Tegenstellingen Les 9: 91-100 Flashcards
Tegenstellingen Les 9: 91-100
1
Q
een aanzienlijk bedrag
A
een gering bedrag
2
Q
een absente leerling
A
een aanwezige leerling
3
Q
een akelig gevoel
A
een prettig, aangenaam gevoel
4
Q
een amusant verhaal
A
een flauw verhaal
5
Q
een bedroefd gezicht
A
een vrolijk gezicht
6
Q
een clandestiene handel
A
een legale handel
7
Q
een concreet woord
A
een abstract woord
8
Q
een consistent verhaal
A
een tegenstrijdig verhaal
9
Q
een dode vulkaan
A
een werkende vulkaan
10
Q
een duur cadeau
A
een goedkoop cadeau