Tegenstellingen Les 10: 101-110 Flashcards
Tegenstellingen Les 10: 101-110
1
Q
een drastische maatregel
A
een slappe maatregel
2
Q
een eenvoudig karwei
A
een ingewikkeld karwei
3
Q
een effen weg
A
een hobbelige weg
4
Q
een gangbare uitdrukking
A
een abnormale uitdrukking
5
Q
een gematigd klimaat
A
een koud, warm klimaat
6
Q
een gigantisch schip
A
een klein schip
7
Q
een grondig onderzoek
A
een oppervlakkig onderzoek
8
Q
een heldere hemel
A
een bewolkte hemel
9
Q
een heuvelachtig gebied
A
een vlak gebied
10
Q
een hatelijke opmerking
A
een lovende opmerking