studietaak 5 (10%) Flashcards

1
Q

De wetenschapper heeft twee cognitieve instrumenten tot haar beschikking om tot nieuwe kennis te komen

A

observeren en redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

binnen de epistemologie (kennisleer) staan observeren en redeneren centraal binnen 2 klassieke stromingen

A

empirisme en rationalisme

Empirisme legt natdruk op gebruik van zintuigen voor nieuwe kennis (Aristoteles)

Rationalisme legt nadruk op redeneren (Plato)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Methodes van Wetenschap

A

1) inductieve methode
- probeert vanuit een beperkt aantal observaties tot algemene uitspraken over de wereld te komen
- wanneer de conclusie voor de gehele populatie (de hele mensheid) geldt = inductieve generalisatie
- belangrijkste hulpmiddelen: steekproef/statistiek/kansberekening
- Statistiek is essentieel om een inductieve generalisatie kracht bij te zetten

2) Correlatie
- wanneer bepaalde patronen te ontdekken zijn in het vóórkomen van gebeurtenissen, spreekt men over een correlatie (samenhang of associatie) tussen deze gebeurtenissen

3) Hypothetico-Deductieve Methode (HD methode)
- uitbreiding van de inductieve methode, maar het startpunt is niet met 1 of meer observaties , maar een hypothese die onderzoekers willen generaliseren. HD methode neemt dus het rationalisme ipv empirisme als uitgangspunt om tot nieuw kennis te komen
- HD methode start met het formuleren van een hypothese over het optreden van een opvallend fenomeen, een reeks waarnemingen, gebeurtenissen of patronen (bv van menselijk gedrag) die verklaring behoeven- vanuit de hypothesee wordt een verwachting afgeleid (=deductie)

4) Verklarende Hypothese
- potentiële verklaring voor een fenomeen
- uitspraak in de vorm van een veronderstelling die een verklaring biedt voor een geobserveerd fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

HD Methode

A

1) opstellen hypothese
2) formuleren van een voorspelling (vanuit de hypothese door deductie)
3) verzamelen van observaties om de gedane voorspelling te beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wetenchappelijke theorie

A

bestaat uit een set gerelateerde beweringen (in algemene vorm). De theorie in haar geheel biedt verklaringen voor observeerbare fenomenen en/of wet-en regelmatigheden in de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste overeenkomst Verklarende Hypothese en Wetenschappelijke Theorie

A
  • beogen verklaringen te geven voor empirische fenomenen
  • uiteindelijke doel van beiden is om het vóórkomen van bepaalde gebeurtenissen te verklaren

Belangrijkste verschil: de reikwijdte
- een verklarende hypothese beoogt een specifiek fenomeen te verklaren.
- een wetenschappelijke theorie is meestal opgebouwd uit verschillende en samenhangende uitspraken

Niet alleen specifieke, verklarende hypotheses, maar ook een bredere wetenschappelijke theorie zijn te toetsen met de hypothetisch-deductieve benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HD confirmatie methode:

A

methode waarbij de onderzoeker op zoek gaat naar empirische bevindingen die stroken met een hypothese om zo de hypothese te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HD falsificatie methode:

A

methode waarbij de onderzoeker op zoek gaat naar empirische bevindingen die in tegenspraak zijn met een hypothese om zo te proberen de hypothese te weerleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Popper’s probleem met de HD confirmatie methode

A

is dat de conclusie (dat een theorie of hypothese juist is, niet met zekerheid volgt). Daarom verlegde Popper de focus naar het gebruik van Modus Tollens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorzichtige voorspelling

A

een voorspelling die een dusdanig hoge (a-priori) waarschijnlijkheid heeft om uit te komen, dat de bevestiging ervan weinig zegt over het waarheidsgehalte van de theorie of verklarende hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedurfde voorspelling

A

een voorspelling die een dusdanig lage (a-priori) waarschijnlijkheid heeft om uit tee komen, dat de bevestiging ervan informatief is over het waarheidsgehalte van de theorie of verklarende hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Om te beoordelen of een verwachting bevestigd wordt door de onderzoeksdata, en generaliseerbaar is, gebruiken onderzoekers vaak resp. beschrijvende en inferentiele statistische technieken (bv hete berekenen van associatiematen en het toetsen van de generaliseerbaarheid (met behulp van statistische hypothese toetsing). Dit helpt bij de inductieve stap

A

passieve observatie: simpelweg observeren van het menselijk gedrag

interventie: de wetenschapper in een experiment neemt een actieve rol aan door een interventie uit te voeren om vervolgens te observeren wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijke manier van redeneren is het gebruik van ALS-DAN premissen

A

Antecent = als = P
Consequent = dan = Q

  • er zijn 4 mogelijke Als-Dan redeneringen op te stellen, waarvan er 2 deductief zijn, dus waarbij de conclusie noodzakelijk WAAR is, indien de premissen waar zijn (Modus Ponens en Modus Tollens)
  • daarnaast zijn er nog 2 mogelijke Als-Dan redeneringen die ongeldig (niet valide) zijn, waar de conclusie maar enkel “mogelijk waar” is.
    Deze redeneringen staan bekend als “Bevestigen van het Consequent” en het “Ontkennen van het Antecedent”

Modus Ponens P1 (als P dan Q) - deductie
P2 (P)
C (Q)

Modus Tollens. P1 (als P, dan Q) - deductie
P2. (niet Q)
C. (niet P)

Bevestigen consequent P1 (als P dan Q) - ongeldig
P2 (Q)
C (P)

Ontkennen antecedent P1 (als P, dan Q) - ongeldig
P2 (niet P)
C. (niet Q)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inductieve redeneringen leiden niet tot noodzakelijke ware gevolgtrekkingen

A

maar een inductieve generalisatie kan kracht worden bijgezet door goed gebruik van de steekproefmethode en statistische technieken (je bereikt daarmee een bepaalde mate van waarschijnlijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 factoren zijn met name bepalend voor de sterkte van een inductieve generalisatie

A

1) grote steekproef (groot aantal waarnemingen)
2) representatief (de steekproef is typisch voor de betreffende populatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inductieve generalisatie: 2 verschillende type schattingen die wetenschappers vanuit een steekproef naar populaties willen generaliseren

A

1) de (relatieve) frequentie van bepaalde gebeurtenissen
2) de (relatieve) frequentie van combinaties van gebeurtenissen (dwz correlaties)

17
Q

het waarheidsgehalte (de verisimilitude) van een theorie moet zich vertalen in

A

voorspellingen over de toekomst die daadwerkelijk uitkomen

18
Q

De hypothetisch-deductieve methode (HD) is een alternatief van, of uitbreiding op de inductieve methode

A

waar de inductieve methode in essentie observatie gedreven is (op basis van observaties en de generalisatie daarvan komt men tot theorieën), ikeert de HD methode dit om:
in de HD methode staat een idee centraal
- HD methode is hypothese/theoriegedreven- vanuit een bedachte hypothese wordt vervolgens een voorspelling afgeleid die wordt blootgesteld aan empirische toetsing
- Als-Dan-Daarom Schema’s

19
Q

Het verschil tussen de HD confirmatie en HD falsificatie

A

is toe te schrijven aan de sterke logica van de falsificatiemethode die een deductief schema volgt (Modus Tollens)

HD confirmatie volgt “bevestigen van het consequent” redenering (=logisch ongeldig, maar welke met een bepaalde mate van waarschijnlijkheid waar kan zijn)

HD falsificatiemethode volgt Modus Tollens en is deductief + logisch geldig./