TAK H4 Flashcards

1
Q

Wat wordt er bedoeld met een heteroanamnese?

A

Met een heteroanamnese wordt er informatie verkregen over een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer gebruik je protectieve technieken zoals de ‘tovervraag’?

A

Bij kinderen van basisschoolleeftijd; beperkt vermogen tot introspectie en zelfbeschrijving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is GEEN diagnostische valkuil?

A

Wanneer de hulpverlener afgaat op de verklaring van de client wanneer het gaat om een verklaring van seksueel misbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk van de onderstaande gegevens valt NIET onder de basale observatie gegevens?

A

Stemming en gevoelsuitingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer er sprake is van een heftig loyaliteitsconflict, kan de intaker gebruik maken van het volgende vraagtype:

A

Een indirecte of projectieve vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van de onderstaande gedragskenmerken hoort NIET bij de houding van de intaker?

A

Vermijd strengheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat valt niet onder de observatie gegevens?

A

Haarstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een voorbeeld van een projectieve vraag?

A

‘Wat deed die vrouw toen, denk je?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke fase van het intakegesprek wordt het kind op zijn gemak gesteld en ontvangt deze uitleg over de reden van het gesprek?

A

Introductiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf het type van de volgende zin: Als een jongen een zusje heeft die hem dwarszit

A

Het is een stimulusdeel die indirect en open is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoeld met ‘meeleven zonder te beleven;?

A

Maximale toenadering tot een cliënt met behoud van distantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het primaire doel van een intake?

A

Het verzamelen van relevante informatie over kinderen met problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke fase hoort niet bij een intake?

A

Internalisatiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet de opbouw van de intake met een kind eruit?

A

De intake kan worden verdeeld in drie fases: introductiefase, exploratiefase en afsluitingsfase.
Introductiefase: het doel om info te geven over de gang van zaken en een begin te maken aan de goede sfeer.
Exploratiefase: Word een beeld geprobeerd te vormen van de aanmeldingsreden en welke problemen er zijjn.
Afsluitingsfase: verteld hoe de verdere gang van zaken eruit zal gaan zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er anders aan een intakegesprek met adolescenten dan met jonge kinderen of volwassenen? Wat is hetzelfde?

A

Het primaire doel is hetzelfde: het verzamelen van informatie over de klachten, de hulpvraag en de attitude ten opzichte van de problematiek.
Verschil: de overgang van onderzoek naar behandeling is vloeiender, waardoor een eerste gesprek met adolescenten gemakkelijker de aard van een behandelingsgesprek kan gaan krijgen.
Ook zijn adolescenten extra complex, motivatie problemen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan het relevant zijn om een biografische anamnese af te nemen bij de ouders van de cliënt?

A

Zo worden de huidige problemen in context geplaatst van de levensgeschiedenis van de ouders zelf waardoor je meer inzicht kunt krijgen in hun attitudes van de problemen en hulpverlening.

17
Q

Noem 3 manieren waarop een intaker zijn vragen kan aanpassen aan een kind met een taalachterstand.

A
  • Geen complexe zinnen gebruiken,
  • Hoeveelheid informatie-eenheden beperken,
  • Structuur van zinnen eenvoudig houden.
  • Geen dubbele ontkenningen gebruiken
18
Q

Wat houdt de afname van een ontwikkelingsanamnese in?

A

Het functioneren van het kind wordt chronologisch nagelopen. Er wordt een overzicht gecreeerd van gebieden waarop het kind in zijn functioneren bedreigd wordt of waarop het kind juist probleemloos functioneert.

19
Q

Noem de 3 doelen van een diagnostisch interview

A
  1. Verzamelen van relevante info
  2. Andere problemen onderzoeken die niet naar voren kwamen uit de hulpvraag
  3. De hulpvraag verhelderen.
20
Q

Noem twee moeilijkheden die interculturele diagnostiek met zich meeneemt, en geef voorbeelden.

A
  • Conventieverschillen; onbeleefd om een volwassene recht in de ogen te kijken.
  • Verschillen in responsstijlen; sociaal wenselijk.
  • Connotatieverschillen; hoe zwaar liegen wordt opgevat.
    4. Gevoelens die moeilijk bespreekbaar zijn; in sommige culturen wordt open sprken over gevoelens afgewezen.
21
Q

Noem 3 vragen die men kan stellen in de biografische anamnese

A

Wat voor werk doet u?
In wat voor relatie bevindt u zich momenteel?
Wie voedt u momenteel op?

22
Q

Bij het verzamelen en ordenen van info tijdens de intakeafname spelen praktijktheorieën een belangrijke rol. Noem 4 theorieën en korte beschrijving.

A
  • Praktijktheorieën ontleend aan epidemiologie: epidemiologische kennis omtrent stoornissen.
  • Theorieën over aanlegfactoren en omgevingsinvloeden: opvatting over omgevingsinvloeden, dit biedt meer perspectief op de veranderbaarheid van problemen.
  • Theorieën over de kinderlijke ontwikkeling: emotionele, cognitieve, morele en sociale ontwikkeling van kinderen zijn richtinggevend voor de inhoud van de intake.
  • Theorieën over ontstaan en manifestatie over psychopathologie bij kinderen: goed gebruik van deze theorieen maakt het mogelijk om doelgericht tot een diagnose te komen.
23
Q

Benoem 2 voordelen en 2 nadelen van gestandaardiseerde diagnostische interviews.

A

Voordelen:

  1. Er wordt voorkomen dat er selectief informatie wordt verzameld, info wordt genegeerd, of dat moeilijke onderwerpen niet worden vermeden.
  2. Het bestrijken van alle relevante symptoomgebieden en de grotere toegankelijkheid van dossier voor klinisch-wetenschappelijk onderzoek.

Nadelen:

  1. Er komt een oppervlakkig beeld
  2. Kost heel veel tijd.
  3. Aspecten zoals attitude, motivatie en emoties komen niet aan de orde.