Duo 5 - Dutch Location Words Flashcards
1
Q
airport
A
het vliegveld
2
Q
windmill
A
de windmolen
3
Q
ground
A
de grond
4
Q
corner
A
de hoek
5
Q
around the corner
A
om de hoek
6
Q
farm
A
de boerderij
7
Q
harbour
A
de haven
8
Q
library
A
de bibliotheek
9
Q
square
A
het plein
10
Q
bank (and a couch, sofa or bench)
A
bank
11
Q
bar
A
de bar
12
Q
estate
A
het landgoed
13
Q
home, at home
A
het thuis
14
Q
site, location, scene, place, venue
A
de locatie
15
Q
station / stations
A
het station / de stations
16
Q
the place / the places
A
de plaats / de
17
Q
office
A
het kantoor
18
Q
city center, center, downtown
A
het centrum
19
Q
route, itinerary
A
de route
20
Q
village
A
het dorp
21
Q
street / streets
A
de straat / de straten
22
Q
place / places
A
de plek / de plekken
23
Q
city / cities
A
de stad / de steden
24
Q
address
A
het adres
25
Q
restaurant
A
het restaurant
26
Q
hotel
A
het hotel
27
Q
beach
A
het strand
28
Q
hotel
A
het hotel
29
Q
building
A
het gebouw
