Taal Flashcards
Labelen
Principe voor woordenschatverwerving dat kinderen gebruiken voor het leren van woorden. Bij labelen koppel je een woord aan een voorwerp of gebeurtenis uit de werkelijkheid.
Categorie
Wanneer een kind leert dat je een woord ook in andere contexten kan toepassen
Netwerkopbouw
Relaties met andere woorden leggen
Principe voor woordenschatverwerving dat kinderen gebruiken voor het leren van woorden.
Hierbij wordt de woordenschat van een kind ontwikkelt door allerlei betekenissen in het geheugen aan elkaar te koppelen.
Viertakt van expliciete woordenschatdidactiek
Voorbewerken
Semantiseren
Consolideren
Controleren
Voorbewerken (oude stijl)
Activiteiten die erop gericht zijn dat leerlingen betrokken raken bij de context waarin woorden voorkomen
Semantiseren (oude stijl)
Uitleggen van de betekenis van een woord
-Uitbeelden
-Uitleggen
-Uitbreiden
Consoloderen (oude stijl)
inoefenen van de behandelde betekenissen met behulp van verwerkingsactiviteiten
Controleren (oude stijl)
Zijn de nieuwe woorden en betekenissen ook daadwerkelijk onthouden
Voorbewerken (rijke taal)
Kiezen voor een multiperspectivisch thema; kiezen uit een groot aantal boeken en teksten die aansluiten bij de verschillende perspectieven van dit thema; kiezen van voorwerpen, filmpjes om te zorgen voor kennisopbouw, zorgen voor betekenisvolle opdrachten die aansluiten bij het thema en de teksten; enthousiast maken van leerlingen voor het thema en de boeken.
Semantiseren (rijke taal)
Lezen en voorlezen van teksten en boeken (fictie en non-fictie) rond het thema en daarover in gesprek gaan. Samen met leerlingen zoeken naar concepten die de moeite waard zijn om te bewaren en daar bijvoorbeeld een woordveld van maken.
Consolideren (rijke taal)
Het uitvoeren van betekenisvolle opdrachten bij thema’s en teksten.
Evalueren (rijke taal)
Leerlingen vragen te vertellen of te schrijven over wat zij geleerd hebben over een thema.
Taalontwikkelingsfases
Prelinguale fase
Vroeg Linguale fase
Differentiatiefase
Voltooiingsfase
Prelinguale fase
0-1 jaar
Vocaal spel
Ouders hebben universele manier van spreken met de kindere:
Hoge tonen, Dichtbij, Mimiek vriendelijk, Veel herhaling (a en i klank)
Vroeg linguale fase
1-2,5 of 3 jaar
Geluiden koppelen aan begrippen
Bestaat uit de fase van eenwoordzin, tweewoordzin en meerwoordszin.
Differentiatiefase
2,5 tot 7 jaar
De taalontwikkeling wordt op alle niveaus van taal veel gedifferentieerder. Kinderen leren veel nieuwe woordsoorten en de woordenschat breidt zich sterk uit.
Voltooingsfase
Basis gelegd. Blijft groeien bij input. Weinig fouten meer.
Aan het einde van deze periode beheerst een kind de taal op dezelfde manier als een volwassene. Er is alleen verschil in de grootte van de woordenschat.
Componenten van taal
Fonologie, Semantiek en lexicon, Syntax, Morfologie, Syntax, Pragmatiek
Fonologie
Klankenleer
Semantiek en Lexicon
Betekenis woorden
Syntax
Zinsbouw
Morfologie
Veranderingen op woordniveau
Enkelvoud en Meervoud
Pragmatiek
Op het juiste moment op de juiste plek.
Sociale taalfunctie
Zelfhandhaving,
Zelfsturing,
Sturing van anderen,
Structurering van het gesprek
Zelfhandhaving
Goed opkomen voor jezelf. Grenzen aangeven. In relatie met de ander
Zelfsturing
Aangeven wat jezelf gaat doen.
Handelen …
Controle over jezelf
Sturing van de ander
Een ander iets laten doen door taal
Structurering van een gesprek
Uit een gesprek kunnen stappen. Hoe loopt het nu. Aansturen gesprek zelf. (meta cognitie)
Wat is het belang van diep lezen
Kennisverwerving
Woordenschat ontwikkeling
Leesmotivatie
Ontwikkeling van volgehouden concentratie
Metalinguïstisch bewustzijn
Het vermogen om na te denken over de vorm en het gebruik van taal en om onbewuste kennis over de regels in de taal te verwoorden.
Simultane tweetaligheid
Wanneer kinderen voor hun derde levensjaar beginnen met het leren van een tweede taal.
Successieve tweetaligheid
Kinderen leren de tweede taal nadat ze de eerste taal hebben geleerd. De hierna is na het derde levensjaar.
Interferentiefouten
Fouten die voortkomen uit verschillen tussen de eerste en tweede taal. Bijvoorbeeld klanken die in de eerste taal niet voorkomen.
Functionele Competentie
Het vermogen van de taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te passen aan de specifieke situatie
Grammaticale competentie
Linguïstische competentie
Het gaat hierbij niet alleen om het kennen van de grammaticale regels, maar ook om de woordenschat, correct vervoegen en verbuigen van woorden en de kennis van de correcte uitspraak van woorden
De kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om te kunnen communiceren. Maakt deel uit van de communicatieve competentie.
Tekstuele competentie
Kennis van gesproken en geschreven teksten. Hoe begint en eindigt een gesprek en kennis van de regels voor schriftelijke communicatie
Strategische competentie
Strategieën gebruiken om bepaalde doelen te bereiken. Bijvoorbeeld anderen overtuigen of aanzetten tot actie.
fonologisch bewustzijn
Het vermogen om te kunnen reflecteren op de klankvorm van de taal. Dit maakt onderdeel uit van het taalbewustzijn of ook wel metalinguïstisch bewustzijn.
Auditieve discriminatie
De vaardigheid om overeenkomsten en verschillen tussen klanken of woorden te kunnen plaatsen
Auditieve analyse
De vaardigheid om in een woord verschillende fonemen te onderscheiden.
Ook het herkennen van afzonderlijke woorden in een zin en klankstukken in een woord rekenen we tot de auditieve analyse.
Visuele discriminatie
Het zien van verschillen en overeenkomsten tussen afbeeldingen, letters of woorden. Meest basale visuele vaardigheid.
Visuele analyse
Binnen een woord afzonderlijke grafemen onderscheiden. In ruimere zin heeft het ook betrekking op het onderscheiden van delen binnen een geheel.
Visuele syntheses.
het samenvoegen van grafemen.
Spatieel ordenen
ruimtelijk ordenen. In het Nederlands zijn letters van links naar rechts geordend.
Letterpositie bepalen
De visuele pendant van klankpositie bepalen. Een kind moet aan kunnen geven op welke plaats een letter in een woord te vinden is
De Elementaire leeshandeling
Strategie voor technisch lezen, waarbij de lezer afzonderlijke grafemen verklankt en vervolgens samenvoegt tot een woord.
Stap 1: Van links naar rechts koppelen van fonemen.
a. Werken volgens de leesrichting
b. Visuele analyse in grafemen
c. Koppelen van foneem aan grafeem
d. Fonemen op volgorde onthouden
Stap 2 Auditieve Synthese
Stap 3 Betekenis geven
Wat zijn de fasen van de spontane schrijfontwikkeling
a. Het tekenen van woorden
b. Het krabbelen van nog niet herkenbare lettertekens
c. Het schrijven van letterachtige vormen of letters
d. Het weergeven van woorden door een of enkele letters
e. Invented spelling
Waar zijn de AVI leesniveaus op gebaseerd?
AVI toetsen in leesniveaus is alleen gebaseerd of formele kenmerken, zoals het aantal woorden, de woordfrequentie en de gemiddelde lengte van een woord.
Het top-down model
Hierbij wordt er voornamelijk vanuit gegaan dat de lezer woorden herkent op grond van onder andere de voorkennis over de tekst en op grond van het waarnemen van vluchtige kenmerken van een woord.
Bottum-up model
Theorie over het verloop van het leesproces die er vanuit gaat dat de lezer begint bij het waarnemen op het meest elementaire niveau, dat van de letters, en vervolgens de hogere niveaus waarneemt van de woorden en zinnen in een tekst.
Een lezer begint met het waarnemen op het meest elementaire niveau
interactief model
Interactie van Top-down en Bottum-up
Theorie over het verloop van het leerproces die ervan uitgaat dat het lezen een afwisseling is tussen voorspellend lezen en woord voor woord lezen. Bij het lezen gebruikt de lezer de visuele informatie aan de ene kant en zijn kennis van de taal aan de andere kant.
Functioneel Analfabetisme
Iemands leesniveau is zo laag dat hij zich niet kan redden in een geletterde samenleving. Vaak hebben ze wel op de basisschool gezeten.
Fonologische bewustzijn
De bewustwording dat een woord uit verschillende klanken bestaat.
Auditieve objectivatie
De vaardigheid om te reflecteren op de klankvorm en niet de betekenis.
letten op de klank en niet de betekenis
Auditieve discriminatie
verschil horen tussen woorden of klanken
Auditieve Analyse
De vaardigheid om in een woord afzonderlijke fonemen te onderscheiden. Ook het herkennen van afzonderlijke woorden in een zin en klankstukken in een woord rekenen we tot de auditieve analyse.
Een woord in klanken spellen
Auditieve synthese
losse klanken samenvoegen tot en woord
Temporeel ordenen
de volgorde van klanken of woorden onthouden
Klankpositie bepalen
aangeven waar je een klank in een woord hoort
Het is een combinatie van vaardigheden: auditieve analyse, temporeel ordenen en de kennis van begrippen.
Het schrijfproces bestaat uit welke 3 componenten:
a. De kennis van de schrijver
b. De communicatieve situatie
c. Het feitelijke schrijfproces
Denkend schrijven
Schrijven is een vorm van denken, waarbij de schrijver moet nadenken over de organisatie van zijn tekst, de wijze van formulerenen nog vele andere problemen. Vooral gebruikt door ervaren schrijvers.
Een schrijfstrategie waarbij een schrijver de opdracht analyseert en vertaalt in een of meer problemen. Hij denkt na over de doelstelling en het publiek en gaat na wat hij al weet van het onderwerp. Tijdens het schrijven brengt hij steeds veranderingen, wijzigingen, aanvullingen en verbeteringen in de tekst aan. De verbeteringen hebben betrekking op alle aspecten van een tekst: inhoud, structuur, taalgebruik en spelling.
Vertellend schrijven
Praten op papier. Eenvoudigere vorm van schrijven die vooral door jonge kinderen wordt gebruikt.
Een schrijfstrategie waarbij een schrijver weergeeft wat hij al weet over een onderwerp. Een schrijver begint direct met schrijven nadat de schrijfopdracht is gegeven en schrijft meteen een definitieve versie van een tekst. Verbeteringen hebben alleen betrekking op woordkeus, spelling en interpunctie en niet op de structuur van de tekst.
Beoordelen van jeugdliteratuur kan vanuit drie criteria
Literair
Pedagogisch
Ideologisch
Haiku
Gedicht van 3 regels met respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen
Elfje
Gedicht van elf woorden verdeeld over 5 versregels 1, 2, 3, 4, 1
Naamgedicht (acrostichon)
gedicht waarvan de eerste letters van een versregel of strofe een naam vormen.
Rondeel
Een rijmend gedicht van 8 regels waarvan de versregels 1, 4 en 7 hetzelfde zijn, net als 2 en 8.
Sonnet
Een gedicht van 14 versregels, waarbij de eerste twee strofen uit vier regels bestaan en de laatste twee strofen uit drie regels.
Limerick
Vijfregelig gedicht met rijmschema aabba
In de eerste regel van het gedicht wordt vaak een persoon of een plaatsnaam geïntroduceerd.
Morfeem
Het kleinste betekenis dragende element van een taal. Er zijn twee soorten morfemen: vrije morfemen en gebonden morfemen
Vrij morfeem
Morfemen die als los woord kunnen voorkomen en dat niet verder is op te splitsen in betekenis dragende delen.
Gebonden morfeem
Kun je niet als woord gebruiken -ig of -heid.
Het is altijd gekoppeld aan een ander woord. Deze zijn te verdelen in voorvoegsels en achtervoegsels.
Meta linguïstisch bewustzijn
Het vermogen om over de vorm en het gebruik van taal na te denken.
Elementaire spellingshandeling
Spellingsstrategie waarbij een woord wordt opgesplitst in fonemen en voor elke foneem het juiste grafeem wordt geschreven.
De elementaire leeshandeling bestaat uit:
Input (gesproken woord),
Auditieve analyse,
Onthouden volgorde fonemen,
Koppeling foneem/grafeem,
Geschreven woord
Hoofdregels voor de Nederlandse spelling
Fonologisch principe
Morfologische principe
Syllabisch principe
Etymologisch principe
Morfologische principes
Regel van de gelijkvormigheid
Regel van de overeenkomst
Principe van de Nederlandse spelling waarbij elk morfeem steeds op dezelfde manier wordt gespeld, ongeacht verschillen in uitspraak, zoals bed en bedden. Ook wel in beginsel de vormovereenkomst genoemd.
Regel van de gelijkvormigheid
Voor elk morfeem dezelfde lettercombinaties, bijvoorbeeld: hond - honden
Regel van de overeenkomst
Elk woord volgens dezelfde woordvormingsregels, bijvoorbeeld: breedte -lengte
Syllabisch principe
Verenkelingsregel
Verdubbelingsregel
Verenkelingsregel
Aan het einde van een klankgroep voor een lange klank een letter
Verdubbelingsregel
Aan het eind van een klankgroep volgt na een korte klank verdubbeling van de volgende medeklinker
Woordbeeld strategie
Als we een woord goed schrijven door een beroep te doen op ons woordgeheugen. Ook wel visuele strategie genoemd. Wordt gebruikt voor woorden waarvan de spelling niet te beredeneren is.
Regelstrategie
Wanneer iemand bij het schrijven van een woord gebruik maakt van een spellingsstrategie
Fonologische strategie
Bij een eenduidige koppeling tussen fonemen en grafemen.
Spellingsstrategie waarbij je een woord opsplitst in klanken of klankgroepen en daar achtereenvolgens de bijbehorende letters voor schrijft. We kennen twee fonologische strategieën: de elementaire spellingshandeling en de klankclusterstrategie.
Analogiestrategie
Een woord schrijven door het te vergelijken met een ander woord
Afleiding:
niet alle delen van het woord kunnen zelfstandig voorkomen. Gebonden morfeem toegevoegd. voorbeeld: ge-varen. Er ontstaat wel een nieuw woord
Verbuiging:
samenvoegen van een vrije en gebonden morfeem er ontstaat geen nieuw woord.
Een woord waarbij een gebonden morfeem is toegevoegd aan een woord (net als bij afleiding), maar waarbij geen nieuw woord ontstaat. Naast groot kennen we de verbogen vorm grote.
Aanvankelijk lezen
De fase in het leesonderwijs waarin kinderen de letters aanleren en eenvoudige woorden hardop kunnen lezen. Voor de meeste kinderen speelt het aanvankelijke lezen zich af in groep 3.
Achtervoegsel
Een gebonden morfeem dat achteraan in een woord voorkomt, bijvoorbeeld -ig of -en
Actieve woordenschat
Productieve woordenschat
De woorden die je gebruikt om met anderen te communiceren
Afleiden
Strategie uit het begrijpend lezen waarbij de lezer impliciete informatie uit de tekst aanvult.
Akoestische identiteit
De klank van een woord, zoals die ligt opgeslagen in het woordgeheugen.
Akoestisch schriftsysteem
Schriftsysteem waarbij taal wordt weergegeven door afzonderlijke spraakklanken van een woord te noteren.
Alfabetisch schriftsysteem
Schriftsysteem waarbij taal wordt weergegeven door afzonderlijke spraakklanken van een woord te noteren.
Amuseren
Spreekdoel/tekstdoel waarbij de spreker / schrijver het doel heeft om de toehoorders te vermaken, te boeien of te ontroeren.
Analyseren
Taalbeschouwingsstrategie waarbij een woord, een zin of een tekst uit elkaar gehaald wordt in onderdelen, in losse elementen.
Analyseren van een woord
Woordstrategie waarbij je achter de betekenis van een woord komt door het te analyseren in de bekende woorden of door te letten op bekende voorvoegsels of achtervoegsels.
Antoniemen
Woorden met tegengestelde betekenis
Argumentatieve tekst
Tekstsoort waarin de schrijver de lezer probeert te overtuigen van zijn standpunt.
Articulatorische identiteit
De uitspraak van een woord zoals die ligt opgeslagen in het woordgeheugen.
Auditieve vaardigheden
Vaardigheden die betrekking hebben op het horen. Ze spelen een rol bij het aanvankelijk lezen en spellen. We kennen de volgende auditieve vaardigheden:
Auditieve objectivatie
Auditieve discriminatie
Auditieve analyse
Auditieve synthese
Temporeel ordenen
Klankpositie bepalen
Automatisering / automatiseren
De vaardigheid van een lezer om het decoderen van woorden sneller te laten verlopen en efficiëntere leesstrategieën te gebruiken. Een lezer die leest met behulp van clusters en spellingpatronen past een vorm van automatiseren toe ten opzichte van de elementaire leeshandeling. Het lezen met behulp van de visuele woordvorm, morfologische analyse of met behulp van context is een verdere vorm van automatisering.
BAVI
Indeling van teksten in AVI-niveaus waar de leesbeleving voorop staat. Bij het indelen van teksten wordt er rekening gehouden met de interesse van kinderen, het thema van een tekst, de leeservaring en de complexiteit van de verhaalopbouw.
Beginrijm
Alliteratie
Een rijmvorm waarbij (bijna) alle woorden van een dichtregel met dezelfde klank beginnen.
Beginnende geletterdheid
De ontwikkeling van de geletterdheid in groepen 1 tot en met 3 van de basisschoool.
Begrijpend lezen
Domein van taalonderwijs waarbij het gaat om het begrijpen van tekst en het achterhalen van de bedoeling.
Begrijpend luisteren
Zie globaal luisteren.
Meestal wordt de term gebruikt in de kleutergroepen als tegenhanger voor begrijpend lezen.
Beoordelingscriteria jeugdliteratuur
De criteria op grond waarvan boeken voor kinderen worden beoordeeld. Belangrijke criteria zijn:
Literaire criteria
Pedaggoische criteria
Ideologische criteria
Globaal luisteren
Een luisterstrategie waarbij je globaal de spreker probeert te volgen. Je volgt de lijn van een betoog en let minder op de details.
Bepalen doel, publiek en tekstsoort
Stelvaardigheid waarbij een schrijver van tevoren nagaat wat hij met zijn tekst wil bereiken, voor wie de tekst bestemd is en daar een passende tekstsoort bij kiest.
Beschouwende tekst
Tekstsoort die gaat over wat iemand vindt van iets uit de werkelijkheid. De mening van de schrijver is van belang.
Betoogstructuur
Een tekst structuur waarin een mening of standpunt wordt ondersteund met argumenten.
Brabbelen
Fase van prelinguale periode waarin de baby klankgroepen produceert zoals dadada, bababa, mamama en waarbij de klanken worden aangepast aan de moedertaal.
Categoriseren
Principe van woordenschatverwerving dat kinderen gebruiken voor het leren van woorden. Bij categoriseren combineer je betekenissen met elkaar en breng je woorden onder bij overkoepelende begrippen.