Strafrecht W3 +arresten Flashcards

1
Q

Subjectieve zijde van het delict:
zijn de schuldvormen opzet en culpa.

  • Misdrijven bevatten de subjectieve delictsbestanddelen opzet en culpa, maar overtredingen niet. Bij overtredingen is bewijs van het materiële feit al voldoende voor strafbaarheid.
  • Misdrijven kunnen worden opgedeeld in doleuze en culpoze delicten. Bij doleuze delicten is opzet in de delictsomschrijving opgenomen en bij culpoze delicten culpa.
    Doleuze delicten komen veel meer voor dan culpoze delicten.
A

Subjectieve zijde van het delict:
zijn de schuldvormen opzet en culpa.

  • Misdrijven bevatten de subjectieve delictsbestanddelen opzet en culpa, maar overtredingen niet. Bij overtredingen is bewijs van het materiële feit al voldoende voor strafbaarheid.
  • Misdrijven kunnen worden opgedeeld in doleuze en culpoze delicten. Bij doleuze delicten is opzet in de delictsomschrijving opgenomen en bij culpoze delicten culpa. Doleuze delicten komen veel meer voor dan culpoze delicten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie opzet:
Opzet is het willens en wetens teweegbrengen van een verboden handeling.

A

Definitie opzet:
Opzet is het willens en wetens teweegbrengen van een verboden handeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opzet is het willens en wetens teweegbrengen van een verboden handeling.

Hoe herken je het opzetvereiste in de wet?
1 Opzettelijk of met opzet
2 Wetende dat, terwijl hij wist of kennis dragende dat (hieronder moet het voorwaardelijk opzet worden begrepen)
3 Opruien, zich verzetten, binnendringen of aanhitsen (deze werkwoorden omvatten uit hun aard opzet)
4 Geweld of bedreiging met geweld (men kan het opzet vinden in de gebruikte middelen)
5 Oogmerk of ter… (dit kan het opzetvereiste representeren dan wel naast het opzettelijke handelen worden geëist. Het oogmerk maakt een handeling in ieder geval opzettelijk).
6 Voornemen (strafbare pogingen) (voor het bewijs hiervan, volstaat het aantonen van voorwaardelijk opzet)
7 misHANDELING suggereert opzet.

Let op: voorbedachte rade is niet hetzelfde als opzet. Bij voorbedachte rade heeft de verdachte tijd gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het te nemen of genomen besluit. Hij heeft hierbij niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Zo is bijvoorbeeld bij doodslag de opzet gericht op het doden van het slachtoffer, maar ontbreekt hier de voorbedachte rade.

A

Opzet is het willens en wetens teweegbrengen van een verboden handeling.

Hoe herken je het opzetvereiste in de wet?

1 Opzettelijk of met opzet

2 Wetende dat, terwijl hij wist of kennis dragende dat

3 Opruien, zich verzetten, binnendringen, aanhitsen

4 Geweld of bedreiging met geweld

5 Oogmerk of ter…

6 Voornemen

7 misHANDELING suggereert opzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ziet het opzet op binnen een delictsomschrijving?
Opzet richt zich in beginsel op alle andere delictsbestanddelen die in de delictsomschrijving na ‘opzettelijk’ of het equivalent daarvan zijn opgenomen.

Er zijn echter uitzonderingen:
Zo ziet opzet NIET op geobjectiveerde bestanddelen. Dit is het bestanddeel dat is onttrokken aan de opzeteis. Of een bestanddeel geobjectiveerd is, kan door het volgende worden bepaald:
- Een uitgesproken bedoeling van de wetgever;
- De ratio van de desbetreffende wetsbepaling;
- Het feit dat het een door het gevolg gekwalificeerd delict betreft (dit is een delict waarbij strafverzwarende bestanddelen zijn toegevoegd);

Voorbeeld:
Stel iemand mishandelt een ander en een bijkomend gevolg daarvan is de dood. De dader kan dan strafbaar worden gesteld op grond van art. 300 lid 1 jo. lid 3 Sr, mishandeling de dood ten gevolg hebbende. Door het intreden van het gevolg gaat het strafmaximum omhoog, terwijl de opzet van de dader niet op het gevolg (de dood) gericht hoeft te zijn. Dit is een voorbeeld van een door een gevolg gekwalificeerd delict. In dit geval is ‘de dood’ het geobjectiveerde bestanddeel, waar opzet aldus niet op ziet.

A

Waar ziet het opzet op binnen een delictsomschrijving?
Opzet richt zich in beginsel op alle andere delictsbestanddelen die in de delictsomschrijving na ‘opzettelijk’ of het equivalent daarvan zijn opgenomen.

Er zijn echter uitzonderingen:
Zo ziet opzet NIET op geobjectiveerde bestanddelen. Dit is het bestanddeel dat is onttrokken aan de opzeteis. Of een bestanddeel geobjectiveerd is, kan door het volgende worden bepaald:
- Een uitgesproken bedoeling van de wetgever;
- De ratio van de desbetreffende wetsbepaling;
- Het feit dat het een door het gevolg gekwalificeerd delict betreft (dit is een delict waarbij strafverzwarende bestanddelen zijn toegevoegd);

Voorbeeld:
Stel iemand mishandelt een ander en een bijkomend gevolg daarvan is de dood. De dader kan dan strafbaar worden gesteld op grond van art. 300 lid 1 jo. lid 3 Sr, mishandeling de dood ten gevolg hebbende. Door het intreden van het gevolg gaat het strafmaximum omhoog, terwijl de opzet van de dader niet op het gevolg (de dood) gericht hoeft te zijn. Dit is een voorbeeld van een door een gevolg gekwalificeerd delict. In dit geval is ‘de dood’ het geobjectiveerde bestanddeel, waar opzet aldus niet op ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opzet is kleurloos en niet boos (tenzij…)
Kleurloos opzet niet vergt dat je vaststelt of dader oog had op wederrechtelijkheid (puur is vereist is dat opzet op datgene wat in delictsomschrijving staat).

Boos opzet (kun je herkennen in delictsomschrijving als wederrechtelijk op staat genomen (282 vrijheidsberoving) dan moet je iemand opzettelijk van vrijheid beroven (dus wederrechtelijk > vorm van boos opzet)

Opzet is iets anders dan voorbedachte rade. (voorbedachte rade is een strafverzwarende omstandigheid)

A

Opzet is kleurloos en niet boos (tenzij…)
Kleurloos opzet niet vergt dat je vaststelt of dader oog had op wederrechtelijkheid (puur is vereist is dat opzet op datgene wat in delictsomschrijving staat).

Boos opzet (kun je herkennen in delictsomschrijving als wederrechtelijk op staat genomen (282 vrijheidsberoving) dan moet je iemand opzettelijk van vrijheid beroven (dus wederrechtelijk > vorm van boos opzet)

Opzet is iets anders dan voorbedachte rade. (voorbedachte rade is een strafverzwarende omstandigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opzet is kleurloos en niet boos

Bij kleurloos opzet hoeft de dader niet te weten dat het door hem gepleegde feit wederrechtelijk was en wettelijk strafbaar wordt gesteld.

Bij boos opzet ziet de opzet ook op de wederrechtelijkheid. De dader wist dus dat het door hem gepleegde feit wederrechtelijk was.

Boos opzet is in beginsel niet een vereiste voor een strafbaar feit, tenzij het woord ‘wederrechtelijkheid’ achter het woord ‘opzet’ staat in de delictsomschrijving en deze twee woorden niet door het woord ‘en’ aan elkaar zijn verbonden.
Opzet is namelijk gericht op alle delictsbestanddelen die in de delictsomschrijvingen na ‘opzettelijk’ (of een equivalent daarvan) zijn opgenomen. Het woord ‘en’ tussen ‘opzettelijk’ en ‘wederrechtelijkheid’ vormt de uitzondering hierop, aangezien dit wijst op een nevenschikkende betekenis.

A

Opzet is kleurloos en niet boos

Bij kleurloos opzet hoeft de dader niet te weten dat het door hem gepleegde feit wederrechtelijk was en wettelijk strafbaar wordt gesteld.

Bij boos opzet ziet de opzet ook op de wederrechtelijkheid. De dader wist dus dat het door hem gepleegde feit wederrechtelijk was.

Boos opzet is in beginsel niet een vereiste voor een strafbaar feit, tenzij het woord ‘wederrechtelijkheid’ achter het woord ‘opzet’ staat in de delictsomschrijving en deze twee woorden niet door het woord ‘en’ aan elkaar zijn verbonden.
Opzet is namelijk gericht op alle delictsbestanddelen die in de delictsomschrijvingen na ‘opzettelijk’ (of een equivalent daarvan) zijn opgenomen. Het woord ‘en’ tussen ‘opzettelijk’ en ‘wederrechtelijkheid’ vormt de uitzondering hierop, aangezien dit wijst op een nevenschikkende betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gradaties van opzet

  • Vol opzet Willens en wetens handelen
    Dit is de zuiverste betekenis van opzettelijk handelen. Iemand heeft dan overeenkomstig bedoeling, plan, toeleg of voornemen gehandeld met het volle besef van zijn eigen wil en van de strekking van zijn handelen die in het verlengde van de wil is gelegen.
  • Noodzakelijkheidsbewustzijn
    Iemand handelt primair met het oog op een bepaald gevolg, terwijl een ander gevolg dat niet primair bedoeld was, wel uit die handeling zo noodzakelijkerwijs voortvloeit dat de betrokkene daarvan het bewustzijn moet hebben gehad.
  • Mogelijkheidsbewustzijn in de vorm van voorwaardelijke opzet
    Mogelijkheidsbewustzijn is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden. De betrokkene handelt met een mogelijkheidsbewustzijn - hij voorziet dat de mogelijkheid bestaat dat een bepaald gevolg uit zijn handeling zou kunnen voortvloeien. De betrokkene heeft dit mogelijke gevolg voor lief genomen. Het mogelijkheidsbewustzijn omvat voorwaardelijk opzet en bewuste schuld. Er is sprake van voorwaardelijk opzet, indien sprake is van bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans of indien de betrokkene zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans.
A

Gradaties van opzet

  • Vol opzet Willens en wetens handelen
    Dit is de zuiverste betekenis van opzettelijk handelen. Iemand heeft dan overeenkomstig bedoeling, plan, toeleg of voornemen gehandeld met het volle besef van zijn eigen wil en van de strekking van zijn handelen die in het verlengde van de wil is gelegen.
  • Noodzakelijkheidsbewustzijn
    Iemand handelt primair met het oog op een bepaald gevolg, terwijl een ander gevolg dat niet primair bedoeld was, wel uit die handeling zo noodzakelijkerwijs voortvloeit dat de betrokkene daarvan het bewustzijn moet hebben gehad.
  • Mogelijkheidsbewustzijn in de vorm van voorwaardelijke opzet
    Mogelijkheidsbewustzijn is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden. De betrokkene handelt met een mogelijkheidsbewustzijn - hij voorziet dat de mogelijkheid bestaat dat een bepaald gevolg uit zijn handeling zou kunnen voortvloeien. De betrokkene heeft dit mogelijke gevolg voor lief genomen. Het mogelijkheidsbewustzijn omvat voorwaardelijk opzet en bewuste schuld. Er is sprake van voorwaardelijk opzet, indien sprake is van bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans of indien de betrokkene zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opzet stappenplan:

Voorwaardelijke opzet: definitie bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden (HR Aanmerkelijke kans, r.o. 5.3.1.) Om opzet te bewijzen moet minstens voorwaardelijke opzet zijn.

3 componenten

1 Risico: aanmerkelijke kans
HR HIV I, r.o. 3.6.
- omstandigheden van het geval
- aard van de gedraging
- algemene ervaringsregels
- NIET: ernst /aard gevolg

+ HR aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2.:
in de gegeven omstandigheden reële niet onwaarschijnlijke mogelijkheid’

+ HR Schieten op bovenwoning, r.o. 3.6.:
‘aanmerkelijke kans moet volgen uit bewijsmiddelen, mag niet op impliciete wijze worden aangenomen.

2 Kennis: wetenschap
- bestaat feitelijk
- bekend veronderstellen
- feit van algemene bekendheid
> dus verdachte wist het!
normatief kan ook ‘gemiddelde persoon had kunnen weten dat’

3 Wil: aanvaarding
1. Verklaring verdachte
2. Verklaring getuigen
3. Omstandigheden van het geval > uiterlijke verschijningsvorm (objectiveren)
Let op: contra-indicaties! > HR Porsche en HR Vrijspraak neuroloog

Conclusie:
indien wordt gevraagd om einduitspraak nog art. 350 Sv noemen en vragen aflopen beslissingsschema.

A

Opzet stappenplan:

Voorwaardelijke opzet: definitie bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden (HR Aanmerkelijke kans, r.o. 5.3.1.) Om opzet te bewijzen moet minstens voorwaardelijke opzet zijn.

3 componenten

1 Risico: aanmerkelijke kans
HR HIV I, r.o. 3.6.
- omstandigheden van het geval
- aard van de gedraging
- algemene ervaringsregels
- NIET: ernst /aard gevolg

+ HR aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2.:
in de gegeven omstandigheden reële niet onwaarschijnlijke mogelijkheid’

+ HR Schieten op bovenwoning, r.o. 3.6.:
‘aanmerkelijke kans moet volgen uit bewijsmiddelen, mag niet op impliciete wijze worden aangenomen.

2 Kennis: wetenschap
- bestaat feitelijk
- bekend veronderstellen
- feit van algemene bekendheid
> dus verdachte wist het!
normatief kan ook ‘gemiddelde persoon had kunnen weten dat’

3 Wil: aanvaarding
1. Verklaring verdachte
2. Verklaring getuigen
3. Omstandigheden van het geval > uiterlijke verschijningsvorm (objectiveren)
Let op: contra-indicaties! > HR Porsche en HR Vrijspraak neuroloog

Conclusie:
indien wordt gevraagd om einduitspraak nog art. 350 Sv noemen en vragen aflopen beslissingsschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De grens tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is gelegen in dit wilscomponent dat ziet op het wel of niet aanvaard hebben van de aanmerkelijke kans.

A

De grens tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is gelegen in dit wilscomponent dat ziet op het wel of niet aanvaard hebben van de aanmerkelijke kans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschillende betekenissen van de term schuld

  • Daderschap; ‘het gedaan hebben’
  • Schuldbestanddelen: opzet en culpa
  • Schuld in enge zin: culpa
  • Schuldelement: verwijtbaarheid
  • ## Straftoemetingsschuld (schuld zoals de rechter het gebruikt bij het leggen van een straf)

Verschillende betekenissen van de term schuld
Vraag 1 van art. 350 Sv:
- Daderschap; ‘het gedaan hebben’
- Schuldbestanddelen: opzet en culpa

Vraag 3 van art. 350 Sv:
- Schuldelement: verwijtbaarheid

A

Verschillende betekenissen van de term schuld

  • Daderschap; ‘het gedaan hebben’
  • Schuldbestanddelen: opzet en culpa
  • Schuld in enge zin: culpa
  • Schuldelement: verwijtbaarheid
  • ## Straftoemetingsschuld (schuld zoals de rechter het gebruikt bij het leggen van een straf)

Verschillende betekenissen van de term schuld
Vraag 1 van art. 350 Sv:
- Daderschap; ‘het gedaan hebben’
- Schuldbestanddelen: opzet en culpa

Vraag 3 van art. 350 Sv:
- Schuldelement: verwijtbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe herken je culpa in de wet?
- Schuld

  • Onachtzaamheid
  • gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg
  • redelijkerwijze moetende vermoeden
  • ernstige reden hebben om te vermoeden
  • aan schuld te wijten
  • roekeloosheid
A

Hoe herken je culpa in de wet?
- Schuld

  • Onachtzaamheid
  • gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg
  • redelijkerwijze moetende vermoeden
  • ernstige reden hebben om te vermoeden
  • aan schuld te wijten
  • roekeloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Culpa gradaties
drie schakeringen:

  • Onbewuste schuld:
    De betrokkene heeft een gevolg in het leven geroepen, of omstandigheden van zijn gedraging ingesteld, door niet na te denken waar wel had moeten worden nagedacht. Hij was zich dus onbewust van de mogelijkheid van het intreden van een bepaald gevolg, maar had deze mogelijkheid wel moeten voorzien.
  • Bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn):
    Dit ziet op de situatie waarin iemand de mogelijkheid van een gevolg wel (bewust) heeft voorzien, doch het niet intreden daarvan op te lichtvaardigde gronden heeft aangenomen. Hij is dus te optimistisch geweest bij het inschatten van de gevolgen.
  • Roekeloosheid (wettelijke strafverzwaringsgrond):
    Dit betreft zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s worden genomen. De Hoge Raad heeft benadrukt dat hier slechts in uitzonderlijke gevallen sprake van kan zijn. Vanwege het strafverzwarende effect stelt de Hoge Raad strenge eisen aan het bewijs van roekeloosheid en de bewijsmotivering.

Hoorcollege:

  • Onbewuste schuld:
    Niet nadenken waar het wel had gemoeten. Je was niet bewust dat jouw gedrag een strafbaar gevolg in het leven zou treden.
  • Bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn):
    Je beseft degelijk dat je gevaarlijk bezig bent, maar vertrouwt erop dat het goed afloopt.
A

Culpa gradaties
drie schakeringen:

  • Onbewuste schuld:
    De betrokkene heeft een gevolg in het leven geroepen, of omstandigheden van zijn gedraging ingesteld, door niet na te denken waar wel had moeten worden nagedacht. Hij was zich dus onbewust van de mogelijkheid van het intreden van een bepaald gevolg, maar had deze mogelijkheid wel moeten voorzien.
  • Bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn):
    Dit ziet op de situatie waarin iemand de mogelijkheid van een gevolg wel (bewust) heeft voorzien, doch het niet intreden daarvan op te lichtvaardigde gronden heeft aangenomen. Hij is dus te optimistisch geweest bij het inschatten van de gevolgen.
  • Roekeloosheid (wettelijke strafverzwaringsgrond):
    Dit betreft zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s worden genomen. De Hoge Raad heeft benadrukt dat hier slechts in uitzonderlijke gevallen sprake van kan zijn. Vanwege het strafverzwarende effect stelt de Hoge Raad strenge eisen aan het bewijs van roekeloosheid en de bewijsmotivering.

Hoorcollege:

  • Onbewuste schuld:
    Niet nadenken waar het wel had gemoeten. Je was niet bewust dat jouw gedrag een strafbaar gevolg in het leven zou treden.
  • Bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn):
    Je beseft degelijk dat je gevaarlijk bezig bent, maar vertrouwt erop dat het goed afloopt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Culpa stappenplan

  • Definitie: culpa = een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

1 Aanmerkelijke onvoorzichtigheid (wederrechtelijkheid) = objectieve zijde
- Anders moeten handelen.
- Aanmerkelijke discrepantie tussen gedraging en geldende zorgplicht
- Geheel van gedragingen, aard en ernst daarvan en overige omstandigheden van het geval (HR Blackout, r.o. 3.5)
- evt. voorzienbaarheid (de verdachte het gevolg van zijn handelen had kunnen en moeten voorzien) HR Kampvuur te Castricum, r.o. 2.5.
- evt. Garantenstellung > HR apothekersassistente in opleiding. (hogere zorgplicht)

2 Verwijtbaarheid = subjectieve zijde
- Anders KUNNEN handelen, was het vermijdbaar?
- is in beginsel gegeven, kan wel weggenomen worden door schulduitsluitingsgrond.(blackout arrest, r.o. 3.6)
- Evt. Garantenstellung > HR Apothekersassistente in opleiding (sneller verwijtbaar)

3 Causaal verband
Alleen als er aanwijzingen voor zijn.
‘zijn geen problemen met causaal verband’

4 Conclusie:
welke bewuste of onbewuste schuld? art. 350 Sv afgaan indien nodig.

A

Culpa stappenplan

  • Definitie: culpa = een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

1 Aanmerkelijke onvoorzichtigheid (wederrechtelijkheid) = objectieve zijde
- Anders moeten handelen.
- Aanmerkelijke discrepantie tussen gedraging en geldende zorgplicht
- Geheel van gedragingen, aard en ernst daarvan en overige omstandigheden van het geval (HR Blackout, r.o. 3.5)
- evt. voorzienbaarheid (de verdachte het gevolg van zijn handelen had kunnen en moeten voorzien) HR Kampvuur te Castricum, r.o. 2.5.
- evt. Garantenstellung > HR apothekersassistente in opleiding. (hogere zorgplicht)

2 Verwijtbaarheid = subjectieve zijde
- Anders KUNNEN handelen, was het vermijdbaar?
- is in beginsel gegeven, kan wel weggenomen worden door schulduitsluitingsgrond.(blackout arrest, r.o. 3.6)
- Evt. Garantenstellung > HR Apothekersassistente in opleiding (sneller verwijtbaar)

3 Causaal verband
Alleen als er aanwijzingen voor zijn.
‘zijn geen problemen met causaal verband’

4 Conclusie:
welke bewuste of onbewuste schuld? art. 350 Sv afgaan indien nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is gelegen in het wilscomponent. Waar bij voorwaardelijk opzet de verdachte de aanmerkelijke kans dat een gevolg intreedt heeft aanvaard, heeft de verdachte bij bewuste schuld er te lichtvaardig op vertrouwd dat het gevolg niet zal intreden (bij bewuste schuld ontbreekt het wilselement).

Beiden zijn een vorm van mogelijkheidsbewustzijn, maar zo blijkt dat de grens tussen de twee erg vaag blijft. Belangrijk is dat je gaat toetsen aan de voorwaarden van culpa op het moment dat bij opzet de aanvaarding ontbreekt.

A

Het verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is gelegen in het wilscomponent. Waar bij voorwaardelijk opzet de verdachte de aanmerkelijke kans dat een gevolg intreedt heeft aanvaard, heeft de verdachte bij bewuste schuld er te lichtvaardig op vertrouwd dat het gevolg niet zal intreden (bij bewuste schuld ontbreekt het wilselement).

Beiden zijn een vorm van mogelijkheidsbewustzijn, maar zo blijkt dat de grens tussen de twee erg vaag blijft. Belangrijk is dat je gaat toetsen aan de voorwaarden van culpa op het moment dat bij opzet de aanvaarding ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Objectivering en normativering
Het vaststellen van een bepaald psychische gesteldheid van een verdachte - opzet en schuld - vergt rechterlijke interpretatie. Om de intentie van de verdachte te achterhalen, wordt geobjectiveerd en genormativeerd;

  • Bij objectivering wordt getoetst aan uiterlijke omstandigheden en algemene ervaringsregels.
  • Bij normativering wordt gekeken naar wat een gemiddeld mens in die omstandigheden geweten en gewild zal hebben. Hier wordt dus een blik geworpen op het innerlijke van de dader.

Aan de normativering zijn ook gevaren verbonden: men moet oppassen de opzet niet compleet op basis van uitwendige fenomenen te beoordelen. Er moet altijd een concreet verband blijven bestaan tussen het vastgestelde opzet en de persoon van de verdachte om wiens ‘willen en weten’ het gaat.

A

Objectivering en normativering
Het vaststellen van een bepaald psychische gesteldheid van een verdachte - opzet en schuld - vergt rechterlijke interpretatie. Om de intentie van de verdachte te achterhalen, wordt geobjectiveerd en genormativeerd;

  • Bij objectivering wordt getoetst aan uiterlijke omstandigheden en algemene ervaringsregels.
  • Bij normativering wordt gekeken naar wat een gemiddeld mens in die omstandigheden geweten en gewild zal hebben. Hier wordt dus een blik geworpen op het innerlijke van de dader.

Aan de normativering zijn ook gevaren verbonden: men moet oppassen de opzet niet compleet op basis van uitwendige fenomenen te beoordelen. Er moet altijd een concreet verband blijven bestaan tussen het vastgestelde opzet en de persoon van de verdachte om wiens ‘willen en weten’ het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat ‘objectiveren’ inhoudt:
Je leidt iets inwendigs/subjectiefs: de aanvaarding van de verdachte af uit iets objectiefs, namelijk de uiterlijke verschijningsvorm.

A

Leg uit wat ‘objectiveren’ inhoudt:
Je leidt iets inwendigs/subjectiefs: de aanvaarding van de verdachte af uit iets objectiefs, namelijk de uiterlijke verschijningsvorm.

17
Q

Let op: elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn opgenomen in culpa. Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen (normaal gesproken zijn die ongeschreven voorwaarde voor strafbaarheid), maar bij culpoze delicten zijn ze niet ongeschreven, want dan zijn ze onderdeel van de delictsomschrijving en wel omdat ze ingebakken zitten in bestanddeel culpa.

A

Let op: elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn opgenomen in culpa. Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen (normaal gesproken zijn die ongeschreven voorwaarde voor strafbaarheid), maar bij culpoze delicten zijn ze niet ongeschreven, want dan zijn ze onderdeel van de delictsomschrijving en wel omdat ze ingebakken zitten in bestanddeel culpa.

18
Q

HR Apothekerassistente in opleiding
Relevantie: Aan personen die een bepaalde functie bekleden kunnen hogere eisen worden gesteld. Dit wordt aangeduid met de term ‘Garantenstellung’.

Relevante feiten: Een stagiaire die werkzaam was in een apotheek heeft bij de bereiding van geneesmiddelen onder toezicht van een apothekersassistente de verkeerde pot gepakt, waardoor zij als vulmiddel aan de desbetreffende capsules niet cellulose maar methadon heeft toegevoegd. Als gevolg hiervan is een persoon overleden en hebben twee anderen zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

Rechtsvraag: Heeft verdachte in casu verwijtbaar en aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld? Oftewel, is er sprake van culpa?

Cassatiemiddel: Er is sprake van verschoonbare dwaling “in het vervolg van de vergissing”. Toen de stagiaire (=verdachte) bij de apothekersassistente aangaf iets vreemds te hebben geconstateerd bij de bereiding van de geneesmiddelen, kreeg zij namelijk toch de ‘go ahead’ van de assistent om door te gaan (r.o. 4.4.2.).

Beoordeling door het hof: Het oordeel van het hof komt erop neer dat medeschuld eigen verantwoordelijkheid niet wegneemt: het feit dat de apothekersassistente de verdachte toestemming had gegeven door te gaan met de bereiding van de geneesmiddelen, neemt niet weg dat de verdachte daarvoor verwijtbaar en aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de verkeerde pot te pakken en de inhoud daarvan te gebruiken (r.o. 4.4.3 en 4.5).
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad is het eens met het oordeel van het hof.

A

HR Apothekerassistente in opleiding
Relevantie: Aan personen die een bepaalde functie bekleden kunnen hogere eisen worden gesteld. Dit wordt aangeduid met de term ‘Garantenstellung’.

Relevante feiten: Een stagiaire die werkzaam was in een apotheek heeft bij de bereiding van geneesmiddelen onder toezicht van een apothekersassistente de verkeerde pot gepakt, waardoor zij als vulmiddel aan de desbetreffende capsules niet cellulose maar methadon heeft toegevoegd. Als gevolg hiervan is een persoon overleden en hebben twee anderen zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

Rechtsvraag: Heeft verdachte in casu verwijtbaar en aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld? Oftewel, is er sprake van culpa?

Cassatiemiddel: Er is sprake van verschoonbare dwaling “in het vervolg van de vergissing”. Toen de stagiaire (=verdachte) bij de apothekersassistente aangaf iets vreemds te hebben geconstateerd bij de bereiding van de geneesmiddelen, kreeg zij namelijk toch de ‘go ahead’ van de assistent om door te gaan (r.o. 4.4.2.).

Beoordeling door het hof: Het oordeel van het hof komt erop neer dat medeschuld eigen verantwoordelijkheid niet wegneemt: het feit dat de apothekersassistente de verdachte toestemming had gegeven door te gaan met de bereiding van de geneesmiddelen, neemt niet weg dat de verdachte daarvoor verwijtbaar en aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de verkeerde pot te pakken en de inhoud daarvan te gebruiken (r.o. 4.4.3 en 4.5).
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad is het eens met het oordeel van het hof.

19
Q

HR Hiv I
Relevantie: Dit arrest betreft de wijze waarop voorwaardelijk opzet bewezen moet worden. Zie ook de wekelijkse uitleg van de stof van deze week onder 2.6.

Relevante feiten:
- Verdachte is besmet met het Hiv-virus.
- Verdachte is ervan op de hoogte dat hij een ander bij onbeschermd seksueel contact met het virus kan infecteren.
- De infectie leidt niet tot de dood, maar brengt wel het risico met zich mee de aandoening AIDS te krijgen en deze kan leiden tot de dood. Dit is bevestigd door een deskundige.
- Verdachte was geruime tijd voor het seksuele contact met het slachtoffer besmet met het Hiv-virus.
- Slachtoffer was uiteindelijk niet besmet met het Hiv-virus.

Rechtsvraag: Heeft de verdachte in casu willens en wetens aanvaard dat hij met zijn gedraging de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffer in het leven heeft geroepen?

Beoordeling door het hof: Het hof oordeelt als volgt: Verdachte weet dat hij het slachtoffer door onbeschermde seks kan besmetten met het Hiv-virus. Deze besmetting leidt tot het risico dat de aandoening AIDS optreedt, welke in beginsel als dodelijk moet worden aangemerkt (dit is bevestigd door een deskundige). Volgens het hof is de waardering van de grootte van die kans niet beslissend. Voor het begrip ‘in aanmerkelijke mate’ is het genoeg dat de kans bestaat dat het gevolg zal intreden.
Het hof concludeert dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard – aldus is sprake van voorwaardelijk opzet (r.o. 3.5).

Advies A-G: Volgens de A-G staat in deze zaak de vraag centraal of de kans dat onbeschermd seksueel contact tot het Hiv-virus (en uiteindelijk tot de dodelijke ziekte AIDS) leidt, een aanmerkelijke kans is. Hij ziet drie problemen met een kwantitatieve benadering:
* Het is lastig om een nauwkeurige kansberekening te maken, oftewel de kans te ‘kwantificeren’ (punt 10).
* Al zou een kansberekening zijn gemaakt, is het lastig om te bepalen wat de ondergrens zou zijn om een kans als aanmerkelijk te beschouwen (punt 11).
* De deskundige zou met zijn kansberekeningen (indien doorslaggevend in de desbetreffende zaak) te veel op de stoel van de rechter gaan zitten (punt 12).
De A-G is meer voorstander van een kwalitatieve benadering. Deze is juist gericht op de aard van het gevolg en is evenals de benadering van het hof als normatief te beschouwen (punt 17). De Hoge Raad heeft daarentegen een objectieve benadering. Hij zegt immers expliciet dat niet gekeken moet worden naar de aard van het gevolg, maar juist naar de omstandigheden van het geval en algemene ervaringsregels.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad stelt eerst dat de aanmerkelijke kans afhankelijk is van het volgende:
* Omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Hierbij zegt de Hoge Raad expliciet dat geen betekenis toekomt aan de aard van het gevolg;
* Algemene ervaringsregels;
Volgens de Hoge Raad is de argumentatie van het hof ontoereikend, gezien het hof enkel heeft vastgesteld dat de kans op besmetting met het Hiv-virus bestaat. De enkele wetenschap van die kans is echter onvoldoende.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens aan de (aanmerkelijke) kans heeft blootgesteld dat een bepaald gevolg kan intreden, is niet alleen vereist dat verdachte de wetenschap had van die aanmerkelijke kans, maar deze ook bewust heeft aanvaard. Met enkel wetenschap kan er namelijk ook nog sprake zijn van bewuste schuld.

De Hoge Raad oordeelt dat de enkele vaststellingen dat verdachte wist dat hij besmet was met het Hiv-virus en ervan op de hoogte was dat hij een ander bij onbeschermd seksueel contact kan infecteren, onvoldoende is om aan te nemen dat de verdachte de aanmerkelijke kans ook daadwerkelijk aanvaard heeft (r.o. 3.6).

A

HR Hiv I
Relevantie: Dit arrest betreft de wijze waarop voorwaardelijk opzet bewezen moet worden. Zie ook de wekelijkse uitleg van de stof van deze week onder 2.6.

Relevante feiten:
- Verdachte is besmet met het Hiv-virus.
- Verdachte is ervan op de hoogte dat hij een ander bij onbeschermd seksueel contact met het virus kan infecteren.
- De infectie leidt niet tot de dood, maar brengt wel het risico met zich mee de aandoening AIDS te krijgen en deze kan leiden tot de dood. Dit is bevestigd door een deskundige.
- Verdachte was geruime tijd voor het seksuele contact met het slachtoffer besmet met het Hiv-virus.
- Slachtoffer was uiteindelijk niet besmet met het Hiv-virus.

Rechtsvraag: Heeft de verdachte in casu willens en wetens aanvaard dat hij met zijn gedraging de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffer in het leven heeft geroepen?

Beoordeling door het hof: Het hof oordeelt als volgt: Verdachte weet dat hij het slachtoffer door onbeschermde seks kan besmetten met het Hiv-virus. Deze besmetting leidt tot het risico dat de aandoening AIDS optreedt, welke in beginsel als dodelijk moet worden aangemerkt (dit is bevestigd door een deskundige). Volgens het hof is de waardering van de grootte van die kans niet beslissend. Voor het begrip ‘in aanmerkelijke mate’ is het genoeg dat de kans bestaat dat het gevolg zal intreden.
Het hof concludeert dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard – aldus is sprake van voorwaardelijk opzet (r.o. 3.5).

Advies A-G: Volgens de A-G staat in deze zaak de vraag centraal of de kans dat onbeschermd seksueel contact tot het Hiv-virus (en uiteindelijk tot de dodelijke ziekte AIDS) leidt, een aanmerkelijke kans is. Hij ziet drie problemen met een kwantitatieve benadering:
* Het is lastig om een nauwkeurige kansberekening te maken, oftewel de kans te ‘kwantificeren’ (punt 10).
* Al zou een kansberekening zijn gemaakt, is het lastig om te bepalen wat de ondergrens zou zijn om een kans als aanmerkelijk te beschouwen (punt 11).
* De deskundige zou met zijn kansberekeningen (indien doorslaggevend in de desbetreffende zaak) te veel op de stoel van de rechter gaan zitten (punt 12).
De A-G is meer voorstander van een kwalitatieve benadering. Deze is juist gericht op de aard van het gevolg en is evenals de benadering van het hof als normatief te beschouwen (punt 17). De Hoge Raad heeft daarentegen een objectieve benadering. Hij zegt immers expliciet dat niet gekeken moet worden naar de aard van het gevolg, maar juist naar de omstandigheden van het geval en algemene ervaringsregels.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad stelt eerst dat de aanmerkelijke kans afhankelijk is van het volgende:
* Omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Hierbij zegt de Hoge Raad expliciet dat geen betekenis toekomt aan de aard van het gevolg;
* Algemene ervaringsregels;
Volgens de Hoge Raad is de argumentatie van het hof ontoereikend, gezien het hof enkel heeft vastgesteld dat de kans op besmetting met het Hiv-virus bestaat. De enkele wetenschap van die kans is echter onvoldoende.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens aan de (aanmerkelijke) kans heeft blootgesteld dat een bepaald gevolg kan intreden, is niet alleen vereist dat verdachte de wetenschap had van die aanmerkelijke kans, maar deze ook bewust heeft aanvaard. Met enkel wetenschap kan er namelijk ook nog sprake zijn van bewuste schuld.

De Hoge Raad oordeelt dat de enkele vaststellingen dat verdachte wist dat hij besmet was met het Hiv-virus en ervan op de hoogte was dat hij een ander bij onbeschermd seksueel contact kan infecteren, onvoldoende is om aan te nemen dat de verdachte de aanmerkelijke kans ook daadwerkelijk aanvaard heeft (r.o. 3.6).

20
Q

HR Black-out
Relevantie: Dit arrest is van belang bij het aantonen van het leerstuk culpa. De criteria van culpa vindt men met name terug in de noot.

Relevante feiten: Verdachte is als bestuurster van een personenauto frontaal in botsing gekomen met een tegenligger. Na een flauwe bocht naar links te hebben genomen, heeft ze niet zo veel mogelijk rechts aangehouden, waardoor zij uiteindelijk op de verkeerde weghelft is beland en een botsing heeft veroorzaakt. Verdachte heeft verklaard dat zij ten tijde van het onvoorzichtig rijden een ‘black-out’ heeft gehad.

Rechtsvraag: Is een enkele verkeersovertreding voldoende voor het aannemen van schuld aan de gevolgen van een ongeval (art. 6 WVW)?

Beoordeling door het hof: Het verkeersgedrag van verdachte leidt in beginsel tot de conclusie dat zij zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.

Beoordeling door de Hoge Raad: Eerst stelt de Hoge Raad dat schuld in de zin van art. 6 WVW uit de bewijsmiddelen afgeleid kan worden door te kijken naar verschillende factoren: “de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan” (r.o. 3.5).

Voorts geeft de Hoge Raad (weliswaar niet zo duidelijk) criteria voor het vaststellen van culpa in de zin van verwijtbare onvoorzichtigheid:
1. Er moet sprake zijn van zodanig verkeersgedrag dat het in beginsel de gevolgtrekking kan dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.
2. Als bepaalde omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden, waaruit volgt dat van schuld toch niet gesproken kan worden, kan worden teruggekomen op het oordeel bij het eerste criterium (denk hierbij aan strafuitsluitingsgronden) (r.o. 3.6).
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd. Het hof heeft omtrent de verklaring van de verdachte dat zij een black-out had, niets overwogen en ook uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de black-out voor rekening van de verdachte komt en haar kan worden verweten (r.o. 3.7).
Derhalve vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof.

Noot: De annotator legt duidelijk uit wat het oordeel van de Hoge Raad precies inhoudt. Aangezien de Hoge Raad niet heel duidelijk is in zijn oordeel, kan dit helpen bij het begrijpen van de uitspraak in het licht van het leerstuk van culpa.

De procedurele benadering die de Hoge Raad voor culpa in de zin van verwijtbare onvoorzichtigheid hanteert, omvat:
1. Kan het uiterlijk waarneembare rijgedrag in beginsel de gevolgtrekking dragen dat sprake is van schuld? (= onvoorzichtigheid)

Hiermee geeft de Hoge Raad eerst een oordeel gebaseerd op het objectieve gebeuren. Er moet sprake zijn van ‘onvoorzichtigheid’ en dit is het geval als de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, of zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van de automobilist wordt geëist.

  1. Zijn er uitzonderlijke omstandigheden die maken dat op het voorlopige oordeel moet worden teruggekomen? (=verwijtbaarheid)

Dit dient te worden gezocht in de sfeer van strafuitsluitingsgronden. Hier noemt de Hoge Raad als voorbeeld de ‘verontschuldigbare onmacht’.

Met het objectieve rijgedrag wordt dus eerst vastgesteld of sprake is van schuld. Verwijtbaarheid wordt aangenomen, tenzij een strafuitsluitingsgrond wordt aangevoerd en aannemelijk is gemaakt (punt 4).

A

HR Black-out
Relevantie: Dit arrest is van belang bij het aantonen van het leerstuk culpa. De criteria van culpa vindt men met name terug in de noot.

Relevante feiten: Verdachte is als bestuurster van een personenauto frontaal in botsing gekomen met een tegenligger. Na een flauwe bocht naar links te hebben genomen, heeft ze niet zo veel mogelijk rechts aangehouden, waardoor zij uiteindelijk op de verkeerde weghelft is beland en een botsing heeft veroorzaakt. Verdachte heeft verklaard dat zij ten tijde van het onvoorzichtig rijden een ‘black-out’ heeft gehad.

Rechtsvraag: Is een enkele verkeersovertreding voldoende voor het aannemen van schuld aan de gevolgen van een ongeval (art. 6 WVW)?

Beoordeling door het hof: Het verkeersgedrag van verdachte leidt in beginsel tot de conclusie dat zij zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.

Beoordeling door de Hoge Raad: Eerst stelt de Hoge Raad dat schuld in de zin van art. 6 WVW uit de bewijsmiddelen afgeleid kan worden door te kijken naar verschillende factoren: “de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan” (r.o. 3.5).

Voorts geeft de Hoge Raad (weliswaar niet zo duidelijk) criteria voor het vaststellen van culpa in de zin van verwijtbare onvoorzichtigheid:
1. Er moet sprake zijn van zodanig verkeersgedrag dat het in beginsel de gevolgtrekking kan dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.
2. Als bepaalde omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden, waaruit volgt dat van schuld toch niet gesproken kan worden, kan worden teruggekomen op het oordeel bij het eerste criterium (denk hierbij aan strafuitsluitingsgronden) (r.o. 3.6).
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd. Het hof heeft omtrent de verklaring van de verdachte dat zij een black-out had, niets overwogen en ook uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de black-out voor rekening van de verdachte komt en haar kan worden verweten (r.o. 3.7).
Derhalve vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof.

Noot: De annotator legt duidelijk uit wat het oordeel van de Hoge Raad precies inhoudt. Aangezien de Hoge Raad niet heel duidelijk is in zijn oordeel, kan dit helpen bij het begrijpen van de uitspraak in het licht van het leerstuk van culpa.

De procedurele benadering die de Hoge Raad voor culpa in de zin van verwijtbare onvoorzichtigheid hanteert, omvat:
1. Kan het uiterlijk waarneembare rijgedrag in beginsel de gevolgtrekking dragen dat sprake is van schuld? (= onvoorzichtigheid)

Hiermee geeft de Hoge Raad eerst een oordeel gebaseerd op het objectieve gebeuren. Er moet sprake zijn van ‘onvoorzichtigheid’ en dit is het geval als de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, of zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van de automobilist wordt geëist.

  1. Zijn er uitzonderlijke omstandigheden die maken dat op het voorlopige oordeel moet worden teruggekomen? (=verwijtbaarheid)

Dit dient te worden gezocht in de sfeer van strafuitsluitingsgronden. Hier noemt de Hoge Raad als voorbeeld de ‘verontschuldigbare onmacht’.

Met het objectieve rijgedrag wordt dus eerst vastgesteld of sprake is van schuld. Verwijtbaarheid wordt aangenomen, tenzij een strafuitsluitingsgrond wordt aangevoerd en aannemelijk is gemaakt (punt 4).

21
Q

HR Schieten op bovenwoning
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet en dan met name het al dan niet aanwezig zijn van een aanmerkelijke kans. De aanmerkelijke kans mag niet op een impliciete wijze worden aangenomen, maar moet duidelijk volgen uit de bewijsmiddelen.

Relevante feiten: De verdachte heeft met een vuurwapen geschoten door de ruit van de woning van zijn ex-vrouw, waar zich op dat moment twee personen (de ex-vrouw en haar zus) bevonden. Ten aanzien van de ex-vrouw is primair poging tot moord ten laste gelegd en ten aanzien van de zus primair poging tot doodslag (r.o. 3.4).

Rechtsvraag: Is er sprake van voorwaardelijk opzet bij de verdachte?

Beoordeling door het hof: Het hof beantwoord deze vraag bevestigend. De verdachte heeft ‘willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de kogel via het plafond of via een ander voorwerp van baan zou veranderen en een persoon zou kunnen raken, met zwaar letsel als gevolg’ (r.o, 3.4).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad stelt dat het voorwaardelijk opzet ten aanzien van de ex-vrouw van verdachte ontoereikend gemotiveerd is door het hof. Uit de bewijsmiddelen kan namelijk niet worden afgeleid waar zij zich in de woning bevond ten tijde van het schot. Daarom kan ook niet worden geconcludeerd dat er een aanmerkelijke kans aanwezig was dat de kogel haar had kunnen raken (r.o. 3.6). De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak.

A

HR Schieten op bovenwoning
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet en dan met name het al dan niet aanwezig zijn van een aanmerkelijke kans. De aanmerkelijke kans mag niet op een impliciete wijze worden aangenomen, maar moet duidelijk volgen uit de bewijsmiddelen.

Relevante feiten: De verdachte heeft met een vuurwapen geschoten door de ruit van de woning van zijn ex-vrouw, waar zich op dat moment twee personen (de ex-vrouw en haar zus) bevonden. Ten aanzien van de ex-vrouw is primair poging tot moord ten laste gelegd en ten aanzien van de zus primair poging tot doodslag (r.o. 3.4).

Rechtsvraag: Is er sprake van voorwaardelijk opzet bij de verdachte?

Beoordeling door het hof: Het hof beantwoord deze vraag bevestigend. De verdachte heeft ‘willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de kogel via het plafond of via een ander voorwerp van baan zou veranderen en een persoon zou kunnen raken, met zwaar letsel als gevolg’ (r.o, 3.4).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad stelt dat het voorwaardelijk opzet ten aanzien van de ex-vrouw van verdachte ontoereikend gemotiveerd is door het hof. Uit de bewijsmiddelen kan namelijk niet worden afgeleid waar zij zich in de woning bevond ten tijde van het schot. Daarom kan ook niet worden geconcludeerd dat er een aanmerkelijke kans aanwezig was dat de kogel haar had kunnen raken (r.o. 3.6). De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak.

22
Q

HR Kampvuur te Castricum
Relevantie: Dit arrest is relevant voor het leerstuk culpa en dan met name voor het aannemen van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Bij dit vereiste is de voorzienbaarheid van belang. In dit arrest werd aangenomen dat verdachte het gevolg niet had kunnen en moeten voorzien.

Relevante feiten: Verdachte heeft op schoolkampweekend een kampvuur aangelegd op het strand. Toen het vuur bijna doofde, wilde hij het weer doen oplaaien. Eerst probeerde hij dit met papier, maar toen dat niet werkte, goot hij meer wasbenzine over het vuur. Als gevolg hiervan ontstond er een steekvlam in de richting van de slachtoffers, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.

Rechtsvraag: Is er sprake van schuld in de zin van art. 308 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof stelt voorop dat onder schuld als bestanddeel een min of meer grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan. Of sprake is van een dergelijke schuld wordt bepaald door de manier waarop schuld in de tenlastelegging is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden (r.o. 2.4).
Het hof oordeelt dat verdachte onvoorzichtig heeft gehandeld, aangezien hij in strijd met de waarschuwing op de wasbenzinefles toch wasbenzine over het vuur heeft gegooid. Hij heeft zich echter niet ‘roekeloos, in elk geval, zeer aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend’ gedragen, omdat niet kan worden gezegd dat hij het gevolg had kunnen en moeten voorzien (r.o. 2.5). Dit wordt gebaseerd op de resultaten van de deskundigen. Ook de deskundigen waren verrast door het gevolg van de gedraging van de verdachte (r.o. 2.2.2, laatste alinea).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

A

HR Kampvuur te Castricum
Relevantie: Dit arrest is relevant voor het leerstuk culpa en dan met name voor het aannemen van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Bij dit vereiste is de voorzienbaarheid van belang. In dit arrest werd aangenomen dat verdachte het gevolg niet had kunnen en moeten voorzien.

Relevante feiten: Verdachte heeft op schoolkampweekend een kampvuur aangelegd op het strand. Toen het vuur bijna doofde, wilde hij het weer doen oplaaien. Eerst probeerde hij dit met papier, maar toen dat niet werkte, goot hij meer wasbenzine over het vuur. Als gevolg hiervan ontstond er een steekvlam in de richting van de slachtoffers, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.

Rechtsvraag: Is er sprake van schuld in de zin van art. 308 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof stelt voorop dat onder schuld als bestanddeel een min of meer grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan. Of sprake is van een dergelijke schuld wordt bepaald door de manier waarop schuld in de tenlastelegging is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden (r.o. 2.4).
Het hof oordeelt dat verdachte onvoorzichtig heeft gehandeld, aangezien hij in strijd met de waarschuwing op de wasbenzinefles toch wasbenzine over het vuur heeft gegooid. Hij heeft zich echter niet ‘roekeloos, in elk geval, zeer aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend’ gedragen, omdat niet kan worden gezegd dat hij het gevolg had kunnen en moeten voorzien (r.o. 2.5). Dit wordt gebaseerd op de resultaten van de deskundigen. Ook de deskundigen waren verrast door het gevolg van de gedraging van de verdachte (r.o. 2.2.2, laatste alinea).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

23
Q

HR Vrijspraak voormalig neuroloog
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet. In casu kon geoordeeld worden dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg had aanvaard. Dat verdachte in de hoedanigheid van neuroloog handelde, maakt dit niet anders.

Relevante feiten: Verdachte heeft onjuiste diagnoses gesteld bij een groot aantal patiënten, hetgeen bij hen een gezondheidsnadeel opleverde. Zij kregen namelijk zonder medische noodzaak medicijnen voorgeschreven met zware bijwerkingen en door de onjuiste diagnoses kregen zij bovendien niet de medische behandeling voor de gezondheidsklachten die zij wél hadden.

Rechtsvraag: Wist de verdachte dat zijn handelswijze de aanmerkelijke kans op een verkeerde diagnose en (dus) inadequate behandeling met alle gevolgen van dien omvatte en heeft hij die gevolgen bewust op de koop toegenomen? Met andere woorden: is er sprake van voorwaardelijk opzet?

Beoordeling door het hof: Er is sprake van voorwaardelijk opzet, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een gevolg zal intreden. Dit zal aan de hand van omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er komt geen betekenis toe aan de aard van het gevolg. In alle gevallen moet het gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De verdachte moet niet alleen wetenschap hebben van die aanmerkelijke kans, maar moet die kans ook bewust hebben aanvaard (r.o. 3.2.2).
In casu heeft de verdachte de kans niet bewust aanvaard. Het hof gelooft de verklaring van de verdachte dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en niet opzettelijk verkeerde diagnoses heeft gesteld. Op grond van die verklaring oordeelt het hof dat de verdachte ten tijde van zijn handelen niet bewust de aanmerkelijke kans op letsel en/of benadeling van de gezondheid en op het in hulpeloze toestand brengen en/of laten, heeft aanvaard. Derhalve kan de tenlastegelegde opzet niet worden bewezen (r.o. 3.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

A

HR Vrijspraak voormalig neuroloog
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet. In casu kon geoordeeld worden dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg had aanvaard. Dat verdachte in de hoedanigheid van neuroloog handelde, maakt dit niet anders.

Relevante feiten: Verdachte heeft onjuiste diagnoses gesteld bij een groot aantal patiënten, hetgeen bij hen een gezondheidsnadeel opleverde. Zij kregen namelijk zonder medische noodzaak medicijnen voorgeschreven met zware bijwerkingen en door de onjuiste diagnoses kregen zij bovendien niet de medische behandeling voor de gezondheidsklachten die zij wél hadden.

Rechtsvraag: Wist de verdachte dat zijn handelswijze de aanmerkelijke kans op een verkeerde diagnose en (dus) inadequate behandeling met alle gevolgen van dien omvatte en heeft hij die gevolgen bewust op de koop toegenomen? Met andere woorden: is er sprake van voorwaardelijk opzet?

Beoordeling door het hof: Er is sprake van voorwaardelijk opzet, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een gevolg zal intreden. Dit zal aan de hand van omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er komt geen betekenis toe aan de aard van het gevolg. In alle gevallen moet het gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De verdachte moet niet alleen wetenschap hebben van die aanmerkelijke kans, maar moet die kans ook bewust hebben aanvaard (r.o. 3.2.2).
In casu heeft de verdachte de kans niet bewust aanvaard. Het hof gelooft de verklaring van de verdachte dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en niet opzettelijk verkeerde diagnoses heeft gesteld. Op grond van die verklaring oordeelt het hof dat de verdachte ten tijde van zijn handelen niet bewust de aanmerkelijke kans op letsel en/of benadeling van de gezondheid en op het in hulpeloze toestand brengen en/of laten, heeft aanvaard. Derhalve kan de tenlastegelegde opzet niet worden bewezen (r.o. 3.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

24
Q

HR Roekeloos rijden
Relevantie: Dit arrest betreft roekeloosheid. Dit is het zwaarste verwijt dat iemand binnen de grenzen van het culpoze delict kan worden gemaakt. Het is eveneens een strafverzwarende grond: als hier sprake van is, wordt de maximumstraf verdubbeld.

Relevante feiten: Verdachte wilde verhaal halen naar aanleiding van een verkeersruzie. Hij bracht daarom zijn auto op een autosnelweg tot stilstand. Hij heeft hierbij abrupt op de rem getrapt en hierdoor was de bestuurster die achter hem reed genoodzaakt ook abrupt op de rem te trappen. Zij heeft zo kunnen voorkomen dat zij op verdachte is gebotst. Verdachte heeft zijn auto toen hij verhaal ging halen bij de bestuurder van de verkeersruzie, onbemand achtergelaten. Een derde auto kon deze twee stilstaande auto’s niet meer ontwijken en is met beide auto’s in botsing gekomen. Enkele inzittenden hebben hierbij letsel opgelopen.

Rechtsvraag: Is er sprake van roekeloosheid (strafverzwarende vorm van schuld) in de zin van art. 6 jo. 175 WVW?

Beoordeling door de Hoge Raad: Om te kunnen spreken van roekeloosheid moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. De verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest (r.o. 3.3).
De door het hof vastgestelde omstandigheden zijn toereikend voor het oordeel dat de verdachte ‘roekeloos’ in de zin van art. 6 jo. 175 WVW heeft gereden:
Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op het samenstel van gedragingen van de verdachte. Dit samenstel bestaat (kort gezegd) uit het volgende: verdachte heeft de auto die voor hem reed dicht genaderd, met de lichten van zijn auto geseind en deze auto rechts ingehaald. Hij heeft zijn auto plotseling tot stilstand gebracht op de rechterrijstrook van een autosnelweg die niet verlicht was (dit speelde zich ’s nachts af). Hij heeft hierbij abrupt op de rem getrapt, waardoor de bestuurster die achter hem reed genoodzaakt was ook abrupt op de rem te trappen. Dit had als gevolg dat een derde auto deze twee stilstaande auto’s niet meer kon ontwijken en met deze auto’s in botsing is gekomen. Verdachte heeft dit alles gedaan, omdat hij in het licht van een verkeersruzie verhaal wilde halen (r.o. 3.5).

A

HR Roekeloos rijden
Relevantie: Dit arrest betreft roekeloosheid. Dit is het zwaarste verwijt dat iemand binnen de grenzen van het culpoze delict kan worden gemaakt. Het is eveneens een strafverzwarende grond: als hier sprake van is, wordt de maximumstraf verdubbeld.

Relevante feiten: Verdachte wilde verhaal halen naar aanleiding van een verkeersruzie. Hij bracht daarom zijn auto op een autosnelweg tot stilstand. Hij heeft hierbij abrupt op de rem getrapt en hierdoor was de bestuurster die achter hem reed genoodzaakt ook abrupt op de rem te trappen. Zij heeft zo kunnen voorkomen dat zij op verdachte is gebotst. Verdachte heeft zijn auto toen hij verhaal ging halen bij de bestuurder van de verkeersruzie, onbemand achtergelaten. Een derde auto kon deze twee stilstaande auto’s niet meer ontwijken en is met beide auto’s in botsing gekomen. Enkele inzittenden hebben hierbij letsel opgelopen.

Rechtsvraag: Is er sprake van roekeloosheid (strafverzwarende vorm van schuld) in de zin van art. 6 jo. 175 WVW?

Beoordeling door de Hoge Raad: Om te kunnen spreken van roekeloosheid moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. De verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest (r.o. 3.3).
De door het hof vastgestelde omstandigheden zijn toereikend voor het oordeel dat de verdachte ‘roekeloos’ in de zin van art. 6 jo. 175 WVW heeft gereden:
Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op het samenstel van gedragingen van de verdachte. Dit samenstel bestaat (kort gezegd) uit het volgende: verdachte heeft de auto die voor hem reed dicht genaderd, met de lichten van zijn auto geseind en deze auto rechts ingehaald. Hij heeft zijn auto plotseling tot stilstand gebracht op de rechterrijstrook van een autosnelweg die niet verlicht was (dit speelde zich ’s nachts af). Hij heeft hierbij abrupt op de rem getrapt, waardoor de bestuurster die achter hem reed genoodzaakt was ook abrupt op de rem te trappen. Dit had als gevolg dat een derde auto deze twee stilstaande auto’s niet meer kon ontwijken en met deze auto’s in botsing is gekomen. Verdachte heeft dit alles gedaan, omdat hij in het licht van een verkeersruzie verhaal wilde halen (r.o. 3.5).

25
Q

HR Aanmerkelijke kans
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet en in het bijzonder het criterium ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans.’ Er dient in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaan, oftewel het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is.

Relevante feiten: Toen de verdachte zijn drie honden tegelijkertijd en onaangelijnd aan het uitlaten was, hebben de honden een andere hond meermalen over het hele lichaam gebeten.

Rechtsvraag: Is er sprake van voorwaardelijk opzet?

Beoordeling door het hof: Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg zal intreden (r.o. 5.3.1).

Dit dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verder moet het gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is. Wat houdt dat in? Het moet gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid (r.o. 5.3.2).

Het hof heeft op basis van de volgende omstandigheden geoordeeld dat de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de honden de andere hond zouden bijten en daardoor zouden verwonden, welk risico zich heeft verwezenlijkt: De verdachte wist dat de honden al vaker bij een bijtincident betrokken waren geweest, de verdachte wist dat bij de honden de kans op bijtincidenten als reëel was aan te merken, de verdachte wist dat hij de drie honden niet samen moest uitlaten vanwege de risico’s en de verdachte was zich ervan bewust dat hij de honden ook aangelijnd moest houden in losloopgebieden wanneer er andere honden in de buurt waren. Verder stelt het hof vast dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard (r.o. 5.4).

Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof wat betreft de vaststelling van voorwaardelijk opzet (hetgeen voor de leerstof relevant is).

A

HR Aanmerkelijke kans
Relevantie: Dit arrest betreft voorwaardelijk opzet en in het bijzonder het criterium ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans.’ Er dient in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaan, oftewel het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is.

Relevante feiten: Toen de verdachte zijn drie honden tegelijkertijd en onaangelijnd aan het uitlaten was, hebben de honden een andere hond meermalen over het hele lichaam gebeten.

Rechtsvraag: Is er sprake van voorwaardelijk opzet?

Beoordeling door het hof: Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg zal intreden (r.o. 5.3.1).

Dit dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verder moet het gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is. Wat houdt dat in? Het moet gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid (r.o. 5.3.2).

Het hof heeft op basis van de volgende omstandigheden geoordeeld dat de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de honden de andere hond zouden bijten en daardoor zouden verwonden, welk risico zich heeft verwezenlijkt: De verdachte wist dat de honden al vaker bij een bijtincident betrokken waren geweest, de verdachte wist dat bij de honden de kans op bijtincidenten als reëel was aan te merken, de verdachte wist dat hij de drie honden niet samen moest uitlaten vanwege de risico’s en de verdachte was zich ervan bewust dat hij de honden ook aangelijnd moest houden in losloopgebieden wanneer er andere honden in de buurt waren. Verder stelt het hof vast dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard (r.o. 5.4).

Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof wat betreft de vaststelling van voorwaardelijk opzet (hetgeen voor de leerstof relevant is).

26
Q
  1. De verdachte in de zaak die heeft geleid tot het arrest Hiv I werd in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld ter zake van onder andere poging tot doodslag (art. 45 jo. 287 Sr). Welk vereiste voor een strafbare poging (art. 45 Sr) staat gelijk aan het opzet?

‘voornemen’ > lid 1.

A
  1. De verdachte in de zaak die heeft geleid tot het arrest Hiv I werd in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld ter zake van onder andere poging tot doodslag (art. 45 jo. 287 Sr). Welk vereiste voor een strafbare poging (art. 45 Sr) staat gelijk aan het opzet?

‘voornemen’ > lid 1.