Subdomein E (centrale begrippen) Flashcards
Theorie
een set ideeën die helpt om de wereld te begrijpen en voorspellingen te doen. Wetenschappers testen en verbeteren theorieën met nieuwe informatie -> Voorbeeld: Zwaartekracht: Legt uit waarom dingen vallen en hoe planeten bewegen.
Grondslagen
basisregels en ideeën die bepalen hoe wetenschap werkt. Het gaat over hoe we wetenschap doen, wat we als kennis beschouwen, en welke methoden we gebruiken.
-> Voorbeeld: Empirisme: Het idee dat we dingen leren door te ervaren en te observeren.
Axioma
een basisaanname die we gewoon aannemen zonder te bewijzen. Het is als een fundament waarop andere ideeën en theorieën zijn opgebouwd.
Hypothese
een idee dat je bedenkt en test om te zien of het klopt. Het is een verklaring die je onderzoekt met experimenten of observaties.
Empirische basis
de gegevens en observaties die je gebruikt om te checken of wetenschappelijke theorieën kloppen.
Demarcatie
bepalen wat wel en niet als wetenschap wordt gezien. Het helpt om te beslissen of theorieën en ideeën echt wetenschappelijk zijn.
Empirische cyclus
het proces van gegevens verzamelen, analyseren en interpreteren om wetenschappelijke kennis te verkrijgen. Het bestaat uit:
1. Observatie: Gegevens verzamelen.
2. Inductie: Patronen zoeken.
3. Hypothese: Een idee bedenken om te testen.
4. Experimentatie: De hypothese testen.
5. Evaluatie: Resultaten beoordelen en ideeën aanpassen.
Paradigma
een algemeen model of denkwijze die wetenschappers gebruiken om onderzoek te doen en problemen op te lossen. Voorbeeld -> Newton’s regels over beweging waren een belangrijk paradigma tot Einsteins theorieën kwamen.
Positivisme
echte kennis alleen komt uit wat je kunt zien en testen.