Subdomein B (centrale begrippen) Flashcards
Centrale begrippen
Rede
(Aristoteles)
Je vermogen om logisch na te denken en slimme keuzes te maken. Het helpt je dingen beter te begrijpen en een goed leven te leiden.
Subjectiviteit
(Plessner)
Dat mensen zich bewust zijn van hun eigen ervaringen en zichzelf kunnen reflecteren, wat hen onderscheidt van andere dieren.
Intersubjectiviteit
(Plessner)
Dat mensen elkaar begrijpen en hun gevoelens en gedachten delen door met elkaar te praten en samen dingen te doen. Het helpt ons om te verbinden en elkaar beter te begrijpen.
Zelfbewustzijn
Descartes: zag zelfbewustzijn als het resultaat van denken: (cogito ergo sum) “Ik denk, dus ik ben.” Ons bewustzijn komt voort uit ons vermogen te denken.
Volgens Plessner zijn we zowel “in” ons lichaam (we ervaren de wereld vanuit ons lichaam) als “buiten” ons lichaam (we kunnen naar onszelf kijken als object). Dit “excentrische positionaliteit” maakt ons uniek en geeft ons zelfbewustzijn.
Identiteit
(Hume)
Niet iets wat altijd hetzelfde blijft. In plaats daarvan bestaat je ‘ik’ uit een serie van gedachten en gevoelens die steeds veranderen. Er is geen vast, onveranderlijk zelf; je identiteit is gewoon de continue stroom van wat je denkt en voelt.
Lichamelijkheid
(Merleau-Ponty)
Ons lichaam helpt om de wereld te begrijpen. Het is niet alleen iets dat we hebben, maar speelt een actieve rol in hoe we alles om ons heen ervaren.
-> Voorbeeld: Stel je voor dat je een bal vangt. Je lichaam voelt de bal aankomen en je handen reageren automatisch om hem te grijpen. Volgens Merleau-Ponty helpt je lichaam je niet alleen om de bal te vangen, maar ook om te begrijpen waar de bal is en hoe je hem moet vastpakken.
Excentriciteit
(Plessner)
Dat mensen zich buiten zichzelf kunnen plaatsen door middel van zelfreflectie, waardoor ze zichzelf en hun ervaringen objectief kunnen bekijken.
Macht
(Foucault)
Macht is overal en heeft invloed op hoe we denken en doen. Het zit niet alleen bij de mensen bovenaan, maar in hoe we met elkaar omgaan en hoe dingen in de maatschappij zijn geregeld.
Disciplinering
(Foucault)
Dat mensen door regels en toezicht worden aangespoord om zich op een bepaalde manier te gedragen. Het zorgt ervoor dat we ons gedrag aanpassen aan wat wordt verwacht in de samenleving.
Arbeid
(Karl Marx)
Het werk dat mensen doen om dingen te maken en waarde te creëren.
Seksualiteit
(Simone Beauvoir)
Ziet seksualiteit als een manier waarop de samenleving macht en ongelijkheid tussen mannen en vrouwen creëert. Het is iets wat door de samenleving wordt bepaald.