TAK H7 Flashcards

1
Q

Wanneer is een individueel testonderzoek relevant?

A

Bij alle bovenstaande situaties, dus wanneer: eerdere hulpverlening mislukt, het leerlingvolgsysteem of het dossier van de Jeugdgezondheidszorg onvoldoende uitsluitsel kan geven, en wanneer er duidelijke vermoedens zijn van stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen klassieke IQ en deviatie IQ

A

Klassieke IQ is een maat voor ontwikkelingsachterstand terwijl deviatie IQ een statistische maat is voor afwijking van het gemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdens een ITO worden verschillende dingen geobserveerd. Hoe kan je NIET opmaken of een kind met sociale regels om heeft leren gaan?

A

De stemming van een kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een mogelijk voorbeeld van een vraag die je jezelf kunt stellen bij de analyse van de mogelijkheden voor onderzoek bij het kind?

A

Alle antwoordmogelijkheden zijn juist, dus: wat is de leeftijd en ontwikkelingsniveau van het kind? Wat is de culturele achtergrond van het kind? Is er sprake van zintuigelijke of motorische beperkingen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stelling: Wanneer je te maken hebt met een cliënt met een andere culturele achtergrond, is het noodzakelijk om de testen en/of normering van de testen aan te passen.
Waar of niet waar?

A

Niet waar, het is wel belangrijk om vast te stellen hoe groot het culturele verschil tussen de cultuur van het kind en de cultuur van de onderzoekssituatie is en in welke mate het kind de Nederlandse taal beheerst en ervaring heeft met het type interactie dat vereist wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van onderstaand indicaties hoort niet in het rijtje thuis:

A. Wat het kind wil
B. Intelligentiie, taal- en motorische ontwikkeling
C. Angsten van het kind
D. De betekenis van ITO voor het gezin

A

A. Wat het kind wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het kan zijn dat een kind grote angst heeft om mee te gaan met een onderzoeker. Wat kan je in deze situatie het beste NIET doen?

A

Van de ITO afzien, doordat de emotionele reactie wellicht te heftig kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is GEEN kenmerk van ITO?

A

Wordt meestal afgenomen met een ouder/verzorger erbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van welke test kan men het best gebruik maken wanneer de cliënt een zintuigelijke of motorische beperking heeft?

A

De non-verbale schaal van de BOS 2-30 of SON-R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar moet NIET op gelet worden om gehoorvermogen te observeren?

A

Op alle onderstaande antwoorden moet gelet worden:

Dus WEL op: of het kind verkouden is, of het kind luid spreekt, en of het kind geluiden juist lokaliseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is GEEN kritische kanttekening bij het overwegen van een ITO?

A

Er komt niet duidelijk genoeg naar voren hoe een kind zijn omgeving ervaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ONJUIST over een ITO?

A

Je krijgt meer informatie over interacties dan over functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wordt NIET op gelet tijdens de observatie bij een testafname?

A

Verbalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 obeservatiepunten waar je op moet letten tijdens de testafname en wat deze inhouden.

A
  • Zintuigelijk functioneren, of een kind de testafnemer wel of niet goed kan horen en zien.
  • Socialisatie van een kind, hoe een kind omgaat met sociale regels.
  • De fysieke verschijning van een kind, hoe een kind eruit ziet, verzorgd of niet, blauwe plekken of schrammen heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn testvoorwaarden en waarom zijn deze moeilijker objectief te observeren en te verwerken dan de formeel te scoren reacties op de items?

A

Testvoorwaarden zijn de reacties van de proefpersoon op de testsituatie in het algemeen. Kon de proefpersoon de situatie verdragen, vormden de opdrachten een zekere uitdaging, kon hij zich concentreren, durfde hij te antwoorden?
Dergelijke gedragsaspecten zijn voorwaarde voor een valide testafname. Hierdoor kan je iets zeggen over of de test gemeten heeft wat hij beoogt te meten.
Deze zijn moeilijker objectief te observeren en te verwerken omdat ze sterker afhankelijk zijn van de levens- en testervaring van de proefleider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 3 voor- en 3 nadelen van een ITO

A

Voordelen:

  1. Kan verduidelijking geven bij ernstige problematiek.
  2. KAn nieuwe informatie aan het licht brengen.
  3. Kan helpen bij het evalueren van de effecten van onderwijs of behandeling.

Nadelen:

  1. Predictieve waarde van tests is beperkt bij jonge kinderen
  2. Ouders kunnen (te)veel waarde hangen aan de resultaten
  3. Kind kan ander gedrag laten zien in test omgeving.
17
Q

Waarom is het van belang om rekening te houden met zintuigelijke of motorische beperkingen van het kind?

A

Het is van belang om hier rekening mee te houden omdat zij door hun beperking kunnen worden gehinderd antwoorden te geven die zij wel weten, waardoor hun niveau wordt onderschat.

18
Q

Geef een voorbeeld van hoe overinterpretatie bij de hulpverlener kan optreden.

A

Wanneer er alleen wordt onderzocht naar informatie die de hypothesen bevestigen. Of wanneer de hulpverlener de behoefte heeft de persoon als geheel te beoordelen en zich daardoor niet aan de vraagstelling houdt.

19
Q

Noem 3 kritische kanttekeningen bij het overwegen van een ITO

A
  • ITO wordt individueel afgenomen
  • Vergt een specifieke onderzoekssituatie
  • Behelst een zekere mate van standaardisering
20
Q

Het komt wel eens voor dat kinderen uit testen willen komen door middel van manipulatief gedrag. Dit kan bijvoorbeeld zijn overal een spelletje van maken, zich van den domme houden of steeds over iets anders beginnen. Noem een voorbeeld van iets dat je zou kunnen doen als voorbereiding, als je weet dat het kind dit soort gedrag vertoont.

A
  • Voor welke taken is het kind wel gemotiveerd
  • Een beloning in het vooruitzicht stellen
  • Het manipulatieve gedrag kunnen negeren en daardoor de sessie wat ruimer inplannen
21
Q

Leg de begrippen overinterpretatie en onderinterpretatie uit en hoe deze een negatieve invloed kunnen hebben op het interpreteren van tests

A

Onderinterpretatie: geen conclusies durven trekken omdat de hulpverlener zich zo bewust is van de tekortkomingen van de gebruikte tests. Mogelijk waardevolle info wordt zo geen gebruik van gemaakt.
Overinterpretatie: zoeken naar info die de hypothese bevestigt. Dit is geen betrouwbare manier om tests te gebruiken.

22
Q

Leg uit hoe de observatiepunten bij een testafname worden genoteerd.

A

Men kan kijken naar de fysieke verschijning, contactname, socialisatie, emotionele reacties, taakgericht werken, faalangst en spraak en taal. Men noteert alles wat opvallend is. Wanneer je geen bijzonderheden hebt geconstateerd, geef je een korte beschrijving van de indruk die het kind op jou maakt.e

23
Q

Noem 3 doelen van een ITO

A
  • Om te bepalen in hoeverre het theoretische begrip dat met de gebruikte test gemeten is, op de proefpersoon van toepassing is.
  • Om een bepaalde vergelijking met andere proefpersonen mogelijk te maken
  • Om een uitspraak te doen over te verwachten gedrag of gevoelens van de proefpersoon buiten de testsituatie
24
Q

Wanneer voer je een ITO uit?

A

Wanneer je kenmerken van het kind in beeld wilt brengen die buiten de natuurlijke omgeving beter vast te leggen zijn dan er binnen