TAK H6 Flashcards

1
Q

Wat is geen voordeel van vragenlijsten?

A

Generaliseerbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer items van een vragenlijst meer hetzelfde concept meten is er sprake van…

A

Meer intentie consistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is geen voorbeeld van het meten betrouwbaarheid?

A

Test-versus-testbetrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste vormen van validiteit?

A

Begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de meetpretentie van de AUTI-R schaal?

A

Onderkenning en vroegkinderlijk autisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee soorten normen worden genoemd in H6 in Tak?

A

Normen gebaseerd op rangorde & normen gebaseerd op gemiddelde en spreiding van scores binnen de normgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stelling 1: Factoren kan je zien als syndroom
Stelling 2: Op basis van de correlaties tussen alle items van een vragenlijst wordt bekeken welke groepjes items bij elkaar horen
Welke stelling is juist?

A

Beide stellingen zijn juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn meerdere vormen van validiteit, maar welke vorm is volgens Tak met name in de klinische praktijk van belang?

A

Criteriumvaliditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is GEEN vorm van ‘operatief characteristics’?

A

Discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zorgt ervoor dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij vragenlijsten vaak laag is?

A

Informanten zouden een andere visie op de problemen kunnen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer verhoog je de interne consistentie van een vragenlijst?

A

Als alle items van een vragenlijst hetzelfde concept meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De validiteit van een vragenlijst is de mate waarin deze aan het doel beantwoord. Er zijn verschillende vormen van validiteit. Waar spreek je van als het gaat om het begrip dat men ermee beoogt te meten ook daadwerkelijk meet?

A

Begripsvaliditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een kind van 8 jaar heeft externaliserende problemen, welke informaten zijn de belangrijkste volgens de 2 uitgangspunten van Greca en Lemanek?

A

Zowel de ouders als leerkracht zijn van belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat beïnvloedt de rapportage niet?

A

Geen van allen: Dus persoonlijkheidskenmerken van de professional niet, problemen met ouders niet en ontwikkelingsniveau kind niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is GEEN valide vorm van betrouwbaarheid?

A

Intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is criteriumvaliditeit?

A

Criteriumvaliditeit betreft de mate waarin een score op een vragenlijst een goede voorspeller is van gedrag buiten de testsituatie

17
Q

Wat is validiteit en naar welke 2 basisvormen is zij terug te voeren?

A

De validiteit van een vragenlijst is de mate waarin deze meet wat zij beoogt te meten

  1. Begripsvaliditeit
  2. Criteriumvaliditeit
18
Q

Soms is het zo dat verschillende informanten tot verschillende informatie komen. Noem een reden waarom dit niet altijd een probleem hoeft te zijn.

A

Deze verschillende bronnen kunnen elkaar juist ook aanvullen. Hierbij moet wel altijd worden nagegaan waarom deze verschillen in informatie zijn ontstaan.

19
Q

Noem 3 verklaringen die kunnen worden gegeven voor verschillen tussen informanten

A
  1. Het probleem kan situatie specifiek zijn. Een kind kan bijvoorbeeld heel erg druk zijn op school, maar thuis merken de ouders er helemaal niks van. De leerkracht van dit kind zal hierdoor een andere beschrijving geven van het kind dan de ouders zullen doen.
  2. De verschillende informanten kunnen verschillende referentiekaders hebben. Een leerkracht zal een kind bijvoorbeeld vergelijken met andere kinderen in de klas, waar ouders het kind vergelijken met broertjes of zusjes. Dit kan verschillende info opleveren.
  3. Het soort probleemgedrag kan er ook zorgen voor verschillen. Bij internaliserend probleemgedrag zal het kind zelf wel aangegeven dat hij/zij problemen heeft, maar buitenstaanders zoals de ouders of leerkracht zullen dit minder door hebben en mogelijk niet rapporteren.
20
Q

Noem 4 angststoornissen die gemeten kunnen worden met de SCARED-NL

A

Separatieangststoornis, paniekstoornis, specifieke fobie, sociale fobie, obsessief-compulsieve stoornis, posttraumatische en acute stressstoornis, gegeneraliseerde angststoornis

21
Q

Noem 3 soorten betrouwbaarheid

A

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, test-hertestbetrouwbaarheid, interne consistentie

22
Q

Wanneer spreken we van een adequate normering bij vragenlijsten?

A

Ten eerste is de representativiteit van de steekproef die gebruikt is boor het verkijgen van de normgegevens van groot belang. De steekproef dient representatief te zijn voor het onderzochte kind om een zinvolle vergelijking tussen de score van het onderzochte kind om een zinvolle vergelijking tussen de score van het onderzochte kind en de verdeling van scores binnen de normgroep mogelijk te maken.
Ten tweede dient de normgroep van voldoende omvang te zijn.
Ten slotte dient de aard van de normgroep overeen te komen met het doel waarvoor de vragenlijst gebruikt wordt.

23
Q

Noem 3 voordelen van het gebruik van een betrouwbare en valide vragenlijst bij diagnostische besluitvorming.

A

Drie van de volgende:

  • Standaardisatie
  • Volledigheid
  • Kwantificeerbaarheid
  • Efficiëntie
  • Transparantie
  • Cliëntfeedback
  • Onderzoekbaarheid
  • Professionalisering
  • Profilering
24
Q

Wat wordt bedoeld met ‘factoren’?

A

Bepaalde groepjes items die te onderkennen zijn die bij elkaar horen en als zodanig ook zijn af te grenzen van andere groepjes

25
Q

Wat is begripsvaliditeit?

A

Begripsvaliditeit kijkt of de vragenlijst overeenkomt met andere vragenlijsten die hetzelfde meten, of de factoren naar voren komen die je volgens de theorie verwacht en of bepaalde groepen scores behalen die je verwacht.

26
Q

Jouw cliënt heeft internaliserende problematiek, namelijk angstige gedachten. Er is een discrepantie tussen de gedragsbeoordeling van het kind en zijn ouders. Noem een mogelijke verklaring hiervoor.

A

Bepaalde symptomen zijn minder duidelijk observeerbaar en vooral te rapporteren dor het kind zelf. Buitenstaanders moeten dit soort problemen afleiding uit zichtbare gedragingen, wat moeilijk is als het om gedachten gaat.

27
Q

Wat is het verschil tussen de of-regel en de en-regel?

A

Bij de of-regel hoeft slecht 1 informant probleemgedrag te rapporteren, bij de en-regel 2 of meer.

28
Q

Waarom is een adequate normering belangrijk bij het afnemen van een test?

A

Normering is belangrijk omdat op deze manier de score van een individueel kind vergeleken kan worden met de scores van kinderen uit de normgroep en op deze manier beoordeeld kan worden of - en zo ja, in welke mate - het gedrag van heet onderzochte kind afwijkt van dat van kinderen uit de normgroep. Zonder normering is een instrument niet goed bruikbaar.