Tegenstellingen Les 3: 21-30 Flashcards
Tegenstellingen Les 3: 21-30
1
Q
mooi
A
lelijk
2
Q
vroeg
A
laat
3
Q
gemakkelijk
A
moeilijk
4
Q
goed
A
slecht, fout, verkeerd
5
Q
warm
A
koud
6
Q
zoet
A
zuur
7
Q
schitterend
A
lelijk
8
Q
nooit
A
altijd
9
Q
zacht
A
hard
10
Q
licht
A
donker