TAK H11 Flashcards

1
Q

Op welke cognitieve functies verschillen het verbale en performale IQ van elkaar?

A

Verbaal: taalbegrip - actieve taal - redeneren - verbaal geheugen
VS
Performaal: taalbegrip - innerlijke taal - redeneren - visualisatie - visuomotoriek - snelheid van informatieverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het noodzakelijk een schatting te maken van het intellectuele functioneren van kinderen wanneer we klachtgedrag willen interpreteren?

A

Omdat intellectueel vermogen vaak inzichtelijk kan zijn voor het probleemgedrag van kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke subtests van de WISC-R zouden kinderen met een autisme spectrum stoornis uitvallen?

A

Begrijpen en plaatjes ordenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vaardigheid hoort niet bij de 7 primaire mental abilities van Thurstone?

A

Visueel ordenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De interpretatie van de Wechsler-test kan door middel van kijken naar het aantal subtests dat afwijkt van de gemiddelde subtest normscore. De ‘indeling van Bannatyne’ is een hergroepering van subtests in 4 clusters:

A

Begripsfactor, sequentieerfactor, verworvenkennisfactor, ruimtelijk-analytisch factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke intelligentietests kunnen goed gebruikt worden voor kinderen met verminderde taalbeheersing?

A

SON-R en WNV-NL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk soort intelligentie meten traditionele intelligentietests over het algemeen goed en wat slecht?

A

Traditionele intelligentietests zijn over het algemeen goed in het voorspellen van onderwijsprestaties maar minder goed in het voorspellen van het functioneren in het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De procedure voor het interpreteren van de WISC-III bestaat uit 5 stappen. Wat is de juiste volgorde van deze stappen?

A
  1. Totaal IQ
  2. Verbaal IQ en Performaal IQ
  3. Intelligentiefactoren
  4. Afzonderlijke subtests
  5. Kwalitatieve gegevens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een kind dat wat betreft intelligentie onderzoek bij de beste 10%, kan bijvoorbeeld een deel van de week uitdagender onderwijs ontvangen. Dit is een voorbeeld van:

A

Plusklas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke 3 subcomponenten bestaat intelligentie volgens de theorie van Sternberg?

A

Componential, experiential, en contextual intelligence.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de Three-stratum theory van intelligentie in?

A

Een hiërarchisch model dat op te delen is in 3 niveaus: een algemene factor (g) op niveau 3, 7 groepsfactoren op niveau 2, en een groot aantal specifieke factoren op niveau 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In 1927 begon de discussie over intelligentie. Spearman begon aan het ontwikkelen van een intelligentie test. Wat betekende hierin de ‘g-factor’?

A

De g-factor stond voor de correlaties tussen verschillende (sub)tests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer spreek je van een harmonisch/disharmonisch profiel en wanneer van consistent/inconsistent profiel

A

We spreken van een harmonisch profiel als er geen verschillen zijn tussen IQ-scores. We spreken van consistent als de subtestnormscores vergelijkbaar is met de gemiddelde normscore.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke Wechsler intelligentietest(s) kun je gebruiken bij een kind van 6,6 jaar?

A

Je kan zowel de WPPSI-III als de WISC-III gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke van de volgende stoornissen kan een intelligentieonderzoek ook veel informatie geven?

A

Non-verbale leerstoornis (NLD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke zin over intelligentie testen is WAAR?

A

Het gemeten IQ van kinderen onder de 5 is maximaal een halfjaar houdbaar

17
Q

Welke begrip hoort niet thuis bij het algemene model voor de structuur van de intelligentie?

A

Secondary mental abilities

18
Q

Wat is NIET waar met betrekking tot intelligentie en dyslexie?

A

Intelligentie is een relevante factor bij opsporing en onderkenning van dyslexie

19
Q

Wat zijn de 3 niveaus van intelligentie?

A

Niveau A: genetisch bepaald en in neurale structuur vastgelegde potentie.
Niveau B: intelligentie die in functioneren naar voren komt
Niveay C: intelligentie gemeten met intelligentietest

20
Q

Volgens Tak is het belangrijk om altijd onderzoek te doen (impliciet of expliciet) naar de intelligentie van kinderen en jongeren, welke reden wordt hiervoor gegeven?

A

Een schatting van het intellectuele functioneren is noodzakelijk om klachten of problemen te kunnen interpreteren.

21
Q

Wat zijn 2 problemen waar men tegen aan kan lopen als emotionele intelligentie als begrip wordt gebruikt?

A
  1. Het lijkt niet zozeer te gaan om cognitief presteren maar meer om een persoonlijkheidskenmerk.
  2. Er is niet aangetoond dat resultaten op een emotionele intelligentie test situaties in het echte leven kunnen voorspellen
22
Q

Noem een niet-talige intelligentietest. Noem ook 2 doelgroepen waarvoor een niet-verbale intelligentietests geschikt kan zijn?

A

SON, WNV. Dove/slechthorende kinderen, kinderen met autisme met voornamelijk problemen in de communicatie, kinderen met taal- en/of spraakstoornis, kinderen die geen Nederlands spreken.

23
Q

Wat is het verschil tussen fluid en crystallized intelligence? Geef een korte beschrijving van beiden.

A

Fluid intelligence: hierbij ligt het accent op inductief en deductief redeneren en de mate van flexibiliteit in denken en het probleemoplossend vermogen in nieuwe situaties.
Crystallized intelligence: hierbij gaat het om taken waarbij ervaring en aangeleerde kennis en vaardigheden en routines juist wel een grote rol spelen. Wordt beïnvloed door cultuur. Deze vorm van intelligentie neemt in principe toe naarmate iemand ouder wordt en komt o.a. tot uiting in algemene kennis en woordenschat.
Verschil: aanleg (fluid) vs aangeleerd (crystallized)

24
Q

Hoe ziet de indeling van Bannatyne eruit op basis van 4 factoren?

A
  1. Een begripsfactor
  2. Een ruimtelijk-analytische factor
  3. Een concentratiefactor
  4. Een verworvenkennisfactor
25
Q

Wat is de gehele naam van de WISC-III

A

Wechsler Intelligence Scale for Children III

26
Q

Leg uit wat het CHC-model van Carroll inhoudt?

A

Is gebaseerd op de three stratum heory van Carroll.

27
Q

Waarom zijn hoogbegaafde kinderen geen uniforme groep? Leg uit en benoem aspecten hoogbegaafdheid.

A

Niet alleen intelligentie is belangrijk, maar ook creativiteit en motivatie. Deze zijn belangrijk want als er te weinig creativiteit en motivatie is dan zou het kind de intelligentie niet optimaal kunnen toepassen waardoor het er niet uitspringt en dus niet onder hoogbegaafd valt.
Daarnaast kunnen hoogbegaafde kinderen faalangstig, somber zijn en moeilijk aansluiting vinden en soms ook onderpresteren.

28
Q

Welke aspecten komen vaak terug in een definitie van intelligentie?

A

Probleemoplossingsvaardigheid, redeneervermogen, leervermogen en aanpassingsvermogen.

29
Q

Voor welke specifieke doelgroep is de RAKIT bruikbaar en waarom?

A

Kinderen met een LVB, de normen beginnen bij een IQ van 40

30
Q

Wat is de associatie tussen intelligentie en dyslexie?

A

Leren lezen is afhankelijk van intelligentie, maar leesproblemen worden veelal gekenmerkt door zwakke fonologische vaardigheden, die weinig met intelligentie te maken blijken te hebben. Voor de opsporing en onderkenning van dyslexie is intelligentie daarom niet zozeer van belang, intelligentie speelt echter wel een rol bij het behandelen van dyslectisch kinderen.