogelijk & onmogelijk
calm & wild
rustig & wild, druk
brave & cowardly
dapper & laf
hard & soft
hard & zacht
big & small
groot & klein
hot & cold
heet & koud
long & short
lang & kort
narrow & wide
smal & breed
important & unimportant
belangrijk & onbelangrijk
far & near (close/nearby)
ver & dichtbij