studietaak 7 (12,5%) Flashcards

1
Q

scientific investigation of the causal consequences of Fracking illustrates 3 general characteristics of causal reasoning in science and in everyday situations

A

1) causal relationships are learned on the basis of information about the timing, location and frequency of events

2) testing causal hypotheses often involves doing something in the world, such as performing an intervention

3) causal reasoning has great practical significance: knowing about causes is how we can make things happen - and prevent things from happening - in the world

*causal reasoning is a central feature of science

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Michotte

A

causal perception depends on spatial and temporal information (when there’s a gap between events we are much less likely to perceive them causing another)

  • the mistake of reasoning from spatiotemporal succession to causation is called the “Post Hoc Ergo Propter Hoc” Fallacy (after this, therefore because of this)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Proximate Causes

A

are those that occurred more closely in time and place to the event that was caused

Distal Causes occurred further back in time or place from their effects

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Correlation

A

besides spatiotemporal cues, we also tend to use information about correlation between events to discern causal relations. Correlation is a measure of the association between two variables.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Common Cause

A

3rd event that causes both other events

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spurious correlations

A

where 2 types of events happen to be correlated, but are not related in any interesting way, causally or otherwise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 ideas about what causal relationships are, beyond the mere correlation of types of events

A

1) causal relationships are relationships of difference-making
2) physical process -> causation occurs when there is a continuous physical process connecting a cause to its effect, such as the transfer of energy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Difference-Making Account of Causation

A

according to the difference-making account of causation, causes are those factors that make a difference to whether an effect happens or not.
the idea of difference-making can be made more specific with the help of counterfactual conditionals:

conditional - if/then
counterfactual conditionals - if it were the case that C, then it would be the cases that E

Counterfactual because the antecedent of the conditional is contrary, or counter to fact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sufficient Causes

A

the causal condition is enough to bring about the presumed effect, but that effect might sometimes occur because of some other cause. If the occurrence of a cause doesn’t guarantee the occurrence of the effect, then the cause is not a sufficient cause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Necessary Cause

A

the causal condition must be present for the effect to occur, but the cause might sometimes occur without bringing about the effect. If the occurrence of a cause isn’t required for the occurrence of the effect, then the cause is not a necessary cause.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

So sufficient causes guarantee their effects while necessary causes are required for their effects

A
  • knowledge of sufficient causes empower us to bring about desired effects
  • knowledge of necessary causes enables us to prevent some effects from happening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Causal Background

A

of two events comprises all the other factors that actually do, or in principle might, causally influence these two events, thereby also potentially affecting the causal relationship between the two events

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contributing Cause

A

a factor that increases the likelihood of an event occurring despite being neither necessary nor sufficient for the effect is called a “contributing cause”, or Partial Cause (more common than necessary or sufficient causes)
* a cause raises the probability of its effect:
Pr (E/C) > Pr (E/Not C)

Thinking about causation in terms of conditional probabilities also provides a way to define the strength of a causal relationship:
If Pr (E/C) = 1 and Pr (E/not C) = 0, then the cause is both necessary and sufficient for the effect, in any background(s) where this is true.

Judge the strength of a causal relationship:
Strength = Pr(E/C) - Pr (E/Not C)
! a necessary and sufficient cause will result in the maximum value of 1

! the strength of most causal relationships is somewhere in between the two extremes of perfect guarantee and irrelevance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Simpson’s Paradox

A

concerns how an aggregate statistical trend can differ from the individual trends that comprise it
- the paradox demonstrates the importance of considering the causal background

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

scientists have 2 methods to go beyond statistical information about correlation to uncover difference-making relationships

A

1) run an experiment (ideally controlled double-blind)
2) construct a causal model and rely on statistical information about variables of interest to make causal inferences

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Linear correlations require variables with numerical values such as height/weight, where associations can occur between categorical values, such as “favorite color” and “favorite icecream”, or between numerical variables.

A

the strength of a linear correlation is measured as a correlation coefficient, which is a number between 1 and -1
* a correlation of 1 means that the two measurements form a perfect line on a scatterplot, such that when one increases, the other increases as well:

-1 = when one increases, the other one decreases by the same amount
0 = one measurement tells you nothing about the other

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Naturalistic Observations

A

observations of a subject in their natural habitat

18
Q

De kern van het bieden van een causale verklaring is het identificeren van een gebeurtenis (of keten van gebeurtenissen) die de oorzaak was van het fenomeen in kwestie

A

causale uitspraken kunnen dus relaties tussen gebeurtenissen, danwel relaties tussen variabelen beschrijven en kunnen een specifieke danwel een algemene situatie betreffen

19
Q

Causaliteit of Causatie

A

kun je zien als een causale keten (causal chain) van gebeurtenissen of variabelen, waarbij het optreden of de afwezigheid van de ene gebeurtenis (of de waarde die de ene variabele aanneemt) (mede)bepalend is voor het optreden van een andere (latere) gebeurtenis (of voor de waarde die de andere variabele aanneemt

20
Q

Causale inferentie

A

een causaal verband vinden. Doel is vinden van oorzaken die gelden voor het individu
* causale uitspraken op populatieniveau kunnen dan gezien worden als een gemiddelde van de (individu-specifieke) causale relaties die gelden voor de individuen binnen die populatie

21
Q

Counterfactual

A

bij een contrafeitelijke uitspraak wordt geredeneerd vanuit een situatie die tegengesteld is aan de feitelijke situatie (herkenbaar aan “zou” in de formulering

  • causale gevolgtrekkingen vereisen vergelijkingen tussen de feitelijke en contrafeitelijke uitkomst, maar de counterfactuals zijn niet geobserveerd
22
Q

Correlatie tussen 2 gebeurtenissen:

A

wanneer gebeurtenis P vaker optreedt in combinatie mét gebeurtenis Q, dan zonder (niet-Q), dan bestaat er een correlatie tussen de twee gebeurtenissen P en Q.
- correlatie = symmetrisch, causaliteit niet

23
Q

Potochnik

A

2 ideeën over wat het kenmerk is van causale relaties en waarmee deze voorbij gaan aan puur correlationele verbanden:
1) causale processen kunnen gezien worden als relaties waarbij het optreden van de ene gebeurtenis verschil maakt (difference-making) voor het optreden van de andere gebeurtenis
2) causale processen behelzen een fysieke overdracht van energie
- in psychologie heeft Difference-Making een belangrijke rol in het bepalen of een variabele als oorzaak gezien kan worden van een bepaald effect.

24
Q

Difference-Making is een centraal kenmerk van causale relaties bij het opstellen van het onderzoeksonderwerp

A
  • ook wanneer causaliteit wordt afgeleid uit bepaalde regelmatigheden tussen gebeurtenissen of variabelen, speelt difference-making een rol
  • difference-making maakt nog een ander verschil duidelijk tussen correlatie en causaliteit:
  • een oorzakelijke factor kan worden gemanipuleerd en daarmee een verandering in de uitkomstmaat teweegbrengen. Maar als je een variabele manipuleert die enkel geassocieerd is met een andere variabele (en dus niet causaal van invloed is daarop), dan zal dit geen verschil maken voor de uitkomstmaat
25
Q

Regelmatigheidstheorieën van Causaliteit (Regularity Theories)

A
  • probablistische benadering van causaliteit is een reactie hierop
  • Interventie Benadering van Causaliteit (Manipulability Theories of Causation): zowel de regelmatigheidsbenadering, als de interventiebenadering zijn gebaseerd op het idee van difference-making (dat oorzaken een verschil maken voor hun effect)
26
Q

Hume:

A

causaliteit is het observeren van een constante associatie tussen 2 gebeurtenissen die na elkaar plaatsvinden

27
Q

Hume’s Regelmatigheidsbenadering van Causaliteit

A

spreekt over een oorzaak -gevolg relatie, van X op Y, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1) spatio-temporele nabijheid.
X (contact met brandnetel) en Y (uitslag) moeten nabij zijn in tijd en locatie

2) temporele prioriteit.
X moet vooraf gaan aan Y

3) Constante associatie.
Elke X moet worden vergezeld van Y
* binnen deze opvatting worden causale relaties gelijkgesteld aan regelmatigheden tussen gebeurtenissen

Regelmatigheidsbenadering
- geen filosofische uitwerking van het begrip causaliteit nodig
- de opvatting biedt duidelijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden, om te spreken van een oorzaak-gevolgrelatie

NADELEN
- in de 3e voorwaarde wordt gesproken over Constante Associatie, echter de samenhang tussen veel gebeurtenissen volgt niet dit principe
- niet elke regelmatigheid tussen X en Y wijst op een oorzaak-gevolg relatie

28
Q

Probablistische Benadering van Causaliteit (reactie op regelmatigheidsbenadering)

A
  • hierbij worden contribuerende oorzaken onderscheiden, die de kans op een bepaalde uitkomst verhogen
  • contribuerende/partiële oorzaak
    P(Y|X) > P(Y|niet X)
    –> kans op effect Y is groter als factor X aanwezig is, dan wanneer X niet aanwezig is
  • een voordeel van de probabilistische benadering die uitgaat van contribuerende oorzaken, is dat deze in lijn is met wetenschappelijk onderzoek, dat laat zien dat weinig oorzaken de uitkomstmaat volledig determineren (o.a. door grote verschillen tussen mensen in genetische opmaak en omgevingsfactoren waaraan mensen worden blootgesteld)
  • een nadeel: het kan een indicatie geven van de aanwezigheid van causale relaties, maar geen noodzakelijke voorwaarde is om te kunnen spreken van een causale relatie
  • probabilistische afhankelijkheid geeft alleen geen rekenschap van de asymmetrie van het causale proces. Probabilistische afhankelijkheid (wat teruggebracht kan worden naar correlatie) is immers symmetrisch
29
Q

Regelmatigheidsbenadering van Causaliteit binnen psychologie stelt deze 3 voorwaarden, om van een causaal effect van X op Y te kunnen spreken:

A

1) temporele prioriteit (X moet vooraf gaan aan Y)
2) Associatie (X moet gecorreleerd zijn met Y (er moet een conditionele afhankelijkheid gelden tussen beide gebeurtenissen)
3) Niet SPurieus (De relatie tussen X en Y mag niet spurieus zijn, ofwel niet veroorzaakt door een 3e variabele die een gemeenschappelijke -common cause- oorzaak vormt van beiden)

30
Q

Bij een Causale Hypothese

A

gaat het erom dat de causale relatie die je veronderstelt duidelijke naar voren komt
Causaal Diagram (Directed Acyclic Graph, DAG): bestaat uit variabele en pijlen die de variabelen met elkaar verbinden

DAG geeft dus niet de geobserveerde verbanden tussen variabelen weer (of 2 variabelen daadwerkelijk wel/niet correleren), maar de causale relaties die je als onderzoeker op basis van theorie en eerder onderzoek verwacht

31
Q

Directe Causatie

A

Bij een causaal model waarin de onafhankelijke en afhankelijke variabele in directe en indirecte causatie met elkaar staan, is de ene variabele een directe oorzaak van de andere variabele.

32
Q

Indirecte Causale relatie

A

Self esteem (distale oorzaak van zoenen) –> romantic relationships (proximale oorzaak van zoenen) –> zoenen

Romantic relationship is de (inter) mediërende variabele, of wel Mediator
- een keten van oorzaken kan meerdere intermediërende variabelen bevatten

33
Q

Confounder

A

een 3e variabele die een gemeenschappelijke oorzaak (common cause) is van zowel X als Y, wordt ook vaak een confounder genomd

Directe Causatie (X –> Y)
Directe Causatie (Y –> X)

Indirecte Causatie/Mediatie (X–> C–> Y)
Indirecte Causatie/Mediatie (Y–> C –> X)

Common Cause/Confounding (X <– C –> Y)

34
Q

Causale Inferentie

A

binnen de literatuur rondom causale inferentie (= het afleiden van causale effecten uit data) worden met “spurieuze effecten” alle niet-causale paden bedoeld die een eventueel causaal effect tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele vertroebelen

  • aanwezigheid van een 3e variabele die een gemeenschappelijke oorzaak vormt van X en Y tot een spurieuze correlatie tussen X en Y als niet voor die 3e variabele wordt gecontroleerd
35
Q

CRAAP (beoordeling bron)

A

C - currency (artikel recent)
R - Relevance
A - Authority
A - Accuracy
P - Purpose

36
Q

Sufficient Cause

A

een gebeurtenis is een voldoende oorzaak van het gevolg als de oorzaak altijd tot gevolg leidt

37
Q

Necessary Cause

A

soms is het optreden van een gebeurtenis noodzakelijk voor het optreden van een effect (deze gebeurtenis kan, maar hoef niet OOK als voldoende oorzaak te gelden voor het effect).

  • wanneer gesproken wordt over een gebeurtenis als Noodzakelijke Oorzaak, voor het optreden van het gevolg, betekent dit dat deze gebeurtenis ALTIJD aanwezig moet zijn om het effect te laten plaatsvinden
38
Q

Causale Achtergrond (causal Background/causal field)

A

achtergrondkenmerken die als gegeven (Vaststaand) worden beschouwd en daarmee niet kwalificeren als oorzaak maar op de achtergrond wel mogelijkerwijs of daadwerkelijk de causale relatie tussen twee gebeurtenissen kunnen beïnvloeden

39
Q

Niet-Spurieus

A

om aan de voorwaarde van niet-spurieus te voldoen is vaak een interventie nodig waarbij enkel de onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd, zodat deze enkel nog wordt veroorzaakt door de interventie (en niet meer door eventuele 3e variabelen)

40
Q

Spatio-Temporele Nabijheid

A

houdt in dat de gebeurtenissen dicht op elkaar volgen, qua tijd en locatie

41
Q

Interventiebenadering van Causaliteit

A

volgens Potchnik en het idee van Difference-Making kan X als oorzaak van Y worden gezien als aan de volgende 2 voorwaarden is voldaan;

1) als gebeurtenis X ZOU optreden, dan ZOU gebeurtenis Y (waarschijnlijk) ook optreden
2) Als gebeurtenis X niet zou optreden, dan zou gebeurtenis Y (waarschijnlijk) ook niet optreden

  • wanneer een interventie wordt uitgevoerd om een causale hypothese te onderzoeken, dan kun je het idee van difference-making ook omschrijven als;
    X kan als oorzaak van Y worden gezien, als en alleen als Y ZOU veranderen wanneer X ZOU worden gemanipuleerd via een geschikte interventie