Strafrecht W7 +arresten Flashcards
Het is mogelijk om de strafbare feiten die gepleegd worden door de fysieke dader toe te rekenen aan anderen. Dit betreft het leerstuk van het functioneel daderschap.
Strafbare feiten kunnen aan natuurlijke personen worden toegerekend indien voldaan is aan de vereisten uit het arrest IJzerdraad.
Strafbare feiten kunnen aan rechtspersonen worden toegerekend indien voldaan is aan de vereisten uit het arrest Drijfmest.
Het is mogelijk om de strafbare feiten die gepleegd worden door de fysieke dader toe te rekenen aan anderen. Dit betreft het leerstuk van het functioneel daderschap.
Strafbare feiten kunnen aan natuurlijke personen worden toegerekend indien voldaan is aan de vereisten uit het arrest IJzerdraad.
Strafbare feiten kunnen aan rechtspersonen worden toegerekend indien voldaan is aan de vereisten uit het arrest Drijfmest.
HR IJzerdraad
Relevantie: In dit arrest heeft de Hoge Raad de criteria voor functioneel daderschap van een natuurlijk persoon geformuleerd, namelijk het beschikkingscriterium en aanvaardingscriterium.
Relevante feiten: De chef-inkoop van het exportbedrijf heeft formulieren niet naar waarheid ingevuld om zo te bewerkstelligen dat de ijzerdraad van het exportbedrijf waar hij werkzaam was toch naar Finland kon worden uitgevoerd. Door in het formulier aan te geven dat de ijzerdraad afkomstig was van Nederland, terwijl het eigenlijk uit België kwam, heeft hij in strijd met het Deviezenbesluit gehandeld.
Rechtsvraag: Kan de eigenaar van het exportbedrijf (verdachte) als functioneel dader aansprakelijk worden gesteld voor het gepleegde feit?
Beoordeling door het hof: Het hof past de regeling van art. 15 Wet Economische Delicten ten aanzien van rechtspersonen analogisch toe op natuurlijke personen: het hof oordeelt dat de eigenaar van het bedrijf, die economisch bewerkt dat die verboden handelingen plaatsvinden (de verboden gedraging moet dus in de sfeer van de zaak van de eigenaar hebben plaatsgevonden), als pleger van de handelingen moet worden aangemerkt. Hierbij maakt het niet uit dat die eigenaar niet op de hoogte is van die handelingen en niet opdracht heeft gegeven aan personeel om die handelingen te verrichten. De verdachte (eigenaar van het exportbedrijf) is dus volgens het hof strafrechtelijk aansprakelijk.
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad is het niet eens met het oordeel van het hof. De handelingen van de chef-inkoop dienen pas te worden aangemerkt als gedragingen van verdachte, “indien verdachte erover vermocht te beschikken, of die handelingen al dan niet plaatsvonden, en deze behoorden tot de zodanige, welker plaatsvinden blijkens den loop van zaken door verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard”. Hiermee heeft de Hoge Raad dus het beschikkingscriterium en aanvaardingscriterium geformuleerd, die gelden als cumulatieve voorwaarden voor het aannemen van functioneel daderschap (zie de wekelijkse uitleg van de stof).
De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting van het hof wettelijke basis ontbreekt.
HR IJzerdraad
Relevantie: In dit arrest heeft de Hoge Raad de criteria voor functioneel daderschap van een natuurlijk persoon geformuleerd, namelijk het beschikkingscriterium en aanvaardingscriterium.
Relevante feiten: De chef-inkoop van het exportbedrijf heeft formulieren niet naar waarheid ingevuld om zo te bewerkstelligen dat de ijzerdraad van het exportbedrijf waar hij werkzaam was toch naar Finland kon worden uitgevoerd. Door in het formulier aan te geven dat de ijzerdraad afkomstig was van Nederland, terwijl het eigenlijk uit België kwam, heeft hij in strijd met het Deviezenbesluit gehandeld.
Rechtsvraag: Kan de eigenaar van het exportbedrijf (verdachte) als functioneel dader aansprakelijk worden gesteld voor het gepleegde feit?
Beoordeling door het hof: Het hof past de regeling van art. 15 Wet Economische Delicten ten aanzien van rechtspersonen analogisch toe op natuurlijke personen: het hof oordeelt dat de eigenaar van het bedrijf, die economisch bewerkt dat die verboden handelingen plaatsvinden (de verboden gedraging moet dus in de sfeer van de zaak van de eigenaar hebben plaatsgevonden), als pleger van de handelingen moet worden aangemerkt. Hierbij maakt het niet uit dat die eigenaar niet op de hoogte is van die handelingen en niet opdracht heeft gegeven aan personeel om die handelingen te verrichten. De verdachte (eigenaar van het exportbedrijf) is dus volgens het hof strafrechtelijk aansprakelijk.
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad is het niet eens met het oordeel van het hof. De handelingen van de chef-inkoop dienen pas te worden aangemerkt als gedragingen van verdachte, “indien verdachte erover vermocht te beschikken, of die handelingen al dan niet plaatsvonden, en deze behoorden tot de zodanige, welker plaatsvinden blijkens den loop van zaken door verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard”. Hiermee heeft de Hoge Raad dus het beschikkingscriterium en aanvaardingscriterium geformuleerd, die gelden als cumulatieve voorwaarden voor het aannemen van functioneel daderschap (zie de wekelijkse uitleg van de stof).
De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting van het hof wettelijke basis ontbreekt.
HR Gezondheidscertificaat
Relevantie: Naast de gedraging van de feitelijke pleger, dient ook de opzet of culpa te worden toegerekend aan de rechtspersoon (functionele pleger). In dit arrest staat de toerekening van opzet aan de rechtspersoon centraal.
Relevante feiten: S. is een werknemer van de rechtspersoon (hierna: verdachte). S. maakt valselijk gezondheidscertificaten van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Het verweer wordt gevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad een strafbaar feit te plegen, omdat aan haar de gedragingen van werknemer S. niet kunnen worden toegerekend.
Rechtsvraag: Kan de opzet van de werknemer toegerekend worden aan de verdachte? Kan de verdachte als functioneel dader aangemerkt worden voor het door de werknemer begane strafbare feit?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof inhoudende dat, aangezien bij de werknemer sprake was van opzet, ten aanzien van de verdachte bewezen is dat zij de tenlastegelegde feiten met het vereiste opzet heeft begaan. De Hoge Raad baseert haar uitspraak op het volgende:
* De verdachte had aan S. de zorg voor de exportbegeleiding — waaronder de zorg voor verlading, verscheping en de ‘gehele documentenstroom’ — opgedragen;
* S. had volledige procuratie over documenten en handelstransacties;
* De bewezenverklaarde handelingen zijn begaan in het kader van die opgedragen werkzaamheden en met gebruikmaking van die bevoegdheden door S. ten behoeve van de verdachte;
* De directeur van de verdachte was op de hoogte van de door S. op de originele additionele verklaringen aangebrachte toevoegingen;
* Het feit dat de directeur van verdachte geen toestemming heeft gegeven verboden handelingen te verrichten, neemt niet weg dat opzet aan verdachte kan worden toegerekend (r.o. 7.2).
HR Gezondheidscertificaat
Relevantie: Naast de gedraging van de feitelijke pleger, dient ook de opzet of culpa te worden toegerekend aan de rechtspersoon (functionele pleger). In dit arrest staat de toerekening van opzet aan de rechtspersoon centraal.
Relevante feiten: S. is een werknemer van de rechtspersoon (hierna: verdachte). S. maakt valselijk gezondheidscertificaten van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Het verweer wordt gevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad een strafbaar feit te plegen, omdat aan haar de gedragingen van werknemer S. niet kunnen worden toegerekend.
Rechtsvraag: Kan de opzet van de werknemer toegerekend worden aan de verdachte? Kan de verdachte als functioneel dader aangemerkt worden voor het door de werknemer begane strafbare feit?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof inhoudende dat, aangezien bij de werknemer sprake was van opzet, ten aanzien van de verdachte bewezen is dat zij de tenlastegelegde feiten met het vereiste opzet heeft begaan. De Hoge Raad baseert haar uitspraak op het volgende:
* De verdachte had aan S. de zorg voor de exportbegeleiding — waaronder de zorg voor verlading, verscheping en de ‘gehele documentenstroom’ — opgedragen;
* S. had volledige procuratie over documenten en handelstransacties;
* De bewezenverklaarde handelingen zijn begaan in het kader van die opgedragen werkzaamheden en met gebruikmaking van die bevoegdheden door S. ten behoeve van de verdachte;
* De directeur van de verdachte was op de hoogte van de door S. op de originele additionele verklaringen aangebrachte toevoegingen;
* Het feit dat de directeur van verdachte geen toestemming heeft gegeven verboden handelingen te verrichten, neemt niet weg dat opzet aan verdachte kan worden toegerekend (r.o. 7.2).
HR Drijfmest
Relevantie: In dit arrest legt de Hoge Raad uit wanneer een verboden gedraging van een feitelijke pleger aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Dit hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon
Relevante feiten: A. BV is eigenaar van een stuk grond dat in haar opdracht wordt beheerd door Z. BV (verdachte). In opdracht van Z. BV wordt die grond feitelijk beheerd door C.S.D. die in loondienst is bij A. BV. Er is vastgesteld dat op dat stuk grond door een onbekende drijfmest was uitgereden en dat die mest niet was ondergewerkt, ofwel niet emissiearm was aangewend (r.o. 4.2).
Rechtsvraag: Kan de verboden gedraging van de onbekende redelijkerwijs worden toegerekend aan de rechtspersoon (Z. BV)?
Beoordeling door de Hoge Raad: Krachtens art. 51 Sr kan een overtreding van een verbod zowel door een natuurlijk persoon als een rechtspersoon worden begaan. Een rechtspersoon kan als dader van de overtreding worden aangemerkt, indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend (r.o. 4.5).
Wanneer een verboden gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Hier is sprake van als een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
* Er is sprake van een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
* De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
* De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf (= baatcriterium);
* IJZERDRAADCRITERIA
“De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging” (r.o. 3.4). (zie ook Kelk/De Jong p. 517)
De Hoge Raad acht het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft niet toegelicht welke taken en bevoegdheden het aan de verdachte opgedragen beheer inhielden (r.o. 4.6).
HR Drijfmest
Relevantie: In dit arrest legt de Hoge Raad uit wanneer een verboden gedraging van een feitelijke pleger aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Dit hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon
Relevante feiten: A. BV is eigenaar van een stuk grond dat in haar opdracht wordt beheerd door Z. BV (verdachte). In opdracht van Z. BV wordt die grond feitelijk beheerd door C.S.D. die in loondienst is bij A. BV. Er is vastgesteld dat op dat stuk grond door een onbekende drijfmest was uitgereden en dat die mest niet was ondergewerkt, ofwel niet emissiearm was aangewend (r.o. 4.2).
Rechtsvraag: Kan de verboden gedraging van de onbekende redelijkerwijs worden toegerekend aan de rechtspersoon (Z. BV)?
Beoordeling door de Hoge Raad: Krachtens art. 51 Sr kan een overtreding van een verbod zowel door een natuurlijk persoon als een rechtspersoon worden begaan. Een rechtspersoon kan als dader van de overtreding worden aangemerkt, indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend (r.o. 4.5).
Wanneer een verboden gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Hier is sprake van als een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
* Er is sprake van een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
* De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
* De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf (= baatcriterium);
* IJZERDRAADCRITERIA
“De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging” (r.o. 3.4). (zie ook Kelk/De Jong p. 517)
De Hoge Raad acht het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft niet toegelicht welke taken en bevoegdheden het aan de verdachte opgedragen beheer inhielden (r.o. 4.6).
HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven
Relevantie: Dit arrest geeft een beslissingskader voor ‘feitelijk leidinggeven’ in de zin van art. 51 lid 2 sub 2 Sr.
Relevante feiten: De verdachte was voorzitter van het dagelijks bestuur van het Werkvoorzieningsschap en voorzitter van vergaderingen van het Werkvoorzieningsschap. Verdachte had een constructie gecreëerd waarbij hij zijn werkzaamheden als algemeen directeur van het werkvoorzieningsschap en haar dochtervennootschappen na 20 januari 2000 zou kunnen voortzetten zonder voor fiscale doeleinden als werknemer van het werkvoorzieningsschap te worden aangemerkt. Hij wist dat dit fiscaal gunstig was. De Werkvoorzieningsschap heeft als gevolg meerdere onjuiste aangiften gedaan. Met andere woorden, er is gesjoemeld met de belasting in de Werkvoorzieningsschap. Op welke manier dit gedaan is, is voor de essentie niet van belang. Het Werkvoorzieningsschap wordt aangemerkt als functioneel dader.
Rechtsvraag: Kan verdachte als feitelijk leidinggever strafbaar worden gesteld voor het door de rechtspersoon begane strafbare feit?
Beoordeling door de Hoge Raad: Voordat je kan beoordelen of sprake is van feitelijk leidinggeven, dient allereerst te worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Er dient dus vastgesteld te worden of de verboden gedraging aan de verdachte (een rechtspersoon) kan worden toegerekend (r.o. 3.3).
Gebruik hierbij de criteria voor functioneel daderschap van een rechtspersoon, die in r.o. 3.4 van HR Drijfmest zijn uitgewerkt en in r.o. 3.4.2 van dit arrest is herhaald.
Indien de desbetreffende delictsomschrijving opzet vereist, moet dit ook worden vastgesteld. Dit kan op verschillende manieren: het is niet per se vereist dat de verboden gedraging namens of ten behoeve van de rechtspersoon is verricht. Opzet kan ook blijken uit het beleid van de rechtspersoon of uit de feitelijke gang van zaken (r.o. 3.4.2).
Als is vastgesteld dat de verboden gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kom je aan de vraag toe of sprake is van feitelijk leidinggeven.
- Accessoriteit
- De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging.
a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2). - Dubbel opzet is vereist.
Er moet sprake zijn van opzet op het leidinggeven zelf en op het strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan. Hierbij is minimaal voorwaardelijk opzet vereist: de functionaris moet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich konden voordoen. Hiervan kan sprake zijn als (a) de verdachte wetenschap had van de strafbare gedragingen van de rechtspersoon of (b) als de verdachte de onderneming zo organiseert dat de opdrachten die aan de werknemers gegeven worden niet zonder het begaan van strafbare feiten konden worden uitgevoerd (r.o. 3.5.3).
De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof dat sprake is van feitelijk leidinggeven.
HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven
Relevantie: Dit arrest geeft een beslissingskader voor ‘feitelijk leidinggeven’ in de zin van art. 51 lid 2 sub 2 Sr.
Relevante feiten: De verdachte was voorzitter van het dagelijks bestuur van het Werkvoorzieningsschap en voorzitter van vergaderingen van het Werkvoorzieningsschap. Verdachte had een constructie gecreëerd waarbij hij zijn werkzaamheden als algemeen directeur van het werkvoorzieningsschap en haar dochtervennootschappen na 20 januari 2000 zou kunnen voortzetten zonder voor fiscale doeleinden als werknemer van het werkvoorzieningsschap te worden aangemerkt. Hij wist dat dit fiscaal gunstig was. De Werkvoorzieningsschap heeft als gevolg meerdere onjuiste aangiften gedaan. Met andere woorden, er is gesjoemeld met de belasting in de Werkvoorzieningsschap. Op welke manier dit gedaan is, is voor de essentie niet van belang. Het Werkvoorzieningsschap wordt aangemerkt als functioneel dader.
Rechtsvraag: Kan verdachte als feitelijk leidinggever strafbaar worden gesteld voor het door de rechtspersoon begane strafbare feit?
Beoordeling door de Hoge Raad: Voordat je kan beoordelen of sprake is van feitelijk leidinggeven, dient allereerst te worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Er dient dus vastgesteld te worden of de verboden gedraging aan de verdachte (een rechtspersoon) kan worden toegerekend (r.o. 3.3).
Gebruik hierbij de criteria voor functioneel daderschap van een rechtspersoon, die in r.o. 3.4 van HR Drijfmest zijn uitgewerkt en in r.o. 3.4.2 van dit arrest is herhaald.
Indien de desbetreffende delictsomschrijving opzet vereist, moet dit ook worden vastgesteld. Dit kan op verschillende manieren: het is niet per se vereist dat de verboden gedraging namens of ten behoeve van de rechtspersoon is verricht. Opzet kan ook blijken uit het beleid van de rechtspersoon of uit de feitelijke gang van zaken (r.o. 3.4.2).
Als is vastgesteld dat de verboden gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kom je aan de vraag toe of sprake is van feitelijk leidinggeven.
- Accessoriteit
- De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging.
a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2). - Dubbel opzet is vereist.
Er moet sprake zijn van opzet op het leidinggeven zelf en op het strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan. Hierbij is minimaal voorwaardelijk opzet vereist: de functionaris moet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich konden voordoen. Hiervan kan sprake zijn als (a) de verdachte wetenschap had van de strafbare gedragingen van de rechtspersoon of (b) als de verdachte de onderneming zo organiseert dat de opdrachten die aan de werknemers gegeven worden niet zonder het begaan van strafbare feiten konden worden uitgevoerd (r.o. 3.5.3).
De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof dat sprake is van feitelijk leidinggeven.
Feitelijke leidinggeven ex art. 51 lid 2 sub 2 Sr HR Overzichtsarrest
Vereisten:
1 Accessoriteit r.o. 3.3, 3.4.1.
Rechtspersoon moet dader zijn (aansprakelijk zijn)
- De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging.
a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2). - Dubbel opzet is vereist.
Er moet sprake zijn van opzet op het leidinggeven zelf en op het strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan. Hierbij is minimaal voorwaardelijk opzet vereist: de functionaris moet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich konden voordoen. Hiervan kan sprake zijn als (a) de verdachte wetenschap had van de strafbare gedragingen van de rechtspersoon of (b) als de verdachte de onderneming zo organiseert dat de opdrachten die aan de werknemers gegeven worden niet zonder het begaan van strafbare feiten konden worden uitgevoerd (r.o. 3.5.3).
Feitelijke leidinggeven ex art. 51 lid 2 sub 2 Sr HR Overzichtsarrest
Vereisten:
1 Accessoriteit r.o. 3.3, 3.4.1.
Rechtspersoon moet dader zijn (aansprakelijk zijn)
- De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging.
a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2). - Dubbel opzet is vereist.
Er moet sprake zijn van opzet op het leidinggeven zelf en op het strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan. Hierbij is minimaal voorwaardelijk opzet vereist: de functionaris moet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich konden voordoen. Hiervan kan sprake zijn als (a) de verdachte wetenschap had van de strafbare gedragingen van de rechtspersoon of (b) als de verdachte de onderneming zo organiseert dat de opdrachten die aan de werknemers gegeven worden niet zonder het begaan van strafbare feiten konden worden uitgevoerd (r.o. 3.5.3).
Introductie
De voorgaande week betrof een verruiming van het daderschap (we weten nu dat ook deelnemers strafbaar kunnen worden gesteld). Deze week betreft een verruiming van het plegerschap. Waar daderschap de mogelijkheid inhoudt om natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk te houden voor gedragingen die feitelijk door anderen zijn verricht, heeft plegerschap betrekking op wie in zijn algemeenheid aangemerkt kunnen worden als normadressaat van strafbepalingen en dus strafbaar gesteld kan worden. We gaan deze week in het bijzonder ook kijken naar rechtspersonen.
Waar vroeger alleen de fysieke dader werd aangemerkt als normadressaat van strafbepalingen, wordt tegenwoordig ook de functionele dader aangemerkt als normadressaat. Functioneel daderschap (art. 51 Sr) houdt in dat ook personen die niet eigenhandig de delictsgedraging hebben verricht, op grond van zijn of haar maatschappelijke functie alsnog strafbaar gesteld kunnen worden (denk aan de ondernemer, werkgever, eigenaar, et cetera). Naast natuurlijke personen, is het ook mogelijk rechtspersonen strafbaar te stellen. In het geval dat strafbaarheid van een rechtspersoon is vastgesteld, kunnen personen die hebben bijgedragen aan het strafbare feit eveneens strafrechtelijk vervolgd worden. Dit betreft de personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedragingen die het strafbare feit opleveren dan wel daartoe opdracht hebben gegeven.
Introductie
De voorgaande week betrof een verruiming van het daderschap (we weten nu dat ook deelnemers strafbaar kunnen worden gesteld). Deze week betreft een verruiming van het plegerschap. Waar daderschap de mogelijkheid inhoudt om natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk te houden voor gedragingen die feitelijk door anderen zijn verricht, heeft plegerschap betrekking op wie in zijn algemeenheid aangemerkt kunnen worden als normadressaat van strafbepalingen en dus strafbaar gesteld kan worden. We gaan deze week in het bijzonder ook kijken naar rechtspersonen.
Waar vroeger alleen de fysieke dader werd aangemerkt als normadressaat van strafbepalingen, wordt tegenwoordig ook de functionele dader aangemerkt als normadressaat. Functioneel daderschap (art. 51 Sr) houdt in dat ook personen die niet eigenhandig de delictsgedraging hebben verricht, op grond van zijn of haar maatschappelijke functie alsnog strafbaar gesteld kunnen worden (denk aan de ondernemer, werkgever, eigenaar, et cetera). Naast natuurlijke personen, is het ook mogelijk rechtspersonen strafbaar te stellen. In het geval dat strafbaarheid van een rechtspersoon is vastgesteld, kunnen personen die hebben bijgedragen aan het strafbare feit eveneens strafrechtelijk vervolgd worden. Dit betreft de personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedragingen die het strafbare feit opleveren dan wel daartoe opdracht hebben gegeven.
Introductie
De voorgaande week betrof een verruiming van het daderschap (we weten nu dat ook deelnemers strafbaar kunnen worden gesteld). Deze week betreft een verruiming van het plegerschap. Waar daderschap de mogelijkheid inhoudt om natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk te houden voor gedragingen die feitelijk door anderen zijn verricht, heeft plegerschap betrekking op wie in zijn algemeenheid aangemerkt kunnen worden als normadressaat van strafbepalingen en dus strafbaar gesteld kan worden. We gaan deze week in het bijzonder ook kijken naar rechtspersonen.
Waar vroeger alleen de fysieke dader werd aangemerkt als normadressaat van strafbepalingen, wordt tegenwoordig ook de functionele dader aangemerkt als normadressaat. Functioneel daderschap (art. 51 Sr) houdt in dat ook personen die niet eigenhandig de delictsgedraging hebben verricht, op grond van zijn of haar maatschappelijke functie alsnog strafbaar gesteld kunnen worden (denk aan de ondernemer, werkgever, eigenaar, et cetera). Naast natuurlijke personen, is het ook mogelijk rechtspersonen strafbaar te stellen. In het geval dat strafbaarheid van een rechtspersoon is vastgesteld, kunnen personen die hebben bijgedragen aan het strafbare feit eveneens strafrechtelijk vervolgd worden. Dit betreft de personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedragingen die het strafbare feit opleveren dan wel daartoe opdracht hebben gegeven.
Introductie
De voorgaande week betrof een verruiming van het daderschap (we weten nu dat ook deelnemers strafbaar kunnen worden gesteld). Deze week betreft een verruiming van het plegerschap. Waar daderschap de mogelijkheid inhoudt om natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk te houden voor gedragingen die feitelijk door anderen zijn verricht, heeft plegerschap betrekking op wie in zijn algemeenheid aangemerkt kunnen worden als normadressaat van strafbepalingen en dus strafbaar gesteld kan worden. We gaan deze week in het bijzonder ook kijken naar rechtspersonen.
Waar vroeger alleen de fysieke dader werd aangemerkt als normadressaat van strafbepalingen, wordt tegenwoordig ook de functionele dader aangemerkt als normadressaat. Functioneel daderschap (art. 51 Sr) houdt in dat ook personen die niet eigenhandig de delictsgedraging hebben verricht, op grond van zijn of haar maatschappelijke functie alsnog strafbaar gesteld kunnen worden (denk aan de ondernemer, werkgever, eigenaar, et cetera). Naast natuurlijke personen, is het ook mogelijk rechtspersonen strafbaar te stellen. In het geval dat strafbaarheid van een rechtspersoon is vastgesteld, kunnen personen die hebben bijgedragen aan het strafbare feit eveneens strafrechtelijk vervolgd worden. Dit betreft de personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedragingen die het strafbare feit opleveren dan wel daartoe opdracht hebben gegeven.
Wie kunnen als normadressaat van strafbepalingen worden aangemerkt? art. 51 Sr.
Natuurlijke personen
- fysieke daders/plegers
- deelnemers (medeplegers/uitlokkers/doen plegers)
- functionele daders/plegers
- feitelijke leidinggevers en opdrachtgevers
Rechtspersonen
- (met name) privaatrechtelijke rechtspersonen
- met rechtspersonen gelijk te stellen entiteiten zie art. 51 lid 3 Sr
- publiekrechtelijke rechtspersonen.
Wie kunnen als normadressaat van strafbepalingen worden aangemerkt? art. 51 Sr.
Natuurlijke personen
- fysieke daders/plegers
- deelnemers (medeplegers/uitlokkers/doen plegers)
- functionele daders/plegers
- feitelijke leidinggevers en opdrachtgevers
Rechtspersonen
- (met name) privaatrechtelijke rechtspersonen
- met rechtspersonen gelijk te stellen entiteiten zie art. 51 lid 3 Sr
- publiekrechtelijke rechtspersonen.
Functioneel daderschap van een natuurlijk persoon
Naast de fysieke pleger van een strafbaar feit, kan dus ook een functionele pleger worden aangemerkt als normadressaat van een strafbepaling. In sommige gevallen is het zelfs zo dat alleen een functionele pleger normadressaat kan zijn. De gedragingen van de fysieke pleger kunnen alleen worden toegerekend aan een ander (functionele pleger), indien is voldaan aan bepaalde criteria.
Voor de vereisten van functioneel daderschap moeten we kijken in het arrest HR IJzerdraad.
1. Beschikkingscriterium
Heeft de functionele dader beschikkingsmacht? Dit criterium betreft de feitelijke zeggenschap die de functionele dader moet hebben over zijn ondergeschikte.
a. De functionele dader moet het in zijn macht hebben gehad om het delict te verhinderen dan wel te bewerkstelligen.
b. De beschikkingsmacht moet zien op een feitelijk hiërarchische relatie tussen de functionele pleger en zijn ondergeschikte. Er hoeft niet per se sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschap.
Voorbeeld: X is eigenaar van De Fietsenmaker Lombok. Er worden regelmatig kapotte fietsen gestolen van het pleintje tegenover de fietsenmaker, om ze vervolgens eerst te laten maken bij De Fietsenmaker Lombok. X wilt hier niets mee te maken hebben. X huurt daarom Y in om een oogje in het zeil te houden. Elke keer als Y iemand betrapt, wordt er een schadevergoeding geëist op straffe van het doen van aangifte bij de politie. Y mag de betaling van deze schadevergoeding houden. X is net wat nieuwe onderdelen gaan halen bij zijn vaste groothandel. Y is op dat moment alleen bij De Fietsenmaker Lombok. Bij de volgende man is Y het zo beu, dat hij Y in elkaar slaat. X heeft in dit voorbeeld beschikkingsmacht over Y. X is namelijk eigenaar van De Fietsenmaker Lombok en heeft Y ingehuurd. Y werkte in opdracht van X en was ondergeschikt aan X. Je kan in dit geval daarom stellen dat aan het beschikkingscriterium is voldaan.
- Aanvaardingscriterium
Dit impliceert dat bij de functioneel pleger een zeker bewustzijn en een zekere acceptatie van de verboden gedraging aanwezig was (een subjectieve instemming met de verboden gedraging). De functionele pleger moet de verboden gedraging hebben ‘aanvaard’. Onder het begrip ‘aanvaarden’ wordt volgens r.o. 3.4. van HR Drijfmest verstaan: ‘het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging’ (hiermee is de redelijke toerekening als uitgangspunt genomen).* Deze aanvaarding hoeft niet expliciet te blijken, maar kan ook volgen uit stelselmatig gedrag, onvoldoende toezicht of het niet naleven van de zorgplicht.
Voorbeeld: Denk aan de situatie in het vorige voorbeeld. Y heeft van X nooit de opdracht gekregen om iemand in elkaar te slaan als hij diegene betrapte. Hij diende enkel een schadevergoeding te eisen. Ook ging het afdwingen van het betalen van de schadevergoeding altijd zonder geweld. X is niet in het pand aanwezig ten tijde van het accident. Hij heeft dus het gedrag niet kunnen voorkomen en het valt niet binnen hetgeen X en Y hebben afgesproken. Je kan in deze situatie dus stellen dat X dit niet heeft aanvaard en er dus niet aan het aanvaardingscriterium is voldaan. Dit zou anders zijn als bijvoorbeeld X wel aanwezig was in het pand en het ‘gewoon’ liet gebeuren.
*Hoewel HR Drijfmest functioneel daderschap van een rechtspersoon betreft, geldt de hierin geformuleerde benadering van het aanvaardingscriterium ook voor functioneel daderschap van natuurlijke personen.
Functioneel daderschap van een natuurlijk persoon
Naast de fysieke pleger van een strafbaar feit, kan dus ook een functionele pleger worden aangemerkt als normadressaat van een strafbepaling. In sommige gevallen is het zelfs zo dat alleen een functionele pleger normadressaat kan zijn. De gedragingen van de fysieke pleger kunnen alleen worden toegerekend aan een ander (functionele pleger), indien is voldaan aan bepaalde criteria.
Voor de vereisten van functioneel daderschap moeten we kijken in het arrest HR IJzerdraad.
1. Beschikkingscriterium
Heeft de functionele dader beschikkingsmacht? Dit criterium betreft de feitelijke zeggenschap die de functionele dader moet hebben over zijn ondergeschikte.
a. De functionele dader moet het in zijn macht hebben gehad om het delict te verhinderen dan wel te bewerkstelligen.
b. De beschikkingsmacht moet zien op een feitelijk hiërarchische relatie tussen de functionele pleger en zijn ondergeschikte. Er hoeft niet per se sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschap.
Voorbeeld: X is eigenaar van De Fietsenmaker Lombok. Er worden regelmatig kapotte fietsen gestolen van het pleintje tegenover de fietsenmaker, om ze vervolgens eerst te laten maken bij De Fietsenmaker Lombok. X wilt hier niets mee te maken hebben. X huurt daarom Y in om een oogje in het zeil te houden. Elke keer als Y iemand betrapt, wordt er een schadevergoeding geëist op straffe van het doen van aangifte bij de politie. Y mag de betaling van deze schadevergoeding houden. X is net wat nieuwe onderdelen gaan halen bij zijn vaste groothandel. Y is op dat moment alleen bij De Fietsenmaker Lombok. Bij de volgende man is Y het zo beu, dat hij Y in elkaar slaat. X heeft in dit voorbeeld beschikkingsmacht over Y. X is namelijk eigenaar van De Fietsenmaker Lombok en heeft Y ingehuurd. Y werkte in opdracht van X en was ondergeschikt aan X. Je kan in dit geval daarom stellen dat aan het beschikkingscriterium is voldaan.
- Aanvaardingscriterium
Dit impliceert dat bij de functioneel pleger een zeker bewustzijn en een zekere acceptatie van de verboden gedraging aanwezig was (een subjectieve instemming met de verboden gedraging). De functionele pleger moet de verboden gedraging hebben ‘aanvaard’. Onder het begrip ‘aanvaarden’ wordt volgens r.o. 3.4. van HR Drijfmest verstaan: ‘het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging’ (hiermee is de redelijke toerekening als uitgangspunt genomen).* Deze aanvaarding hoeft niet expliciet te blijken, maar kan ook volgen uit stelselmatig gedrag, onvoldoende toezicht of het niet naleven van de zorgplicht.
Voorbeeld: Denk aan de situatie in het vorige voorbeeld. Y heeft van X nooit de opdracht gekregen om iemand in elkaar te slaan als hij diegene betrapte. Hij diende enkel een schadevergoeding te eisen. Ook ging het afdwingen van het betalen van de schadevergoeding altijd zonder geweld. X is niet in het pand aanwezig ten tijde van het accident. Hij heeft dus het gedrag niet kunnen voorkomen en het valt niet binnen hetgeen X en Y hebben afgesproken. Je kan in deze situatie dus stellen dat X dit niet heeft aanvaard en er dus niet aan het aanvaardingscriterium is voldaan. Dit zou anders zijn als bijvoorbeeld X wel aanwezig was in het pand en het ‘gewoon’ liet gebeuren.
*Hoewel HR Drijfmest functioneel daderschap van een rechtspersoon betreft, geldt de hierin geformuleerde benadering van het aanvaardingscriterium ook voor functioneel daderschap van natuurlijke personen.
Functioneel daderschap (eenmanszaak is geen rechtspersoon in art. 51 Sr maar wel functionele dader (want eenmanszaak is 1 persoon)) en (kerk is vaak organisatie en dus rechtspersoon)
In enige andere situatie zit valt het of art. 47 Sr ofwel rechtspersoon. (vaak eenmanszaak functionele daderschap).
Stappenplan:
Functioneel daderschap (IJzerdraad arrest) art. 51 Sr
Houdt in: Je hebt een bepaalde functie een maatschappelijke invloed hebt op een strafbare feit.
1)Beschikkingscriterium
- feitelijke zeggenschap
Functioneel dader moet beschikking hebben over gedraging. In zijn functie het kunnen verhinderen. (feitelijke zeggenschap > juridische term, dus kijkt had die persoon het kunnen stoppen als hij wist wat er aan de hand was, kan hij met die zeggenschap die strafbare feit voorkomen) of bewerkstelligen.
2) aanvaardingscriterium
- bewustzijn & acceptatie
- arrest Drijfmest r.o. 3.4 (handelen/nalaten zorgplicht)
(onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging)
(En gedraging aanvaarden)
conclusie
Functioneel daderschap (eenmanszaak is geen rechtspersoon in art. 51 Sr maar wel functionele dader (want eenmanszaak is 1 persoon)) en (kerk is vaak organisatie en dus rechtspersoon)
In enige andere situatie zit valt het of art. 47 Sr ofwel rechtspersoon. (vaak eenmanszaak functionele daderschap).
Stappenplan:
Functioneel daderschap (IJzerdraad arrest) art. 51 Sr
Houdt in: Je hebt een bepaalde functie een maatschappelijke invloed hebt op een strafbare feit.
1)Beschikkingscriterium
- feitelijke zeggenschap
Functioneel dader moet beschikking hebben over gedraging. In zijn functie het kunnen verhinderen. (feitelijke zeggenschap > juridische term, dus kijkt had die persoon het kunnen stoppen als hij wist wat er aan de hand was, kan hij met die zeggenschap die strafbare feit voorkomen) of bewerkstelligen.
2) aanvaardingscriterium
- bewustzijn & acceptatie
- arrest Drijfmest r.o. 3.4 (handelen/nalaten zorgplicht)
(onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging)
(En gedraging aanvaarden)
conclusie
Functioneel daderschap van rechtspersonen
Krachtens art. 51 Sr kan een strafbaar feit door zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon worden begaan. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon dient aan de hand van de volgende twee stappen te worden vastgesteld:
1. Toerekening van gedragingen aan rechtspersoon;
2. Toerekening van opzet/culpa aan rechtspersoon.
3.1 Toerekening van gedragingen aan rechtspersonen
Een rechtspersoon kan als dader van de overtreding worden aangemerkt, indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend (r.o. 4.5 HR Drijfmest).
Wanneer een verboden gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Hier is sprake van als een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
* Er is sprake van een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
* De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
* De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf (= baatcriterium);
* IJZERDRAADCRITERIA (zie onderwerp 2) “De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging” (r.o. 3.4 HR Drijfmest). (zie ook Kelk/De Jong p. 517)
Let op: Hierboven worden de IJzerdraad-criteria toegepast. Hoewel deze criteria in het IJzerdraad-arrest zagen op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon, geldt dit criterium eveneens voor toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon.
3.2 Toerekening van opzet/culpa aan rechtspersonen
Schuld of opzet is lastig aan te duiden bij het functioneel daderschap. Er zijn namelijk nog geen duidelijke criteria voor opgesteld (verwar dit dus niet met de criteria voor functioneel daderschap). Voor de toerekening van opzet of schuld aan de rechtspersoon, geeft het handboek drie mogelijkheden:
1. Bijeengesprokkelde opzet/schuld van natuurlijke personen, die aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Indien bijvoorbeeld meerdere hoge functionarissen die voor de rechtspersoon relevant zijn opzettelijk bij een strafbaar feit betrokken zijn geweest, kan de opzet of schuld van hen bijeengesprokkeld aan de rechtspersoon worden toegerekend.
- Toerekening van opzet of culpa ligt meer voor de hand als het gedragingen betreft van hoge functionarissen die voor de rechtspersoon relevant zijn, zoals bestuurders en vennoten. Verder zijn belangrijke aandachtspunten; het concrete delict en de soort rechtspersoon (waarbij voornamelijk gekeken wordt naar de grootte), de interne organisatie van de rechtspersoon en de taak en verantwoordelijkheid van de natuurlijke persoon binnen de organisatie.
- Opzet/schuld bij de rechtspersoon zelf. Dit is een meer normatieve benadering die ziet op het psychische klimaat dat binnen een rechtspersoon heerst. Uit de feitelijke gang van zaken (beslis- en organisatiestructuren, notulen, documentatie, et cetera) kan een bepaalde opzet/schuld worden opgemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het bestuur vereist dat illegale praktijken niet worden vermeld of verzwegen.
4. Een combinatie van een en twee is ook mogelijk.
Bij culpoze misdrijven is het volgende belangrijk:
- Hieraan ligt de schending van een bepaalde zorgplicht ten grondslag.
- Schending van zorgplicht is vaak terug te voeren op de structuur van de organisatie van de rechtspersoon.
Functioneel daderschap van rechtspersonen
Krachtens art. 51 Sr kan een strafbaar feit door zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon worden begaan. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon dient aan de hand van de volgende twee stappen te worden vastgesteld:
1. Toerekening van gedragingen aan rechtspersoon;
2. Toerekening van opzet/culpa aan rechtspersoon.
3.1 Toerekening van gedragingen aan rechtspersonen
Een rechtspersoon kan als dader van de overtreding worden aangemerkt, indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend (r.o. 4.5 HR Drijfmest).
Wanneer een verboden gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, hangt af van de concrete omstandigheden. Hier valt de aard van de (verboden) gedraging onder. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Hier is sprake van als een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
* Er is sprake van een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
* De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
* De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf (= baatcriterium);
* IJZERDRAADCRITERIA (zie onderwerp 2) “De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging” (r.o. 3.4 HR Drijfmest). (zie ook Kelk/De Jong p. 517)
Let op: Hierboven worden de IJzerdraad-criteria toegepast. Hoewel deze criteria in het IJzerdraad-arrest zagen op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon, geldt dit criterium eveneens voor toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon.
3.2 Toerekening van opzet/culpa aan rechtspersonen
Schuld of opzet is lastig aan te duiden bij het functioneel daderschap. Er zijn namelijk nog geen duidelijke criteria voor opgesteld (verwar dit dus niet met de criteria voor functioneel daderschap). Voor de toerekening van opzet of schuld aan de rechtspersoon, geeft het handboek drie mogelijkheden:
1. Bijeengesprokkelde opzet/schuld van natuurlijke personen, die aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Indien bijvoorbeeld meerdere hoge functionarissen die voor de rechtspersoon relevant zijn opzettelijk bij een strafbaar feit betrokken zijn geweest, kan de opzet of schuld van hen bijeengesprokkeld aan de rechtspersoon worden toegerekend.
- Toerekening van opzet of culpa ligt meer voor de hand als het gedragingen betreft van hoge functionarissen die voor de rechtspersoon relevant zijn, zoals bestuurders en vennoten. Verder zijn belangrijke aandachtspunten; het concrete delict en de soort rechtspersoon (waarbij voornamelijk gekeken wordt naar de grootte), de interne organisatie van de rechtspersoon en de taak en verantwoordelijkheid van de natuurlijke persoon binnen de organisatie.
- Opzet/schuld bij de rechtspersoon zelf. Dit is een meer normatieve benadering die ziet op het psychische klimaat dat binnen een rechtspersoon heerst. Uit de feitelijke gang van zaken (beslis- en organisatiestructuren, notulen, documentatie, et cetera) kan een bepaalde opzet/schuld worden opgemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het bestuur vereist dat illegale praktijken niet worden vermeld of verzwegen.
4. Een combinatie van een en twee is ook mogelijk.
Bij culpoze misdrijven is het volgende belangrijk:
- Hieraan ligt de schending van een bepaalde zorgplicht ten grondslag.
- Schending van zorgplicht is vaak terug te voeren op de structuur van de organisatie van de rechtspersoon.
Stappenplan strafrechtrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersoon art. 51 lid Sr
Lid 2 sub 1.
1) daderschap (kale daderschap zonder opzet en culpa) > drijfmest r.o. 3.3 + 3.4
> redelijke toerekening
> i.i.g. in de sfeer van de rechtspersoon
> 4 factoren
- iemand in dienst
- valt in normale bedrijfsvoering
- was het bedrijf dienstig
- IJzerdraad-criteria
Zoveel mogelijk van factoren proberen te doen. Dus hoef niet aan alle voldaan te zijn.
2) Opzet/culpa
1 > opzet van natuurlijke personen doorleveren aan rechtspersoon
Hoe meer opzet hoe beter, dus 5 mensen kunt stellen dat ze opzet hadden op gronddelict, dan kan dat worden toegerekend. Stel 3 zijn managers dan is het hogere functie en wordt sneller aangenomen.
dus (wat is opzet van feitelijke daders en kunnen we die toerekenen aan de rechtspersoon)
2 > rechtspersoon zelf (bedrijfscultuur, feitelijke gang van zaken van documenten)
Kan allebei.
r.o. 3.3 Drijfmest > daderschap rechtspersoon
Als je vraag 1 ziet wordt er ingegaan op raadsman betoogd dat .. niet als dader kan worden beschouwd, dus gezien op deel 1! Opzet worden bewezen gaat over 2e stap vraag 2. Kan rechtspersoon strafrechtelijke aansprakelijk zijn dan 1 en 2 uitwerken.
Daderschap vragen alleen deel 1. Strafrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersoon 2 delen.
Stappenplan strafrechtrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersoon art. 51 lid Sr
Lid 2 sub 1.
1) daderschap (kale daderschap zonder opzet en culpa) > drijfmest r.o. 3.3 + 3.4
> redelijke toerekening
> i.i.g. in de sfeer van de rechtspersoon
> 4 factoren
- iemand in dienst
- valt in normale bedrijfsvoering
- was het bedrijf dienstig
- IJzerdraad-criteria
Zoveel mogelijk van factoren proberen te doen. Dus hoef niet aan alle voldaan te zijn.
2) Opzet/culpa
1 > opzet van natuurlijke personen doorleveren aan rechtspersoon
Hoe meer opzet hoe beter, dus 5 mensen kunt stellen dat ze opzet hadden op gronddelict, dan kan dat worden toegerekend. Stel 3 zijn managers dan is het hogere functie en wordt sneller aangenomen.
dus (wat is opzet van feitelijke daders en kunnen we die toerekenen aan de rechtspersoon)
2 > rechtspersoon zelf (bedrijfscultuur, feitelijke gang van zaken van documenten)
Kan allebei.
r.o. 3.3 Drijfmest > daderschap rechtspersoon
Als je vraag 1 ziet wordt er ingegaan op raadsman betoogd dat .. niet als dader kan worden beschouwd, dus gezien op deel 1! Opzet worden bewezen gaat over 2e stap vraag 2. Kan rechtspersoon strafrechtelijke aansprakelijk zijn dan 1 en 2 uitwerken.
Daderschap vragen alleen deel 1. Strafrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersoon 2 delen.
Volgens art. 51 lid 2 sub 2 Sr kan, wanneer een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, niet alleen de rechtspersoon strafrechtelijk worden vervolgd, maar ook de opdrachtgevers tot en de feitelijke leidinggevers aan het strafbare feit. Opdracht geven wordt gezien als een meer bijzondere vorm van feitelijk leidinggeven. Voor het bewijs van opdracht geven gelden strengere eisen dan bij feitelijk leidinggeven.
Voordat je kan beoordelen of sprake is van feitelijk leidinggeven, dient allereerst te worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Er dient dus vastgesteld te worden of de verboden gedraging aan de verdachte (een rechtspersoon) kan worden toegerekend (r.o. 3.3 HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven). Hierbij dien je de criteria voor functioneel daderschap van een rechtspersoon te gebruiken, die in r.o. 3.4 van HR Drijfmest zijn uitgewerkt en in r.o. 3.4.2 van HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven zijn herhaald. Als is vastgesteld dat de verboden gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kom je aan de vraag toe of sprake is van feitelijk leidinggeven.
Voor de vereisten van feitelijk leidinggeven kijken we (zoals de naam al verklapt) in HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven. Deze bevat de volgende vereisten:
- Accessoriteit
Er moet sprake zijn van een rechtspersoon die een dader is. - De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging. a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2). - Dubbel opzet is vereist.
Er moet sprake zijn van opzet op het leidinggeven zelf en op het strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan.
Hierbij is minimaal voorwaardelijk opzet vereist: de functionaris moet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich konden voordoen. Hiervan kan sprake zijn als (a) de verdachte wetenschap had van de strafbare gedragingen van de rechtspersoon of (b) als de verdachte de onderneming zo organiseert dat de opdrachten die aan de werknemers gegeven worden niet zonder het begaan van strafbare feiten konden worden uitgevoerd (r.o. 3.5.3 HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven).
Tip van LawBOEQS
Om dit onderwerp goed te begrijpen, is het handig om het arrest HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven grondig te bestuderen! Neem ook een kijkje bij onze arrestanalyse.
Volgens art. 51 lid 2 sub 2 Sr kan, wanneer een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, niet alleen de rechtspersoon strafrechtelijk worden vervolgd, maar ook de opdrachtgevers tot en de feitelijke leidinggevers aan het strafbare feit. Opdracht geven wordt gezien als een meer bijzondere vorm van feitelijk leidinggeven. Voor het bewijs van opdracht geven gelden strengere eisen dan bij feitelijk leidinggeven.
Voordat je kan beoordelen of sprake is van feitelijk leidinggeven, dient allereerst te worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Er dient dus vastgesteld te worden of de verboden gedraging aan de verdachte (een rechtspersoon) kan worden toegerekend (r.o. 3.3 HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven). Hierbij dien je de criteria voor functioneel daderschap van een rechtspersoon te gebruiken, die in r.o. 3.4 van HR Drijfmest zijn uitgewerkt en in r.o. 3.4.2 van HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven zijn herhaald. Als is vastgesteld dat de verboden gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kom je aan de vraag toe of sprake is van feitelijk leidinggeven.
Voor de vereisten van feitelijk leidinggeven kijken we (zoals de naam al verklapt) in HR Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven. Deze bevat de volgende vereisten:
- Accessoriteit
Er moet sprake zijn van een rechtspersoon die een dader is. - De betrokken functionaris moet een bepaalde beschikkingsmacht of zeggenschap hebben binnen de rechtspersoon die betrekking heeft op de door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging (r.o. 3.5.1). Let op: er hoeft geen sprake te zijn van een juridisch geformaliseerde zeggenschapsrelatie.
- De betrokkene moet een voldoende effectieve betrokkenheid hebben bij de verboden gedraging. a. Actieve en directe betrokkenheid bij de verboden gedraging. Dit kan blijken uit het beleid dat hij heeft gevoerd (r.o. 3.5.2).
b. Een meer passieve betrokkenheid is ook mogelijk: in dat geval moet er een zorgplicht hebben gerust op de betrokkene, die hij niet heeft nageleefd door na te laten de maatregelen te nemen die nodig waren om de verboden gedraging te voorkomen (r.o. 3.5.2).
Onderwerp 5: Leerstukken onderscheiden
Onderscheid functioneel daderschap van een natuurlijk persoon en van een rechtspersoon:
* Functioneel daderschap van een natuurlijk persoon ziet op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon.
* Functioneel daderschap van een rechtspersoon ziet op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon (of personen).
Onderscheid functioneel daderschap van een rechtspersoon en feitelijk leidinggeven:
Dit onderscheid kan verwarrend zijn, omdat beiden een beschikkingscriterium hebben.
* Feitelijk leidinggeven is een deelnemingsvorm, terwijl functioneel daderschap van een rechtspersoon plegerschap bewijst.
* Je komt pas aan feitelijk leidinggeven toe, als vaststaat dat het strafbare feit aan de rechtspersoon toegerekend kan worden. Bij functioneel daderschap bewijs je juist dat het strafbare feit aan de rechtspersoon toegerekend kan worden.
Onderwerp 5: Leerstukken onderscheiden
Onderscheid functioneel daderschap van een natuurlijk persoon en van een rechtspersoon:
* Functioneel daderschap van een natuurlijk persoon ziet op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon.
* Functioneel daderschap van een rechtspersoon ziet op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon voor een gedraging van een andere natuurlijk persoon (of personen).
Onderscheid functioneel daderschap van een rechtspersoon en feitelijk leidinggeven:
Dit onderscheid kan verwarrend zijn, omdat beiden een beschikkingscriterium hebben.
* Feitelijk leidinggeven is een deelnemingsvorm, terwijl functioneel daderschap van een rechtspersoon plegerschap bewijst.
* Je komt pas aan feitelijk leidinggeven toe, als vaststaat dat het strafbare feit aan de rechtspersoon toegerekend kan worden. Bij functioneel daderschap bewijs je juist dat het strafbare feit aan de rechtspersoon toegerekend kan worden.