Pedagogische didactisch begeleiden Flashcards
Ontwikkeling als proces wordt beïnvloed door?
- Biologische factoren: groei en rijping
- Psychologische factoren: aanleg en persoonlijkheid
- Omgeving
Rijping of Rijpingsproces
Dat je ergens naartoe groeit.
Jean Jacques Rousseau
Rijping kun je niet versnellen, maar heeft wel stimulans nodig van de omgeving
Behaviorisme
Mens is een onbeschreven blad (tabula rase John Lock)
Leren vindt plaats door het effect dat gedrag heeft (Pavlov en Watson)
Nieuw, gewenst gedrag wordt geleerd door het gedrag te bekrachtigen en ongewenst gedrag afleren door negeren (Skinner)
Sociaal leren en model leren (Bandura)
Interactionisme
Nurture EN Nature (niet of)
Aanleg EN Omgeving
Zone van actuele ontwikkeling en zone van naaste ontwikkeling (Vigotski)
Ontwikkelaspecten
Lichamelijke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Creatieve ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Voorwaarden voor ontwikkeling
Veiligheid en Vertrouwen
Verbaal en Non-verbaal contact
Stimulerende omgeving
Ruimte en gelegenheid om te spelen en te leren
Groepsvorming fases
Forming, Storming, Norming, Performing, Reforming of Adjourning
De vertrouwensrelatie bestaat uit:
Echtheid
Acceptatie
Waardering
Empathisch handelen
Self Determination Theory
van Ryan en Deci
Competentie
Relatie
Autonomy
Rollen binnen de groep
Positief: Gezagdrager, Sociaal Werker, Organisator, Verkenner, Volger, Appelland, Joker
Negatief: Dictator, Intrigant, Meeloper, Zondebok
Normen
Ongeschreven regels
Waarden
Opvattingen over wat je de moeite waard vindt
Basis ingrediënten van een positieve groep
Veiligheid
Invloed
Persoonlijk Contact
Cyclus voor doelgericht onderwijs ontwerpen
Doelen stellen
Leeractiviteiten ontwerpen
Leeractiviteiten organiseren
Leeractiviteiten begeleiden
Evalueren
Soorten opbrengsten (doelen)
Kennis
Vaardigheden
Attitude
Ontwikkeling als persoon
Activiteit gericht onderwijs
Het accent ligt op “leuke activiteiten” en op de vraag of de leerlingen goed bezig zijn en gemotiveerd zijn
Doelgericht onderwijs
Het accent ligt op het behalen van belangrijke doelen door leerlingen
Activiteit gericht onderwijs in fases:
Startfase: Wat vinden de leerlingen leuk?
Focus: Zijn leerlingen betrokken bij de activiteit?
Proces: Zijn de leerlingen lekker bezig? Worden de activiteiten goed uitgevoerd?
Evaluatie: Hebben de leerlingen goed gewerkt?
Doelgericht onderwijs in fases:
Startfase:
Wat is belangrijk voor de leerlingen om te leren?
Focus:
Zijn de leerlingen met de juiste inhoud en onderwijsactiviteiten bezig?
Proces:
Hoe voeren leerlingen de activiteiten uit? Leiden de activiteiten tot de beoogde resultaten?
Evaluatie:
Zijn de beoogde doelen bereikt?
Activiteit gerichte opstart kans op
Vergroot de kans op extrinsieke motivatie, het afraffelen van werk en afkijken, en leidt uiteindelijk tot oppervlakkig leren.
Doelgerichte opstart kans op
intrinsieke motivatie, ontwikkeling en metacognitie groot. Dit leidt uiteindelijk tot diepgaand leren.
Onderwijs functies volgens Biesta (2012)
Kwalificatie: Het verwerven van kennis en vaardigheden gericht op vervolgonderwijs en beroep.
Socialisatie: Voorbereiden op de toekomstige rol in de maatschappij, politiek en samenleving.
Subjectivering: Persoonsvorming tot een autonoom en zelfstandig persoon.
Burgerschapsonderwijs
De ontwikkeling van leerlingen tot democratische burgers staat centraal
Drie basiswaarden:
vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap(Frans:liberté, égalité, fraternité)
Doel
Wat wil je op korte termijn bereiken
Leerdoel
Wat wil je op de langere termijn bereiken.
Criteria voor het opstellen van leerdoelen
-Zijn ze transparant en duidelijk
-Zijn ze afgestemd op de beginsituatie van de leerling
-Liggen ze net iets hoger dan het eigen kunnen van de leerlingen
-Bevatten ze succescriteria en zijn ze meetbaar of merkbaar
-Zijn ze uitdagend voor leerlingen
-Worden gecommuniceerd met de leerlingen, inclusief succescriteria
-Worden door leerlingen (h)erkend
Ebbinghause Forgetting Curve
direct 100% retentie
20 min 58% retentie
1 uur 44% retentie
9 uur 36% retentie
1 dag 33% retentie
2 dag 28% retentie
6 dag 25% retentie
31 dag 21% retentie
Ontwikkelingsgebieden
(Van Beemen & Beckerman, 2018)
Identiteitsontwikkeling:
Lichamelijke ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Taalontwikkeling
Creatieve ontwikkeling
Morele ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Grote (grove) motoriek, voortbeweging en coördinatie van het gehele lichaam en de ledematen als geheel.
Kleine (fijne) motoriek, de handfunctie.
Cognitieve ontwikkeling
Ontwikkeling van het denken, de waarneming en de fantasie
Intelligentie en geheugen
Het stadiummodel van Piaget (1896 – 1980)
Kinderen zien de wereld anders dan volwassenen
Piagets stadiummodel toont vaste volgorde waarin kinderen stadia van denken doorlopen
Sensomotorische stadium 0-2 jaar
Pre-operationele stadium 2-6 jaar
Concreet operationele stadium 6-12 jaar
Formeel operationele stadium Vanaf 12 jaar
Adaptatie:
aanpassing van denkschema’s om de wereld te begrijpen:
Assimilatie
Accommodatie
Organisatie gericht op quilibrium
Assimilatie
het incorporeren van nieuwe waarnemingsconcepten in een bestaand handelingsschema
Accommodatie
is het aanpassen van bestaande kennis of vaardigheden in nieuwe situaties
Sensomotorische stadium (0-2 jaar)
Koppeling van zintuiglijke ervaringen aan fysieke acties
Kenmerken:
Objectpermanentie ontwikkelt zich rond het 1e jaar
Pre-operationele stadium (2-6 jaar)
Snelle ontwikkeling denken en taal
Representaties in symbolen en tekens (woorden)
Kenmerken:
Animisme
Denken is egocentrisch
Denken is gecentreerd en irreversibel (conservatieproef)
Magisch denken
Animisme
Verwijst naar het feit dat jonge kinderen heel vaak denken dat voorwerpen en dieren dezelfde gedachten en gevoelens kunnen hebben als zijzelf
Concreet operationele stadium (6-12 jaar)
Logisch en systematisch denken in concrete situaties
Kenmerken:
Begrijpt reversibiliteit: 2+2= 4 4=2+2
Redeneren a.d.h.v. meerdere aspecten
Succes op conservatietests
Kan een plan van aanpak maken in concrete situaties
Formeel operationele stadium (vanaf 12 jr)
Abstract en hypothetisch denkvermogen
Kenmerken:
Logisch redeneren in abstracte situaties
Systematisch denken (plan van aanpak)
Hypothetisch redeneren (stel dat…)
Kritiek op stadiummodel
Stapsgewijze sprongen
Strikte leeftijdsgrenzen
Onderschatting kinderen
Invloed sociale wereld op cognitie
Gebaseerd op observatie eigen kinderen
(Culturele) context
Sociale ontwikkeling algemeen van 4 tot boven 11 in 3 fasen.
De ontwikkeling van het individu in relatie met zijn omgeving: omgaan met anderen
Piaget: drie niveaus van perspectief nemen:
4-6 jaar: egocentrisme: geen perspectief nemen
7-10 jaar: zich verplaatsen in een motief van een ander
11 < jaar: zich verplaatsen in het perspectief van de ander
Sociaal emotionele ontwikkeling: 4-6 jaar
kleuters
Driftleven
Angst
Agressie (instrumenteel en vijandig)
Gehechtheid
Fantasie (animitisch en magisch denken)
Besef van eigen ik (beschreven met uiterlijk waarneembare kenmerken)
Initiatief versus schuldgevoelens (Erikson)
Sociaal emotionele ontwikkeling: 6-9 jaar
Zelfbeeld en zelfbeschrijving
Attribueren
Gezin
Vriendschappen gebaseerd op loyaliteit en wederzijdse steun
Regels van de omgeving
IJver versus minderwaardigheid (Erikson)
Sociaal emotionele ontwikkeling: 9-12 jaar
Beter omgaan met emoties
Omgaan met reëel geweld
Vergelijken met anderen
Erbij willen horen en groot willen zijn
Groepsdruk
Grotere zelfstandigheid
Grenzen stellen, regels handhaven in overleg en met commentaar
Morele ontwikkeling: Kohlberg
Drie niveaus:
1. Pre conventioneel
Goed is wat niet bestraft wordt
Voor wat hoort wat
2. Conventioneel
Goed is wat het systeem van je vraagt
Goed is gehoorzaamheid aan de wet
3. Post conventioneel
Goed is wat het grootste geluk voor het grootste aantal mensen biedt
Goed is wat goed is naar eigen verantwoordelijkheid met oog voor het individu en de wereld
Bevorderen Morele ontwikkeling door de leerkracht
Zorg voor een veilig pedagogisch klimaat
Ondersteun het groepsgevoel: wij zorgen voor elkaar
Let op je eigen gedrag: wees je bewust dat je een voorbeeld bent
Houd rekening met wat er bij kinderen (thuis) speelt; ken alle kinderen
Stimuleer een positief zelfbeeld
Help kinderen zich te verplaatsen in elkaar
Denkniveaus (Niet perse hiërarchisch)
Onthouden
Begrijpen
Toepassen
Analyseren
Evalueren
Creëren
Onthouden
Van feiten zonder begrip.
Kan eerder geleerde kennis ophalen door zich feiten, termen, basisbegrippen en antwoorden te herinneren.
Begrijpen
Begrijpen van informatie door het terug te halen uit de tekst.
Heeft een basis aan feiten en ideeën.
Toepassen
Toepassen van het geleerde in een nieuwe situatie.
Problemen oplossen door op een andere manier kennis, feiten, technieken en regels toe te passen.
Analyseren
Onderzoeken en analyseren van informatie door motieven en oorzaken te identificeren; conclusies te trekken en bewijzen te vinden ter ondersteuning van bevindingen.
Evalueren
Het presenteren en verdedigen van meningen door informatie, geldigheid van ideeën of kwaliteit van werk te evalueren op basis van een reeks van criteria.
Creëren
Creëren van iets nieuws. Op een andere manier informatie verzamelen door elementen te combineren of alternatieve oplossingen te bedenken.
Goed leraarschap
Mentale houding:
- Alertheid
- Emotionele objectiviteit
(Marzano, 2014) - Sensitiviteit (opmerken van signalen)
- Responsiviteit (reageren met pedagogische tact)
(Bakx (2015).
De empathieschaal leerkracht
Leavers
Niveau 1: afwijzing
Niveau 2: tekort doen
Niveau 3: meevoelen maar eigen agenda
Niveau 4: de leerkracht luistert
Laevers (2006, p. 292-293)
Basisbegrippen empathie: Rogers en Gordon
Basis is rood.
Ontvankelijkheid en gelijkheid
Als het je niet kan interesseren, het verhaal van het kind, ga je ook het gesprek niet aan.
De driehoek zijn gewoon 3 begrippen. Echtheid niet per se bovenaan.
In: Woltjer en Janssens (2014)
Doelen achter storend gedrag
Aandacht vragen
Krijgen van macht
Nemen van wraak
Vertonen van onvermogen
Cassel & Dreikurs (2001)
Wat kan je hier nu mee?
Betreft de reden van verstorend gedrag. Aandacht, Macht, Wraak, Wanhoop/Verslagenheid
Observeer het gedrag in detail
Wees psychologisch gevoelig voor je eigen reacties op het gedrag
Confronteer het kind met de vier doelen
Neem nota van de herkenningsreflex
Pas de juiste correctieve procedures toe
Alleen doen als het gedrag structureel is! Een kind (of leerkracht) kan ook gewoon een slechte dag hebben
Cassel & Dreikurs (2001)
HOTS
Higher Order Thinking Skills
Kerninzichten breinleren
Voor leren is zuurstof en brandstof nodig
Hersenen zijn plastisch en dat vormt de basis voor leren
Herhaling is noodzakelijk Spacing effect/spaced learning
Het benutten van meerdere zintuigen bevordert het leren Dual coding
Leren samen met anderen is effectiever Coöperatief leren
Het benutten van het onbewuste geeft extra leereffect Slaap/nachtrust
Emoties spelen een hoofdrol bij leren
Profiteer van de associatieve kracht van het brein Leg verbanden
Leren gaat beter met een doel
Kennis over de werking van het brein stimuleert het leren
Leren tot 7 jaar
Spelenderwijs ontdekken
Sensomotoriek
Interactie met de omgeving
Stimuleren
Spontaan ontwikkelen door spel en taal
Leren na 7 jaar
Stabiliseren en versterken van verbindingen
Basisvoorwaarden zijn aanwezig om te leren lezen, rekenen en schrijven
Meer gestructureerde aanpak nodig
Meer leerkrachtgericht aanpak
Waarom Bloom
Leerlingen doen gewoon mee met de rest van de klas
Veel verrijkingswerk doet geen aanspraak op hogere orde denken (!)
Wrijvingsmomenten tijdens het leren
Eenvoudig te integreren in je les
Lage orde vragen (eenvoudige taal&denkfuncties):
opsommingen, benoemen en beschrijven
Hogere orde vragen (complexe taal&denkfuncties):
Vergelijken, tegenstelling, ordenen, oorzaak-gevolg, middel-doel, voorwaardenlijk relaties, uitleg vragen en geven, redeneren, argumenteren, generaliseren, voorspellen, problemen bespreken en oplossingen vinden, verduidelijking vragen en geven, navragen, samenvatten, concluderen
Cyclus Onderwijs Ontwerpen
Beginsituatie bepalen
Doelen stellen
Leertheorieën
Lesmodellen
Begeleiden/feedback
Evalueren/toetsen
Feedback
Het instrument dat leerkrachten in handen hebben om de verzamelde informatie over het leren van leerlingen om te zetten in zinvolle adviezen om het leren te verbeteren.
(Hattie & Timperly, 2007)
Drie soorten Feedback
Feed up - Waar ga ik naartoe
Feed back - Hoe gaat het nu
Feed forward- Hoe ga ik verder
4 niveaus van Feedback
Taak niveau - Is het werk correct.
Proces niveau - Het proces waarmee het werk is uitgevoerd.
Zelfregulerend niveau - Zelfvertrouwen om verder te gaan met het werk.
Persoons niveau - Goed gedaan.
Positieve psychologie
Welbevinden
Leren en ontwikkelen gaat makkelijker wanneer er positieve emoties in het spel zijn.
Feedback speelt een belangrijke rol: feedback op gedrag en niet de persoon.
Bannink(2013)en Voerman (2014) in Bakx (2015), p.55
Waarom evalueren?
Zodat je weet of leerlingen de stof beheersen (summatief).
Zodat je weet of het leerproces moet worden bijgestuurd (formatief).
Zodat de leerling inzicht krijgt in zijn ontwikkeling (zowel summatief als formatief).
Voor- en nadelen van cijfers geven
Voordelen
Motiveert de student tot presteren
Beloning voor inzet
Geeft informatie aan ouders en anderen over de voortgang leerlingen
Nadelen
Cijfers zijn in essentie betekenisloos
Educatief gezien onbelangrijk
Onnodig
Kwetsend
Waarmee en hoe evalueren?
Diverse evaluatievormen en – instrumenten:
Zie ook tabel 7.3 (Bakx, Ros & Bolhuis, 2017, p.198)
Toetsen
Portfolio
Mini-les
Demonstraties
Presentaties
Vragen laten beantwoorden
Etc.
Beginsituatie in kaart brengen kan door:
Doelgroepenanalyse
Contextanalyse
Domein analyse
Overzicht leertheorieën
Rijping
Behaviorisme
Cognitivisme
(Sociaal) Constructivisme
Rijping - Rousseau (1712-1778)
Mens is van nature goed (positivisme)
Aangeboren talenten
Groeien en rijpen
Voorwaarden scheppen
Gevoelige periodes
IKA
Inleiding
Kern
Afsluiting
Activerende directe instructie
Terugblik
Oriëntatie
Uitleg
Begeleide inoefening
Zelfstandige verwerking
Evaluatie
Terug- en vooruitblik
Je start elke les met een pakkende inleiding
WAAROM?
Zorg voor dopamine-aanmaak in het brein
positieve gevoelens – emoties
voelt als een beloning
geeft energie
motiveert
betere concentratie
wekt nieuwsgierigheid op
Focus richting het doel
Elaboratie stimuleren: brein activeren en ophalen van voorkennis
Je start elke les met een pakkende inleiding
HOE?
Anekdote
Teacher-in-role
Verhaal
Bewegen (wel met het doel)
Grapje
Vragen stellen
Filmpje
Uitdaging
Opdrachtje
Materialen
Quizvormen met vragen van vorige les
Iets geks / verrassends doen
Didactische werkvormen
- Instructievormen: doceren, vertellen, voorlezen, excursies, demonstreren, vertonen van een videofragment, film, educatief programma, presentatie
- Interactievormen: klassengesprek, kringgesprek, onderwijsleergesprek, vragen stellen, brainstormen,discussievormen..
- Opdrachtvormen: huiswerk, werkstuk, spreekbeurt, boekbespreking, posters maken, practicum…
- Samenwerkingsvormen /coöperatief leren: samen leren, groepswerk, projectwerk,
- Spelvormen: poppen(kast)spel, rollenspel, leerspel (kwartet, ganzenbord, …) …
Leeractiviteiten
Leeractiviteiten hebben direct te maken met de gekozen didactische werkvorm.
De kinderen leren door het uitvoeren vanleeractiviteiten.
Leeractiviteiten:luisteren, lezen, schrijven, tekenen, onderzoeken, presenteren, dramatiseren, samenwerken, enzovoort.
Maslow
G-cultuur
Primaire behoeften
Zekerheid
Acceptatie
Erkenning
Zelfontplooiing
Pinto
F-cultuur
Primaire behoeften
Behagen groep
Goede naam
Eer
Een groep
Regelmatige directe omgang
Gezamenlijke identiteit
Gedrag wordt beïnvloed door waarden en normen van alle deelnemers
Wederzijdse afhankelijkheid om gezamenlijke doelen te bereiken.
Groepsdynamiek
De leer van de veranderingen die zich in een groep voordoen
en van de oorzaken daarvan.
Groepsdynamiek in de klas
Kinderen gedragen zich alleen anders dan in een groep.
Doel is kinderen te leren functioneren in een groep.
Zowel sociaal-emotioneel (relaties aan kunnen gaan), als rationeel (samen taken kunnen uitvoeren).
Functies sociale relaties:
Instrumentele ondersteuning
Informationele ondersteuning
Waarderingsondersteuning (zelfbeeld en identiteit)
Emotionele ondersteuning(sociaal-emotionele ontwikkeling)
Kenmerken van positieve groepsdynamiek?
Respect
Samenwerken
Omgaan met verschillen
Verantwoordelijkheidsgevoel voor elkaar
Positieve communicatie
Biedt veiligheid aan de leden
Leden zijn eensgezind en gemotiveerd de groepsdoelen te behalen
Kenmerken van negatieve groepsdynamiek?
Kleineren
Pesten
Strijden om macht
Geen verantwoordelijkheid voor de andere leden van de groep
Minder respect voor de mening en het karakter van de ander
Groepsdynamiek in kaart brengen
Sociogram/sociomatrix (vriendschap of werkgerelateerd)
Observeren (formele en informele leiders)
Fase van groepsvorming vaststellen
Forming (oriëntatiefase)
In deze fase komt de groep voor het eerst (weer) bij elkaar.
Gedrag
Onzekerheid, geen eigen inbreng, sterke focus op elkaar; leerlingen letten veel op elkaar, kat uit de boom kijken.
Storming(Conflictfase)
Posities in de klas worden ingenomen.
Gedrag
Machtsfase, opkomen voor eigen wensen en belangen, onbegrip, plek innemen, verschillen geven ruzie, ontstaan vannormen;leerlingen zijn zoekenden
Norming(Integratiefase)
Normen worden bepaald
Gedrag
Heldere onderlinge verhoudingen, overbruggen van verschillen, naar elkaar luisteren, verbondenheid; er ontstaat onderlingvertrouwen, leerlingen gaan op zoek naar overeenkomstenipvverschillen; wij-gevoel; normen en waarden wordenvastgesteld.
Performing(Succesfase):
Bij positieve groepsvorming een langere periode waarin de leerlingen productief
zijn. Mogelijk wordt deze fase niet bereikt als de groep niet (goed) is begeleid. In dat geval
stokt het proces
Gedrag
Gezamenlijke doelen, openheid voor gevoelens, autonomie, normen zijn duidelijk en geaccepteerd; er ontstaat balans,leerlingen nemen (grote) verantwoordelijkheid, meer ontspanning
Reforming/Adjourning(Stabiliteit)
Evaluatie en einde. De groep houdt verlopig op te bestaan.
Onderlinge samenhang steeds koppelen aan normen en bijstellen; loyaliteit, trouw, openheid
Werken aan groepsdynamiek
“De gouden weken”
Gemeenschappelijke doelen opstellen
Methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Bijv.
De Vreedzame school
Kanjertraining
Covey
The Leader in Me
Taakspel
Aanleren en voorleven (van normen en waarden)
Leerkracht als rolmodel
Routines inoefenen
Klassenbouwers /Energizers
Kennismakingsspellen
Groeps- / samenwerkingsopdrachten /Wisselende samenstellingen groepjes
Beloon en complimenteer regelmatig de gehele klas
Klassengesprekken
Groepsvormende activiteiten
Potloodspanning:
Twee kinderen houden een potlood of stift vast door het elk met een wijsvinger aan een uiteinde vast te houden. Door de spanning blijft het potlood hangen. Hierna leggen ze samen een parcours af. Lukt dit zonder het potlood te laten vallen?
In de rij:
De kinderen gaan in een rij staan of komen in de kring zitten op volgorde van … leeftijd, huisnummer, maand van de verjaardag.
In de knoop:
Alle kinderen geven elkaar één hand en één kind verlaat de groep. De kinderen proberen flink in de knoop te raken door onder elkaar door te kruipen en over elkaar heen te stappen. Ze laten elkaars handen niet los! Het kind dat de groep verliet, komt terug en probeert de groep uit de knoop te halen.
Samenwerken
Opdrachten (klassenbouwers)
Oneindige lijn:
Per tweetal krijg je een vel papier en potlood. Je maakt samen een tekening, maar zodra het potlood het papier raakt mag het er niet meer vanaf. Je mag niet met elkaar praten en als de leerkracht een seintje geeft wissel je van tekenaar. Daarna samen bedenken wat de tekening voorstelt.
Figuren maken:
In groepjes maken de leerlingen zo snel mogelijk het figuur wat de leerkracht noemt.
Klasbouwers
Naar een positief klimaat en cohesie (is maakbaar!)
Doel van Klasbouwers:
contact stimuleren tussen alle leerlingen in de groep
de wil tot onderlinge samenwerking versterken
sociaal gedrag aanleren (o.a. aandacht voor conflict oplossen)
Voorbeelden van Klasbouwers:
Zoek de Valse
Mix Tweetal
Zoek iemand die…
Binnenkring-buitenkring
Rondpraat
Meest opvallende ontwikkelingen van jonge leerlingen
Animistisch denken
Beweeglijkheid
Korte concentratieboog
Motoriek in ontwikkeling
Geringen impulscontrole
Leren via zintuigen
Intuitief leren
Gecentreerd denken
Animistisch denken
Meest opvallende ontwikkelingen van oudere leerlingen
afnemende beweeglijkheid
langere concentratie
verfijnde motoriek
rechtvaardigheidsgevoel
vermogen tot gedetailleerd leren
interesse in realiteit
aandacht voor andere perspectieven
zakelijker wereldbeeld
G- cultuur
Primaire behoeften
Voedsel, drinken, lucht om te ademen, rust, slaap, lichaamsbeweging, bescherming tegen kou, regen em zom.
Behoefte aan zekerheid
Onderdak, het hebben van inkomen, de zekerheid van rechtvaardige behandeling, bescherming tegen gevaar.
Behoefte aan acceptatie
Zichzelf mogen zijn legen anderen, genegenheid, liefde, behoren tot een sociale groep.
Behoefte aan erkenning
Erkenning door anderen van deskundigheden, zelfvertrouwen, zelfrespect, prestige, maatschappelijk aanzien
Behoefte aan zelfontwikkeling
ontwikkeling van eigen talenten, creativiteit, leveren van een prestatie, gezonde rivaliteit, verantwoordelijk zijn voor eigen handelen
F-cultuur
Elementaire behoeften
Eten, drinken, rust, slaap, bescherming tegen kou, regen en zon
Behagen van de eigen groep
Beleefdheid, leven in overeenstemming met plaats en rol binnen groep, wederzijdse hulp in groep, indirecte en impliciete communicatie
Goede naam
Eervol gedrag, zichtbare rijkdom, waardering voor anderen, bescherming van de familie-eer
Eer
Het voorkomen en bestrijden van gezichtsverlies, schaamte, schande en eeraantasting
Groepsdynamiek:
De leer van de veranderingen die zich in een groep voordoen
en van de oorzaken daarvan
Functies sociale relaties:
Instrumentele ondersteuning
Informationele ondersteuning
Waarderingsondersteuning zelfbeeld en identiteit
Emotionele ondersteuning sociaal-emotionele ontwikkeling
Pedagogisch klimaat
7 onderdelen klassenmanagement:
- Regels en routines
- Omgaan met ordeverstorend gedrag
- Relatie tussen de leraar en de leerlingen
- Mentale houding
- Verantwoordelijkheid van leerlingen
- Een goed begin is het halve werk
- Schoolbreed management
De cirkel van invloed en nabijheid
Basis-
communicatie
Aspecten van intermenselijke communicatie:
Zender: coderen (docent die uitlegt)
Ontvanger: decoderen (wij, decoderen wat hij zegt, aan onze eigen ervaring bijv.)
Referentiekader: zorgt ervoor dat je in een referentiekader aan het luisteren bent
Verbaal vs non-verbaal:
Kernbegrip wat daarmee te maken heeft: Volgbaarheid.
Betrokkenheid verhogen van leerlingen tijdens communicatie:
- Initiatief volgen
- Ontvangende reacties (ook opletten als iemand antwoord geeft, niet alleen maar in je thee roeren en ‘ik hoor je wel’)
- Instemmende reacties
- Beurtverdeling
- Leiding geven (het in de gaten houden, zeggen wat je ziet dat niet duidelijk is, nog eens uitleggen)
Praktisch advies vanuit basiscommunicatie voor de leerkracht in de klas:
- Centrale positie (in de klas)
- Goed gemarkeerd begin duidelijk laten weten wanneer je begint
- Rondkijken (oogcontact met iedereen)
- Vlot met boeiende inhoud komen en tempo hoog houden
- Afwisseling (spanning-ontspanning, doceergedrag, stem, plaats, visueel-verbaal)
- Concreet benoemen wat kinderen moeten doen
- Eenduidig communiceren sommige kinderen in de groep snappen dubbele grapjes niet. Je gebruikt in NLs heel veel uitdrukkingen, ben je niet eens bewust van.
- Verbreding naar de hele groep wil zeggen dat je een vraag stelt aan meerdere kinderen (heeft te maken met betrokkenheid verhogen, beurtverdeling.
- Checken of de groep volgt
- Duidelijke overgangen: geef een samenvatting “met een strikje eromheen”
Model pedagogisch klimaat:
Responsief leerkrachtgedrag
- Positieve benadering
- Perspectief leerling innemen
o Kijk ook vanuit het perspectief vd leerling (een op een nemen bijvoorbeeld: is er iets gebeurd, waarom ben je zo vandaag? Misschien is er thuis iets gebeurd). - Emotionele veiligheid bieden
- Voorbeeldgedrag laten zien
- Zelfreflectie stimuleren
o Vragen stellen ipv commando’s geven - Gedragsalternatieven bieden
- Sociale en emotionele vaardigheden aanleren
Interactievaardigheden
Actief luisteren:
taal van acceptatie
- Ontvangen en volgen
- Samenvatten
- Zich verplaatsen en kinderen op elkaar betrekken
- Revoicing
- Vragen stellen
- Wisselende beurtverdeling hanteren
Non-verbale communicatie
- Aankijken
- Afstand
- Gezichtsuitdrukking
- Lichaamshouding en gebaren
- Stemgebruik
Jij-boodschappen, INeffectieve reacties van een leerkracht:
- Wat ben je toch weer druk
- Je denkt zeker dat ik niks anders te doen heb..
- Wat dacht je, het is toch al bijna weekend?
- Kun je ook eens een keer meteen reageren op een opdracht?
Ik-boodschap:
- Je zegt eerlijk wat je denkt en voelt
- Je geeft aan dat het probleem bij jezelf ligt, hierdoor ontstaat er minder weerstand en opstandigheid bij de ander.
- Je neemt zelf verantwoordelijkheid voor je eigen gevoel
- Je vertrouwt erop dat de leerling rekening wil houden met jouw gevoel
Ik-boodschap bestaat uit drie delen:
- Het gedrag van het kind (het objectieve gedrag) dat wat je ziet
- Het effect dat dat op jou heeft gevolg
- Het gevoel dat je erbij hebt de verwachting die je hebt
Effectieve complimenten
Positief gedrag kind + effect op jou = effectief compliment
Maak zo’n compliment ook specifiek. Wat maakt wat je goed vindt gaan? ‘Fijn dat jullie zo rustig doorwerkten (gedrag kinderen), zodat ik even met die meneer kon praten (effect op jou).’
Effectieve kritiek
Negatief gedrag kind + effect op jou + alternatief gedrag = effectieve kritiek
‘Jullie praten door me heen (gedrag kind), waardoor ik afgeleid word in mijn verhaal (effect op jou). Jullie mogen straks in de pauze praten, maar nu wil ik dat je stil bent (alternatief gedrag).’
Rollen Leerkracht
Gastheer/ vrouw
Onderzoeker
Ontwerper
Coach
Expert
Model
Doelgroepen-
analyse
Wat is je doelgroep en welke kenmerken heeft deze? Denk bijvoorbeeld aan:
- Thuissituatie
- Sociaal-economische omstandigheden
- Ontwikkelingsniveau
- Motivatie
- Leervoorkeur
- Interesses
- Self-efficacy (geloof in eigen kunnen)
- Mate van zelfstandigheid of afhankelijkheid
- Zelfbeeld
Contextanalyse
Geeft informatie over factoren in de omgeving die jouw les (bijv. ontwerp ervan of het geven van de instructie) kunnen beïnvloeden.
Domeinanalyse
Je weet niet wat ze gisteren hebben gedaan en morgen gaan doen. Waar past de les nou binnen? Het is zinvol om de website van SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) te bezoeken, daar staat leerlijnen op. Daar kun je kijken binnen welke leerlijn het past. Wat zou ervoor en erna kunnen komen?
- Wat kunnen de leerlingen al binnen dit domein?
- Wat is de volgende passende stap in dit domein?
- Over welke voorkennis beschikken de kinderen?
check de kerndoelen, leerlijnen en referentieniveaus taal en rekenen. Lees ook eens de verantwoording voorin een handleiding.
Soorten doelen vanuit verschillende visie
- Activiteitgericht of doelgericht?
- Kwalificatie – subjectificatie – socialisatie
- Kennis – vaardigheden - attitude
Een goede les biedt:
- Uitdaging
o In niveau (rekening houdend met eerdere leerervaring)
o In activiteit (motiverend) - Betrokkenheid (zie eerste bijeenkomst – basis communicatie)
- Vertrouwen (kan ik het leerdoelen halen)
- Verwachting (self-efficacy)
- Conceptueel begrip (oppervlakkig of diep)
ADI (Activerende directe instructie):
- Terugblik, oriëntatie, instructie/uitleg
- Begeleide inoefening (wisbordjes)
- Zelfstandige verwerking
- Evaluatie
- Terug- en vooruitblik
IGDI (Interactieve, gedifferentieerde Directe Instructie):
- Voorbereiding
- Instructie
- Begeleide inoefening
- Zelfstandige verwerking/verlengde instructie
- Afronding, terugkoppeling
EDI (Expliciete Directe Instructie):
- Lesdoel voorkennis activeren
- Instructie begeleide inoefening
- Kleine lesafsluiting
- Zelfstandig toepassen van het geleerde
Gedrag = communicatie.
Een kind laat gedrag zien, omdat ie nog niet goed kan vertellen hoe die zich voelt.
IJsberg van Mc Clelland
Gedrag / Intentie cyclus
Doel 1: aandacht vragen
Verkeerde logica kind
Passief
Actief
Hoe herken je dit als leerkracht
Doel intentie leerling
Aandacht vragen kan doorgaan door dat op een meer negatieve manier te doen.
De verkeerde logica van het kind: ‘Ik hoor er voor mijn gevoel alleen bij als ik onafgebroken jouw aandacht heb.’
Hoe herken je het als leerkracht? doordat je jezelf geërgerd voelt.
Je gaat je ergeren, dat is zonde. Je komt in een negatieve spiraal terecht. Doel/intentie van kind is: ‘ik wil erkenning’.
Passief: het ‘lievelingetje’ spelen, charmes gebruiken, afhankelijke opstelling.
Actief: almaar gevatte antwoorden geven, steesd geestig willen zijn, voortdurend om hulp vragen.
Doel 2: macht
Verkeerde logica kind
Passief
Actief
Hoe herken je dit als leerkracht
Doel intentie leerling
Doelstelling van een kind om aandacht te krijgen wat wij als storend ervaren. Verkeerde logica van het kind: ‘als jij mij niet laat doen wat ik wil, dan houd jij niet van mij’. Of ‘ik tel alleen maar mee, als het mij lukt jou te laten doen wat ik wil.’
Passief: doet geen schoolwerk meer, wordt koppig, openlijk ongehoorzaam.
Actief: de rebel, die vaak ruzie maakt, tegenspreken, weigert opdrachten en is openlijk ongehoorzaam.
Hoe herken je dit als leerkracht? je voelt jezelf uitgedaagd en bedreigd.
Doel/intentie van leerling is: ‘Ik heb ambitie en wil meetellen’.
Doel 3: Wraak
Verkeerde logica kind
Passief
Actief
Hoe herken je dit als leerkracht
Doel intentie leerling
De verkeerde logica van het kind: ‘Ik kan alleen mijn plaats vinden door anderen te kwetsen, zoals ik me door hen gekwetst voel.’
Passief: het kind heeft het gevoel dat het leven zelf en alle anderen ontzettend oneerlijk zijn, onrechtvaardig en gemeen zijn.
Actief: werk vernielen, ‘gemene’ handelingen verrichten, opzettelijk pennen en potloden breken, uitschelden en vloeken, leerkracht verbaal kwetsen.
Hoe herken je dit als leerkracht? Doordat je jezelf gekwetst voelt.
Doel/intentie leerling: ‘Ik wil veiligheid’.
Doel 4: Vertoon van onvermogen
Verkeerde logica kind
Passief
Actief
Hoe herken je dit als leerkracht
Doel intentie leerling
De verkeerde logica van het kind: ‘Niets doen leidt er in elk geval toe dat er niet wordt gefaald, want falen is een aanslag op het gevoel van eigenwaarde.’
Passief: het kind doet liever niets meer, trekt aan het kortste eind. Geeft snel de moed op bij schoolwerk, durft niet mee te doen, snapt de uitleg (weer) niet.
Actief: saboteert het eigen schoolwerk, ruzie maken tijdens samenwerken (zodat dat de reden van falen wordt), roepen ‘ik leer het toch nooit’.
Hoe herken je dit als leerkracht? Doordat je jezelf hulpeloos voelt.
Signaalkaart pesten:
de 6 pest-alerts
- Let op vluchtgedrag
- Kijk naar rol-vastheid
- Let op signaalgedragingen
- Er is geen schuldgevoel of - verzoening
- Het is fysiek grensoverschrijdend
- Herhaald plagen is pesten
Vijf-sporenaanpak pesten
- De slachtoffers
- De pesters
- Ouders
- Alle andere klasgenoten
- Leerkrachten
Wat is een ‘professionele reactie’ van leerkrachten op gesignaleerd pestgedrag in de groep?
- Stimuleer positief groepsgedrag -> groepsdynamiek
- Versterk je eigen rol als leerkracht -> klassenmanagement en basiscommunicatie + leerkracht-leerling relatie + kijken achter het gedrag
- Betrek ouders
- Zorg voor een actief veiligheidsbeleid op school -> vandaag
Sinds 2016 -> wettelijke verantwoordelijkheid scholen om pesten tegen te gaan
- Beleid
- Monitoring (systeem/vragenlijst sociale veiligheid)
- Coördinator
- Vertrouwenspersoon voor kind en ouders
- Eigen programmakeus
Activiteiten per fase:
- Forming: Kennismakingsactiviteiten, kringgesprekken, groepsnaam verzinnen, etc.
- Norming: Gedragsregels vaststellen, antipestprojecten, gemeenschappelijke normen benadrukken.
- Storming: Aandacht voor conflicten, activiteiten om pestgedrag te voorkomen, respect bevorderen.
- Performing: Samenwerking bevorderen, projecten, talentontwikkeling, etc.
- Reforming of adjourning: Afscheid nemen en een positieve sfeer behouden.