T3.3 Individueel assessment H5 Flashcards

1
Q

Er is een groot aanbod van vragenlijsten die op individueel niveau (determinanten van) werkstress meten, gebaseerd op het algemeen stressmodel. Welke variabelen maken deel uit van dit stressmodel en hoe worden deze onderzoeksvariabelen op een betrouwbare en valide wijze gemeten? Dit wordt behandeld in hoofdstuk 5 van het tekstboek en is het onderwerp van deze opdracht.

Bestudeer hoofdstuk 5 van het tekstboek en beantwoord de onderstaande vragen.

Welke methoden bestaan er om aspecten van werkomgeving, gezondheid en welbevinden te meten (volgens de indeling van Van Veldhoven en Meijman (1994))? Licht deze kort toe.

A
  1. Zelfrapportagemethode: vragenlijsten die door de betrokkenen zelf worden ingevuld.
  2. Observaties en registraties van de fysieke werkomgeving (bijvoorbeeld aantal leerlingen in het lokaal), van medisch en fysiologisch onderzoek (bijvoorbeeld bloeddruk), van het ziekteverzuim etc.
  3. Beoordelingsmethoden door experts/supervisoren/collega’s; deze zijn meer tijdsintensief en leiden tot meer kwantitatieve uitkomsten in vergelijking met een checklist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De handleiding van een vragenlijst bevat meestal de beschikbare referentie- of normgegevens. Wat is de noodzaak van deze normgegevens en welke eisen stelt de commissie testaangelegenheden Nederland (COTAN) aan de kwaliteit van deze normgegevens?

A

Scores op een schaal hebben weinig waarde zonder normgegevens. Het is noodzakelijk de scores te vergelijken met een bepaald referentiepunt om de scoring te kunnen interpreteren.

Op grond van deze vergelijking wordt beoordeeld of de gevonden score hoog of laag is, bijvoorbeeld hoge werkstress of lage werkstress of veel gezondheidsklachten of juist weinig. Testscores hebben dus een relatieve betekenis in vergelijking met de normscore en kennen geen absolute betekenis.

Eisen van COTAN aan de kwaliteit van de normgegevens:

  1. Normgegevens moeten actueel zijn (>15 jaar = ‘verouderd’).
  2. Normgroepen moeten voldoende omvang hebben (minimaal 200 personen is voldoende, meer dan 300 is goed).
  3. Normgroepen moeten representatief zijn.
    NB Het niveau van representativiteit – bijvoorbeeld landelijk versus sectoraal – is afhankelijk van de onderzoeksvraag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de betrouwbaarheid van een meetinstrument gemeten? Beschrijf kort de twee meest gangbare methoden.

A

De meest gebruikte maten voor betrouwbaarheid zijn interne consistentie en test-hertestbetrouwbaarheid.

De interne consistentie geeft de betrouwbaarheid weer op basis van inter-itemrelaties en wordt op basis van een formule uitgedrukt in KR-20, coëfficiënt alfa of lambda 2. De vragenlijst moet hiervoor één keer afgenomen worden. Deze methode geeft inzicht in de kwaliteit van de afzonderlijke items van een schaal.

Bij de test-hertestmethode wordt de vragenlijst tweemaal bij dezelfde personen afgenomen. Als de scores vergelijkbaar zijn (correlatie in de buurt van 1), is de betrouwbaarheid hoog. Als het tijdsinterval tussen de twee metingen langer is, daalt de betrouwbaarheidscoëfficiënt. Dit heeft echter meer te maken met de stabiliteit van de proefpersoon dan met de betrouwbaarheid van de vragenlijst. Maar is het tijdsinterval te kort, dan kan herinneringsbias opspelen. Gebruikelijk is om een periode te kiezen van enkele weken tot circa een jaar.

De waarden van de betrouwbaarheidscoëfficiënt liggen tussen de 0 (minimum) en de 1 (maximum). Als ondergrens wordt meestal een Cronbachs alpha van 0.70 gehanteerd. Voor groepsvergelijkingen wordt een waarde van 0.60 als voldoende betrouwbaar beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er is een groot aanbod van vragenlijsten die op individueel niveau (determinanten van) werkstress meten, gebaseerd op het algemeen stressmodel. Het algemeen stressmodel onderscheidt vier groepen variabelen. Benoem deze vier groepen variabelen, geef voorbeelden van variabelen per categorie en geef een voorbeeldvragenlijst per categorie.

A
  1. Werkomgeving / stressoren zijn kenmerken van de arbeidssituatie (arbeidsomstandigheden) die tot stressreacties kunnen leiden.
    ONAFHANKELIJKE VARIABLEN

Voorbeelden van variabelen uit deze categorie zijn fysieke werkomstandigheden, taakkenmerken, arbeidsvoorwaarden en sociale aspecten van de arbeidssituatie.

Voorbeelden van vragenlijsten die deze stressoren meten zijn het periodiek bedrijfsgezondheidsonderzoek (PBGO), de Quickscan werkdruk 3.0, de Spanningsmeter, de Vragenlijst beleving en beoordeling van arbeid (VBBA) en de Job demands-resources monitor (JD-R-monitor)

  1. Stressreacties worden ook wel strains of afhankelijke variabelen genoemd.
    AFHANKELIJKE VARIABELEN

Voorbeelden van variabelen uit deze categorie zijn arbeidstevredenheid, psychische en fysieke gezondheidstoestand en ziekteverzuim.

Voorbeelden van vragenlijsten die deze stressreacties meten zijn de Arbeidssatisfactie index (ASI), de Dutch workaholism scale (DUWAS), de JD-R-monitor, de Spanningsmeter, de Utrechtse burn-outschaal (UBOS), de Vragenlijst beleving en beoordeling van de arbeid (VBBA), de Vragenlijst voor onderzoek van de ervaren gezondheidstoestand (VOEG) en de Vierdimensionele klachtenlijst (4DKL).

  1. Moderatorvariabelen zijn variabelen die de relatie tussen stressoren en stressreacties versterken of verzwakken.

Voorbeelden van variabelen uit deze categorie zijn demografische variabelen, sociale ondersteuning, persoonskenmerken en werkkenmerken.

Voorbeelden van vragenlijsten zijn de Interne-externe beheersingsschaal, de Jenkins activity survey en de Positief en negatief affect-schaal (PANAS).

  1. Mediatoren zijn variabelen waarlangs de invloed van werkomgeving/stressoren op stressreacties verloopt. Een mediator staat dus tussen oorzaak en gevolg in.

Zo kan het hebben van weinig autonomie en regelmogelijkheden in het werk boosheid en frustratie veroorzaken, waardoor er meer kans is op stressreacties. Boosheid en frustratie zijn in dit geval de mediatoren.

Voorbeelden van vragenlijsten zijn de onderdelen Vitaliteit en Diagnostische schaal van de VBBA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lees het artikel van Taris (2019) om te zien hoe de ontwikkeling van een meetinstrument tot stand komt, in dit geval een meetinstrument voor het concept motivationele taakeisen. Welke soorten validiteit zijn gemeten en wat zijn de uitkomsten?

A

Begripsvaliditeit: er is met factoranalyse nagegaan of de schalen werkelijk de begrippen meten zoals bedoeld (op basis van theoretische uitgangspunten). Dit is het geval. Er is sprake van drie onderling samenhangende dimensies, corresponderend met Doelen stellen, Intensiteit en Persistentie die wel elk hun unieke bijdrage hebben.

Criteriumvaliditeit: er is nagegaan of het concept motivationele taakeisen iets toevoegt aan de reeds bestaande concepten. Er is hier niet helemaal sprake van criteriumvaliditeit: daar gaat het er namelijk om of met een score op de schaal een andere externe maat (het criterium) kan worden voorspeld. Het onderzoek laat zien dat er lage samenhang is met drie andere werkkenmerken, waarmee de onderzoekers concluderen dat de schaal inderdaad een apart kenmerk meet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor het vaststellen van de kwaliteit van een test is door de COTAN van het NIP een beoordelingssysteem ontwikkeld. Op weke 7 criteria wordt beoordeeld?

A
  1. Uitgangspunten van een testconstructie
  2. Kwaliteit van het testmateriaal
  3. Kwaliteit van de handleiding
  4. Normen
  5. Betrouwbaarheid
  6. Begripsvaliditeit
  7. Criteriumvaliditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Om begrippen meetbaar te maken worden meetschalen ontworpen. Hoe heet dit proces?

A

Operationalisatie van het begrip. Hiervoor is het nodig een begrip te defniëren en te analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het belangrijk dat schalen uit meerdere items bestaan?

A
  1. Met een enkele vraag kan nooit alle aspecten van het begrip aandacht worden geschonken
  2. Begrip kan dan nauwkeuriger worden gemeten
  3. Schalen zijn betrouwbaarder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn normgegevens?

A

Testscores hebben geen absolute maar een relatieve betekenis in vergelijking met een bepaald referentiepunt. Dit punt wordt de norm genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het antwoord op de vraag of de schalen van een vragenlijst valide zijn, geeft een definitief oordeel over de waarde of het nut van die vragenlijst. Validiteit wordt traditioneel onderscheiden in welke 3 termen?

A
  1. Inhoudsvaliditeit: of de gekozen items als representatief beschouwd kunnen worden voor het te meten begrip.
  2. Begripsvaliditeit: of de schalen in de vragenlijst werkelijk de begrippen meten zoals bedoeld
  3. Criteriumvaliditeit: of met behulp van de scores op een schaal een externe maat, het zogenoemde criterium, kan worden voorspeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kunnen voor validiteitsonderzoek algemene grenzen worden gegeven voor voldoende of onvoldoende onderzoeksresultaten?

A

Nee

De waarde moet blijken uit de accumulatie van onderzoeksgegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tussen welke copingsstrategieën wordt onderscheid gemaakt?

A
  1. Probleemgeoriënteerde of actieve coping

2. Emotiegerichte of passieve coping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is naast de kwaliteit van de gebruikte vragenlijst van belang voor de bruikbaarheid van de resultaten?

A

Loyale medewerking van de medewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly