Strafrecht W5 +arresten Flashcards

1
Q

Dilemma’s bij poging en voorbereiding
Waarom ingrijpen in de voorfase?
- Poging en voorbereiding vormen uitbreidingen van strafrechtelijke aansprakelijkheid
- Bescherming van rechtsgoederen
- Belang van rechtshandhaving
- Inzetbaarheid strafvorderlijke bevoegdheden

Maar hoe ver ingrijpen in de voorfase?
- Primaat van het uitgangspunt van daadstrafrecht
- Dus geen intentiestrafrecht (artikel Van der Woude & Van Sliedregt) (met een intentie ben je al strafbaar wordt niet gehanteerd in NL)
- Ook niet bij voorbereiding, want objectief vaststelbare voorbereidingshandelingen vereist
- Invloed van de pogingsleren (die gaan over de vraag wanneer kun je spreken van een begin van een uitvoering van een delict)

A

Dilemma’s bij poging en voorbereiding
Waarom ingrijpen in de voorfase?
- Poging en voorbereiding vormen uitbreidingen van strafrechtelijke aansprakelijkheid
- Bescherming van rechtsgoederen
- Belang van rechtshandhaving
- Inzetbaarheid strafvorderlijke bevoegdheden

Maar hoe ver ingrijpen in de voorfase?
- Primaat van het uitgangspunt van daadstrafrecht
- Dus geen intentiestrafrecht (artikel Van der Woude & Van Sliedregt) (met een intentie ben je al strafbaar wordt niet gehanteerd in NL)
- Ook niet bij voorbereiding, want objectief vaststelbare voorbereidingshandelingen vereist
- Invloed van de pogingsleren (die gaan over de vraag wanneer kun je spreken van een begin van een uitvoering van een delict)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

|art. 45 Sr: de strafbare poging (2)
Het begin van uitvoering
- Pogingsleren: subjectieve, objectieve en gematigd objectieve leer
Subjectieve pogingsleer terzake van begin van uitvoering aandacht besteed aan gevaarlijke wil van de verdachte bij de poging. Poging is er als er een kwade intentie is om misdrijf te voltooien. Gevaarlijke gezindheid van de dader.

Objectieve pogingsleer: gedraging zelf en gevaarzetting.

Gematigd objectieve leer: subjectieve zijde en objectieve allebei terugkomen. Zit in art. 45 Sr staan naast elkaar voornemen om strafbaar feit te plegen hebben geopenbaard ..

  • Ontwikkeling in de rechtspraak: van daadwerkelijke aanvang van het delict, naar aanvang van eerste fase van een plan, en nu:
  • Gedraging die naar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf.
A

|art. 45 Sr: de strafbare poging (2)
Het begin van uitvoering
- Pogingsleren: subjectieve, objectieve en gematigd objectieve leer
Subjectieve pogingsleer terzake van begin van uitvoering aandacht besteed aan gevaarlijke wil van de verdachte bij de poging. Poging is er als er een kwade intentie is om misdrijf te voltooien. Gevaarlijke gezindheid van de dader.

Objectieve pogingsleer: gedraging zelf en gevaarzetting.

Gematigd objectieve leer: subjectieve zijde en objectieve allebei terugkomen. Zit in art. 45 Sr staan naast elkaar voornemen om strafbaar feit te plegen hebben geopenbaard ..

  • Ontwikkeling in de rechtspraak: van daadwerkelijke aanvang van het delict, naar aanvang van eerste fase van een plan, en nu:
  • Gedraging die naar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Strafbare poging art. 45 Sr

De strafbare poging veronderstelt dat de dader een begin heeft gemaakt met de uitvoering van een misdrijf, maar niet is geslaagd in het voltooien van dat misdrijf doordat er een verhindering is opgetreden. Het pogen een strafbaar feit te begaan wordt krachtens art. 45 Sr strafbaar gesteld. Indien sprake is van een poging tot een strafbaar feit, betekent dat voor de strafoplegging dat het toepasselijke strafmaximum van het grondfeit met een derde wordt verlaagd.

Dus in dit geval van bijvoorbeeld poging tot doodslag, waarop ex art. 287 Sr een maximum van 15 jaar gevangenisstraf is gesteld, mag een gevangenisstraf van maximaal 10 jaar worden opgelegd. Verder is het belangrijk om te onthouden dat de poging geen op zichzelf staande gedraging is, maar slechts in combinatie met een afzonderlijke delictsomschrijving strafbaar is.

A

Strafbare poging art. 45 Sr

De strafbare poging veronderstelt dat de dader een begin heeft gemaakt met de uitvoering van een misdrijf, maar niet is geslaagd in het voltooien van dat misdrijf doordat er een verhindering is opgetreden. Het pogen een strafbaar feit te begaan wordt krachtens art. 45 Sr strafbaar gesteld. Indien sprake is van een poging tot een strafbaar feit, betekent dat voor de strafoplegging dat het toepasselijke strafmaximum van het grondfeit met een derde wordt verlaagd.

Dus in dit geval van bijvoorbeeld poging tot doodslag, waarop ex art. 287 Sr een maximum van 15 jaar gevangenisstraf is gesteld, mag een gevangenisstraf van maximaal 10 jaar worden opgelegd. Verder is het belangrijk om te onthouden dat de poging geen op zichzelf staande gedraging is, maar slechts in combinatie met een afzonderlijke delictsomschrijving strafbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voltooide en onvoltooide poging
Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de voltooide poging en onvoltooide poging (later belangrijk voor de vrijwillige terugtred)
- Voltooide poging: de dader is niet tot voltooiing van het misdrijf gekomen, maar heeft wel alles gedaan wat tot voltooiing wat tot voltooiing van het misdrijf zou kunnen leiden.

  • Onvoltooide poging: het woord zegt het zelf al - de poging in de zin van art. 45 Sr is niet voltooid door een bepaalde verhindering

Wees alert bij dit leerstuk dat het gaat om een poging. Het gaat hierbij niet om de voltooiing van het grondmisdrijf. Bij beide varianten van de poging is het grondmisdrijf in ieder geval niet voltooid, maar wordt het onderscheid gebaseerd op de omstandigheden van het geval.

A

Voltooide en onvoltooide poging
Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de voltooide poging en onvoltooide poging (later belangrijk voor de vrijwillige terugtred)
- Voltooide poging: de dader is niet tot voltooiing van het misdrijf gekomen, maar heeft wel alles gedaan wat tot voltooiing wat tot voltooiing van het misdrijf zou kunnen leiden.

  • Onvoltooide poging: het woord zegt het zelf al - de poging in de zin van art. 45 Sr is niet voltooid door een bepaalde verhindering

Wees alert bij dit leerstuk dat het gaat om een poging. Het gaat hierbij niet om de voltooiing van het grondmisdrijf. Bij beide varianten van de poging is het grondmisdrijf in ieder geval niet voltooid, maar wordt het onderscheid gebaseerd op de omstandigheden van het geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voltooide poging > verdachte poging heeft gedaan en in die poging ver is, maar misdrijf raakt niet voltooid. Dat wil zeggen dat hij alles heeft gedaan dat in zijn plan besloten heeft gelegen om het gevolg te laten intreden ( het misdrijf te voltooien, maar het lukt niet uiteindelijk).

Onvoltooide poging: ook strafbare poging
Iets verder af van het voltooiing van het misdrijf. Er moet nog iets gedaan worden

A

Voltooide poging > verdachte poging heeft gedaan en in die poging ver is, maar misdrijf raakt niet voltooid. Dat wil zeggen dat hij alles heeft gedaan dat in zijn plan besloten heeft gelegen om het gevolg te laten intreden ( het misdrijf te voltooien, maar het lukt niet uiteindelijk).

Onvoltooide poging: ook strafbare poging
Iets verder af van het voltooiing van het misdrijf. Er moet nog iets gedaan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil voorbereiding en poging:
Bij de voorbereiding is er nog geen sprake van begin van een uitvoering van het misdrijf.

A

Verschil voorbereiding en poging:
Bij de voorbereiding is er nog geen sprake van begin van een uitvoering van het misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grenswisselkantoor arrest:
de gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en moet derhalve sprake zijn van het openbare van het voornemen.

Op basis van de onderstaande redenen is de Hoge Raad meegegaan met het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van een uitvoeringshandeling (dus geen poging), maar enkel een voorbereidingshandeling.
- geen sprake van een begin van uitvoering, aangezien de verdachten in de auto waren gebleven en verder geen actie van hun voornemen hadden ondernomen.

  • omdat de kantoorbediende het kantoor niet had geopend, zagen verdachten af van hun voornemen het te overvallen.
  • meermalen voor een kantoor staan, kan net zo goed een onschuldige handeling zijn geweest. Als inderdaad zou blijken dat het onschuldig was, zou aan de gedraging niet naar uiterlijke verschijningsvorm (en daarmee aan het openbaren) wat mankeren.
A

Grenswisselkantoor arrest:
de gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en moet derhalve sprake zijn van het openbare van het voornemen.

Op basis van de onderstaande redenen is de Hoge Raad meegegaan met het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van een uitvoeringshandeling (dus geen poging), maar enkel een voorbereidingshandeling.
- geen sprake van een begin van uitvoering, aangezien de verdachten in de auto waren gebleven en verder geen actie van hun voornemen hadden ondernomen.

  • omdat de kantoorbediende het kantoor niet had geopend, zagen verdachten af van hun voornemen het te overvallen.
  • meermalen voor een kantoor staan, kan net zo goed een onschuldige handeling zijn geweest. Als inderdaad zou blijken dat het onschuldig was, zou aan de gedraging niet naar uiterlijke verschijningsvorm (en daarmee aan het openbaren) wat mankeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stappenplan strafbare poging ex art. 45 Sr: 3 voorwaarden

1 Misdrijf, sluit overtreding uit

2 Voornemen (opzet meestal voorwaardelijk opzet, componenten kort noemen)
Voornemen ziet niet op geobjectiveerde bestanddelen (bijv. hoeft niet op strafverzwarende gevolg te zijn)

3 Begin van uitvoering van grondmisdrijf (gematigd objectieve leer)
Pogingsleer: wanneer is er een begin van uitvoering van grondmisdrijf?

  • 1 HR Cito: gedraging van verdachte uiterlijke verschijningsvorm moet zijn gericht op voltooiing van het grondmisdrijf.
  • 2 HR Grenswisselkantoor: werd objectief naar gekeken, enkel zou een gemiddeld persoon die de situatie kon zien zeggen dat er sprake was van een begin van een uitvoering.
    De gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en moet derhalve ‘sprake zijn van het openbaren van het voornemen’.
  • 3 HR Bevrijdingsactie: factoren
    1 Hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen bijv. in tijd of plaats.
    2 Hoe concreet deze daarop waren gericht (op voltooiing)
    3 aard van het misdrijf

Conclusie:

Gedragingen van deelnemers maakt het ook subjectieve pogingsleer. Het wordt in die arrest gematigd. dus niet enkel objectief, maar ook wat is de intentie/gedragingen van de verdachte etc.

Bij begin van uitvoering wordt een onderscheid gemaakt tussen de subjectieve leer en de objectieve leer. De subjectieve leer stelt de gevaarlijke gezindheid van de dader centraal en beschouwt de uitvoeringshandeling als uitvoering van deze gezindheid. De objectieve leer beschouwt de uitvoeringshandeling als daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf en dus als objectieve inbreuk op de rechtsorde. In de wet zijn zowel elementen van de subjectieve leer als van de objectieve leer te vinden. Zo geldt bij poging een lager strafmaximum, omdat het misdrijf objectief gezien nog niet is voltooid (objectieve leer). Verder is de vrijwillige terugtred een voorbeeld van de subjectieve leer – blijkbaar heeft de intentie toch wel invloed op de strafbaarheid van de verdachte.

A

Stappenplan strafbare poging ex art. 45 Sr: 3 voorwaarden

1 Misdrijf, sluit overtreding uit

2 Voornemen (opzet meestal voorwaardelijk opzet, componenten kort noemen)

3 Begin van uitvoering van grondmisdrijf (gematigd objectieve leer)
Pogingsleer: wanneer is er een begin van uitvoering van grondmisdrijf?

  • 1 HR Cito: gedraging van verdachte uiterlijke verschijningsvorm moet zijn gericht op voltooiing van het grondmisdrijf.
  • 2 HR Grenswisselkantoor: werd objectief naar gekeken, enkel zou een gemiddeld persoon die de situatie kon zien zeggen dat er sprake was van een begin van een uitvoering.
    De gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en moet derhalve ‘sprake zijn van het openbaren van het voornemen’.
  • 3 HR Bevrijdingsactie: factoren
    1 Hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen bijv. in tijd of plaats.
    2 Hoe concreet deze daarop waren gericht (op voltooiing)
    3 aard van het misdrijf

conclusie:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke gevallen is poging uitgesloten of problematisch?

  • Poging is uitgesloten bij hele eenvoudige misdrijven, zoals mishandeling. Bij mishandeling zou er dan namelijk al sprake zijn van poging op het moment dat iemand zijn arm met kracht opheft zonder de ander te hebben aangeraakt.
  • Poging is uitgesloten bij misdrijven die al een vorm van poging weerspiegelen (denk aan het ondernemen van een aanslag tegen de Koning of de Staat)
  • Poging is uitgesloten bij delictsomschrijvingen die een causaal verband vereisen. Bij poging is het delict namelijk niet voltooid en bij delictsomschrijvingen die een causaal verband vereisen, moet de gedraging wel tot een bepaald resultaat hebben geleid.
  • Poging kan problematisch zijn bij omissiedelicten. Hoe bepaal je namelijk wanneer iemand is begonnen met ‘niets doen’?
  • Poging kan problematisch zijn bij culpoze misdrijven. Deze misdrijven gaan er immers vanuit dat er geen sprake is van opzet, waardoor het lastig is om te bepalen of er sprake was van een voornemen tot het plegen van het misdrijf. Poging kan problematisch zijn bij formeel omschreven delicten (delicten waarbij de handeling zelf scherp getypeerd is, zoals bij diefstal). Alleen als het werkwoord in een dergelijke delictsomschrijving ruim valt te interpreteren, is er ruimte voor poging.
A

In welke gevallen is poging uitgesloten of problematisch?

  • Poging is uitgesloten bij hele eenvoudige misdrijven, zoals mishandeling. Bij mishandeling zou er dan namelijk al sprake zijn van poging op het moment dat iemand zijn arm met kracht opheft zonder de ander te hebben aangeraakt.
  • Poging is uitgesloten bij misdrijven die al een vorm van poging weerspiegelen (denk aan het ondernemen van een aanslag tegen de Koning of de Staat)
  • Poging is uitgesloten bij delictsomschrijvingen die een causaal verband vereisen. Bij poging is het delict namelijk niet voltooid en bij delictsomschrijvingen die een causaal verband vereisen, moet de gedraging wel tot een bepaald resultaat hebben geleid.
  • Poging kan problematisch zijn bij omissiedelicten. Hoe bepaal je namelijk wanneer iemand is begonnen met ‘niets doen’?
  • Poging kan problematisch zijn bij culpoze misdrijven. Deze misdrijven gaan er immers vanuit dat er geen sprake is van opzet, waardoor het lastig is om te bepalen of er sprake was van een voornemen tot het plegen van het misdrijf. Poging kan problematisch zijn bij formeel omschreven delicten (delicten waarbij de handeling zelf scherp getypeerd is, zoals bij diefstal). Alleen als het werkwoord in een dergelijke delictsomschrijving ruim valt te interpreteren, is er ruimte voor poging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Absoluut ondeugdelijk poging en relatief ondeugdelijke poging
Het strafbaar stellen van een verdachte wegens een poging tot misdrijf, voelt best gek aan in de gevallen dat de voltooiing van het misdrijf simpelweg onmogelijk blijkt te zijn. Dit kan doordat 1) het middel onvoldoende is om het resultaat te bereiken of doordat 2) het object van het misdrijf niet of te weinig geschikt is om het misdrijf te voltooien. In deze gevallen wordt gesproken van een ondeugdelijke poging.

Typen ondeugdelijke pogingssituaties:

1 Absolute ondeugdelijkheid
Het gebruikte middel of object is uit zijn aard ondeugdelijk, dus zou nooit kunnen leiden tot het misdrijf.
Voorbeelden:
a) Object is absoluut ondeugdelijk: verdachte schiet op iemand, die overleden blijkt te zijn.
b) middel is absoluut ondeugdelijk: verdachte doet in plaats van gif, per ongeluk poedersuiker in iemands koffie.

2 Relatieve ondeugdelijkheid
Het gebruikte middel of object is slechts in dit geval in deze omstandigheden ondeugdelijk.
Voorbeelden:
a) object is relatief ondeugdelijk: verdachte steekt zijn hand in een lege kassa.
b) middel is relatief ondeugdelijk: verdachte doet te weinig gif in iemands koffie, waardoor het niet dodelijk is.

Let op:
Er zijn dus vier typen van ondeugdelijke pogingssituaties. Het onderscheid tussen absolute en relatieve ondeugdelijkheid kan soms lastig te maken zijn. In ons recht wordt het onderscheid gebaseerd op basis van de objectieve pogingsleer. De redenering luidt dan ook als volgt: een kassa is over het algemeen gevuld, als een verdachte dan zijn hand steekt in een lege kassa is deze enkel ongeschikt in dit geval en dus relatief ondeugdelijk. Er wordt dus niet vanuit gegaan dat een kassa leeg of vol kan zijn.

Kan ondeugdelijkheid van middel/object leiden tot straffeloosheid?
Zouden we de subjectieve pogingsleer volgen, dan kan ondeugdelijkheid van middel/object niet leiden tot straffeloosheid.

De gevaarlijke gezindheid is bij de verdachte immers nog aanwezig - zowel bij absolute als relatieve ondeugdelijkheid.

De objectieve leer vereist strafbaarheid dat het voorgenomen misdrijf ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Daarom zou strafbaarheid alleen maar mogelijk zijn bij relatieve ondeugdelijkheid en zou absolute ondeugdelijkheid van de poging moeten leiden tot straffeloosheid. De jurisprudentie wijkt soms echter af van de literatuur (zie noot HR Ondeugdelijke voorbereiding?)

A

Absoluut ondeugdelijk poging en relatief ondeugdelijke poging
Het strafbaar stellen van een verdachte wegens een poging tot misdrijf, voelt best gek aan in de gevallen dat de voltooiing van het misdrijf simpelweg onmogelijk blijkt te zijn. Dit kan doordat 1) het middel onvoldoende is om het resultaat te bereiken of doordat 2) het object van het misdrijf niet of te weinig geschikt is om het misdrijf te voltooien. In deze gevallen wordt gesproken van een ondeugdelijke poging.

Typen ondeugdelijke pogingssituaties:

1 Absolute ondeugdelijkheid
Het gebruikte middel of object is uit zijn aard ondeugdelijk, dus zou nooit kunnen leiden tot het misdrijf.
Voorbeelden:
a) Object is absoluut ondeugdelijk: verdachte schiet op iemand, die overleden blijkt te zijn.
b) middel is absoluut ondeugdelijk: verdachte doet in plaats van gif, per ongeluk poedersuiker in iemands koffie.

2 Relatieve ondeugdelijkheid
Het gebruikte middel of object is slechts in dit geval in deze omstandigheden ondeugdelijk.
Voorbeelden:
a) object is relatief ondeugdelijk: verdachte steekt zijn hand in een lege kassa.
b) middel is relatief ondeugdelijk: verdachte doet te weinig gif in iemands koffie, waardoor het niet dodelijk is.

Let op:
Er zijn dus vier typen van ondeugdelijke pogingssituaties. Het onderscheid tussen absolute en relatieve ondeugdelijkheid kan soms lastig te maken zijn. In ons recht wordt het onderscheid gebaseerd op basis van de objectieve pogingsleer. De redenering luidt dan ook als volgt: een kassa is over het algemeen gevuld, als een verdachte dan zijn hand steekt in een lege kassa is deze enkel ongeschikt in dit geval en dus relatief ondeugdelijk. Er wordt dus niet vanuit gegaan dat een kassa leeg of vol kan zijn.

Kan ondeugdelijkheid van middel/object leiden tot straffeloosheid?
Zouden we de subjectieve pogingsleer volgen, dan kan ondeugdelijkheid van middel/object niet leiden tot straffeloosheid.

De gevaarlijke gezindheid is bij de verdachte immers nog aanwezig - zowel bij absolute als relatieve ondeugdelijkheid.

De objectieve leer vereist strafbaarheid dat het voorgenomen misdrijf ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Daarom zou strafbaarheid alleen maar mogelijk zijn bij relatieve ondeugdelijkheid en zou absolute ondeugdelijkheid van de poging moeten leiden tot straffeloosheid. De jurisprudentie wijkt soms echter af van de literatuur (zie noot HR Ondeugdelijke voorbereiding?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kan ondeugdelijkheid van middel/object leiden tot straffeloosheid?
Zouden we de subjectieve pogingsleer volgen, dan kan ondeugdelijkheid van middel/object niet leiden tot straffeloosheid.

De gevaarlijke gezindheid is bij de verdachte immers nog aanwezig - zowel bij absolute als relatieve ondeugdelijkheid.

De objectieve leer vereist strafbaarheid dat het voorgenomen misdrijf ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Daarom zou strafbaarheid alleen maar mogelijk zijn bij relatieve ondeugdelijkheid en zou absolute ondeugdelijkheid van de poging moeten leiden tot straffeloosheid. De jurisprudentie wijkt soms echter af van de literatuur (zie noot HR Ondeugdelijke voorbereiding?)

A

Kan ondeugdelijkheid van middel/object leiden tot straffeloosheid?
Zouden we de subjectieve pogingsleer volgen, dan kan ondeugdelijkheid van middel/object niet leiden tot straffeloosheid.

De gevaarlijke gezindheid is bij de verdachte immers nog aanwezig - zowel bij absolute als relatieve ondeugdelijkheid.

De objectieve leer vereist strafbaarheid dat het voorgenomen misdrijf ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Daarom zou strafbaarheid alleen maar mogelijk zijn bij relatieve ondeugdelijkheid en zou absolute ondeugdelijkheid van de poging moeten leiden tot straffeloosheid. De jurisprudentie wijkt soms echter af van de literatuur (zie noot HR Ondeugdelijke voorbereiding?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Net zoals bij poging zijn voorbereidingshandelingen niet op zichzelf staande gedragingen, maar dienen deze in samenhang met het desbetreffende grondfeit te worden gelezen.

Verschillen tussen poging en voorbereiding zijn dat er bij voorbereiding geen begin aan de uitvoering is gemaakt, dat de strafmaximum met de helft wordt verlaagd in plaats van een derde en dat er vijf voorwaarden zijn in plaats van drie.

A

Net zoals bij poging zijn voorbereidingshandelingen niet op zichzelf staande gedragingen, maar dienen deze in samenhang met het desbetreffende grondfeit te worden gelezen.

Verschillen tussen poging en voorbereiding zijn dat er bij voorbereiding geen begin aan de uitvoering is gemaakt, dat de strafmaximum met de helft wordt verlaagd in plaats van een derde en dat er vijf voorwaarden zijn in plaats van drie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Daar houdt het op he als je voorbereidingshandeling kan bewezen verklaren dan ben je voor de helft van de strafmaximum van grondmisdrijf strafbaar.

Als voorbereiding niet kan worden bewezenverklaard, omdat 1 van voorwaarden niet is vervuld, dan in beginsel geen strafbaarheid! Voorbereiding is ondergrens van strafbaarheid die kan ontstaan in aanloop naar voltooiing van strafbaar feit toe. Hoe verder je van tijd van voltooien van misdrijf gaat strafmaximum omlaag.

A

Daar houdt het op he als je voorbereidingshandeling kan bewezen verklaren dan ben je voor de helft van de strafmaximum van grondmisdrijf strafbaar.

Als voorbereiding niet kan worden bewezenverklaard, omdat 1 van voorwaarden niet is vervuld, dan in beginsel geen strafbaarheid! Voorbereiding is ondergrens van strafbaarheid die kan ontstaan in aanloop naar voltooiing van strafbaar feit toe. Hoe verder je van tijd van voltooien van misdrijf gaat strafmaximum omlaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stappenplan vrijwillige terugtred
Vereisten bij poging ex art. 46b BW jo. HR Remkabel
- Misdrijf niet is voltooid
- Terugtred komt uit wil van verdachte (interne omstandigheid zijn dat verdachte ermee stopt)
- Externe prikkels/omstandigheden mogen niet de overhand hebben (het mag er wel zijn, maar niet de overhand hebben)
- Bij onvoltooide poging: voldoende is om te stoppen, dan komt het niet tot stond.
- Bij voltooide poging: ‘actus contrarius’. HR Remkabel, r.o. 2.5.
Terugtredgedraging moet naar haar aard en tijdstip geschikt zijn om het intreden van het gevolg te beletten.
- Daarbij is relevant de mate van waarschijnlijkheid dat het gevolg ook zonder terugtredgedraging zou zijn ingetreden. Alleen als er tijd zit tussen de uitvoeringshandeling (dus voltooide poging) en het vrijwillige terugtred van verdachte dan meenemen!!
(Voltooide poging = je hoeft niks meer te doen, een externe factor moet nog gebeuren zodat het gebeurt).
Conclusie:

A

Stappenplan vrijwillige terugtred
Vereisten bij poging ex art. 46b BW jo. HR Remkabel
- Misdrijf niet is voltooid
- Terugtred komt uit wil van verdachte (interne omstandigheid zijn dat verdachte ermee stopt)
- Externe prikkels/omstandigheden mogen niet de overhand hebben (het mag er wel zijn, maar niet de overhand hebben)
- Bij onvoltooide poging: voldoende is om te stoppen, dan komt het niet tot stond.
- Bij voltooide poging: ‘actus contrarius’. HR Remkabel, r.o. 2.5.
Terugtredgedraging moet naar haar aard en tijdstip geschikt zijn om het intreden van het gevolg te beletten.
- Daarbij is relevant de mate van waarschijnlijkheid dat het gevolg ook zonder terugtredgedraging zou zijn ingetreden. Alleen als er tijd zit tussen de uitvoeringshandeling (dus voltooide poging) en het vrijwillige terugtred van verdachte dan meenemen!!
(Voltooide poging = je hoeft niks meer te doen, een externe factor moet nog gebeuren zodat het gebeurt).
Conclusie:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Remkabel hof: geen sprake van vrijwillige terugtred, want dat ze niet gingen rijden in die uur was onafhankelijk van de wil.
HR: wanneer tijd gespannen zit tussen poging en terugtred moet er gekeken worden naar de mate van waarschijnlijkheid dat delict tot stand was gekomen.

A

Remkabel hof: geen sprake van vrijwillige terugtred, want dat ze niet gingen rijden in die uur was onafhankelijk van de wil.
HR: wanneer tijd gespannen zit tussen poging en terugtred moet er gekeken worden naar de mate van waarschijnlijkheid dat delict tot stand was gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

|Art. 46b: vrijwillige terugtred (2)
Vereisten bij voorbereiding ex art. 46b BW
- Misdrijf niet is voltooid
- Terugtred komt uit wil van verdachte (interne omstandigheid zijn dat verdachte ermee stopt)
- Externe prikkels/omstandigheden mogen niet de overhand hebben. (het mag er wel zijn, maar niet de overhand hebben)

  • Voltooide voorbereiding: ‘Actus contrarius’
    terugtredgedraging moet voltooide voorbereiding ongedaan maken.
    Bijv. middel wat je hebt vernietigen.
    HR Remkabel kan je noemen, wel aangeven dat je weet dat het gaat om een voorbereiding en niet om een poging zoals in arrest!!
    Conclusie:
A

|Art. 46b: vrijwillige terugtred (2)
Vereisten bij voorbereiding ex art. 46b BW
- Misdrijf niet is voltooid
- Terugtred komt uit wil van verdachte (interne omstandigheid zijn dat verdachte ermee stopt)
- Externe prikkels/omstandigheden mogen niet de overhand hebben. (het mag er wel zijn, maar niet de overhand hebben)

  • Voltooide voorbereiding: ‘Actus contrarius’
    terugtredgedraging moet voltooide voorbereiding ongedaan maken.
    Bijv. middel wat je hebt vernietigen.
    HR Remkabel kan je noemen, wel aangeven dat je weet dat het gaat om een voorbereiding en niet om een poging zoals in arrest!!
    Conclusie:
17
Q

Risicosamenleving en veiligheidsbeleid
Wat is een risicosamenleving? En wat voor invloed heeft dit op het Nederlandse strafrecht?

De risicosamenleving is een samenleving waarin burgers zodanig bewust zijn van de potentiële dreigingen en risico’s, dat zij geobsedeerd zijn geraakt aan het inperken en uitsluiten daarvan. Het gevolg hiervan is dat er meer vraag is naar veiligheid, hetgeen hand in hand gaat met actiever overheidsoptreden.

Strafrecht wordt natuurlijk gezien als een belangrijk middel om aan de behoefte van veiligheid en risicobeheersing te voldoen. Het strafrecht werd in toenemende mate gebaseerd op risicoverwachtingen en dreigingsbeelden, waardoor ook steeds meer in een vroeger stadium risico’s werden gedetecteerd en werden verkleind of ongedaan gemaakt.

De risicosamenleving heeft er aldus voor gezorgd dat het strafrecht steeds meer een preventief karakter kreeg. Dit zie je terug in de uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid in de vorm van poging en voorbereiding.

A

Risicosamenleving en veiligheidsbeleid
Wat is een risicosamenleving? En wat voor invloed heeft dit op het Nederlandse strafrecht?

De risicosamenleving is een samenleving waarin burgers zodanig bewust zijn van de potentiële dreigingen en risico’s, dat zij geobsedeerd zijn geraakt aan het inperken en uitsluiten daarvan. Het gevolg hiervan is dat er meer vraag is naar veiligheid, hetgeen hand in hand gaat met actiever overheidsoptreden.

Strafrecht wordt natuurlijk gezien als een belangrijk middel om aan de behoefte van veiligheid en risicobeheersing te voldoen. Het strafrecht werd in toenemende mate gebaseerd op risicoverwachtingen en dreigingsbeelden, waardoor ook steeds meer in een vroeger stadium risico’s werden gedetecteerd en werden verkleind of ongedaan gemaakt.

De risicosamenleving heeft er aldus voor gezorgd dat het strafrecht steeds meer een preventief karakter kreeg. Dit zie je terug in de uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid in de vorm van poging en voorbereiding.

18
Q

Week 40 (Week 5): Poging & meer
Risicosamenleving: overheid vs. de strafrechtswetenschap

Gebaseerd op: M. van der Woude & E. van Sliedregt, ‘De risicosamenleving vs. strafrechtswetenschap?’, Proces 2007/6, p. 216 – 226.

De laatste decennia is de nadruk meer komen te liggen op collectieve veiligheid, hetgeen bereikt moet worden door een instrumentalistisch strafrecht waar veiligheid centraal moet staan. Ingrijpende veiligheidsmaatregelen dienen ervoor te zorgen dat de samenleving zich veilig gaat voelen, maar dreigen deze nieuwe maatregelen de balans tussen enerzijds het strafrecht als beleidsinstrument en anderzijds het strafrecht als rechtsinstrument te verstoren?

Sinds de nota Samenleving en Criminaliteit van 1985 en Recht in beweging in 1990 is het zwaartepunt van het strafrecht verlegd van de rechten van de verdachte naar rechtshandhaving. Strafrecht wordt meer beschouwd als sturingselement waarmee beleidsdoeleinden kunnen worden verwezenlijkt; het wordt gezien als instrument. Aldus ging het strafrecht van een instrumenteel strafrecht, dat onlosmakelijk is verbonden met de rechtsbescherming van burgers waardoor er ook beperkingen zitten aan de inzet van het strafrecht, naar een instrumentalistisch strafrecht, waar deze verbondenheid niet bestaat. Door de gewijzigde houding van de overheid en de toenemende bezorgdheid in de maatschappij (risicosamenleving) werd de balans tussen enerzijds het strafrecht als instrument en anderzijds als rechtsbescherming als problematisch ervaren. Door de risicosamenleving, die wordt gekenmerkt door risico-inperking en risico-uitsluiting, kreeg het strafrecht een meer preventief karakter om de beleving van onveiligheid te kunnen verbeteren.

De ontwikkeling van verzorgingsstaat (bescherming tegen de staat) naar risicosamenleving heeft geleid tot een verandering in het denken over criminaliteit. Vergelding kwam meer centraal te staan in plaats van de rehabilitatiegedachte (herstel) omtrent de persoon van de dader. Strafrecht wordt aldus als instrument gebruikt om aan de behoeftes van de samenleving te kunnen voldoen (risico-strafrecht). Door dit sterk preventieve karakter van het strafrecht lopen belangrijke waarborgen in het strafrecht mogelijk gevaar; zoals individuele vrijheden.

Kortom, de subjectieve gevoelens zijn als het ware de basis voor de instrumentalistische toepassing van het strafrecht. Maar is deze instrumentalistische toepassing dan zo ernstig? Indien de samenleving bereid is om een deel van hun vrijheden af te staan ten behoeve van de collectieve veiligheid (zeker bij terrorisme) is dit toch geen ramp? Toch dient te worden opgemerkt dat deze vrijheden niet te gemakkelijk worden ‘opgegeven’. Het gevoel van onveiligheid wordt niet onderschreven door de cijfers van het CBS, die sinds 1994 een daling van de criminaliteit laten zien. Toch is de eerdergenoemde balans tussen collectieve veiligheid en individuele rechtsbescherming onder invloed van het veiligheidsdenken doorgeslagen naar de kant van de collectieve veiligheid. Het debat tussen de overheid vs. de strafrechtswetenschap rondom veiligheid en risico’s dient van multidisciplinaire aard te zijn, waarbij beide partijen zich open moeten stellen voor elkaars argumenten om zo tot een betere balans te kunnen komen.

A

Week 40 (Week 5): Poging & meer
Risicosamenleving: overheid vs. de strafrechtswetenschap

Gebaseerd op: M. van der Woude & E. van Sliedregt, ‘De risicosamenleving vs. strafrechtswetenschap?’, Proces 2007/6, p. 216 – 226.

De laatste decennia is de nadruk meer komen te liggen op collectieve veiligheid, hetgeen bereikt moet worden door een instrumentalistisch strafrecht waar veiligheid centraal moet staan. Ingrijpende veiligheidsmaatregelen dienen ervoor te zorgen dat de samenleving zich veilig gaat voelen, maar dreigen deze nieuwe maatregelen de balans tussen enerzijds het strafrecht als beleidsinstrument en anderzijds het strafrecht als rechtsinstrument te verstoren?

Sinds de nota Samenleving en Criminaliteit van 1985 en Recht in beweging in 1990 is het zwaartepunt van het strafrecht verlegd van de rechten van de verdachte naar rechtshandhaving. Strafrecht wordt meer beschouwd als sturingselement waarmee beleidsdoeleinden kunnen worden verwezenlijkt; het wordt gezien als instrument. Aldus ging het strafrecht van een instrumenteel strafrecht, dat onlosmakelijk is verbonden met de rechtsbescherming van burgers waardoor er ook beperkingen zitten aan de inzet van het strafrecht, naar een instrumentalistisch strafrecht, waar deze verbondenheid niet bestaat. Door de gewijzigde houding van de overheid en de toenemende bezorgdheid in de maatschappij (risicosamenleving) werd de balans tussen enerzijds het strafrecht als instrument en anderzijds als rechtsbescherming als problematisch ervaren. Door de risicosamenleving, die wordt gekenmerkt door risico-inperking en risico-uitsluiting, kreeg het strafrecht een meer preventief karakter om de beleving van onveiligheid te kunnen verbeteren.

De ontwikkeling van verzorgingsstaat (bescherming tegen de staat) naar risicosamenleving heeft geleid tot een verandering in het denken over criminaliteit. Vergelding kwam meer centraal te staan in plaats van de rehabilitatiegedachte (herstel) omtrent de persoon van de dader. Strafrecht wordt aldus als instrument gebruikt om aan de behoeftes van de samenleving te kunnen voldoen (risico-strafrecht). Door dit sterk preventieve karakter van het strafrecht lopen belangrijke waarborgen in het strafrecht mogelijk gevaar; zoals individuele vrijheden.

Kortom, de subjectieve gevoelens zijn als het ware de basis voor de instrumentalistische toepassing van het strafrecht. Maar is deze instrumentalistische toepassing dan zo ernstig? Indien de samenleving bereid is om een deel van hun vrijheden af te staan ten behoeve van de collectieve veiligheid (zeker bij terrorisme) is dit toch geen ramp? Toch dient te worden opgemerkt dat deze vrijheden niet te gemakkelijk worden ‘opgegeven’. Het gevoel van onveiligheid wordt niet onderschreven door de cijfers van het CBS, die sinds 1994 een daling van de criminaliteit laten zien. Toch is de eerdergenoemde balans tussen collectieve veiligheid en individuele rechtsbescherming onder invloed van het veiligheidsdenken doorgeslagen naar de kant van de collectieve veiligheid. Het debat tussen de overheid vs. de strafrechtswetenschap rondom veiligheid en risico’s dient van multidisciplinaire aard te zijn, waarbij beide partijen zich open moeten stellen voor elkaars argumenten om zo tot een betere balans te kunnen komen.

19
Q

HR Cito

Relevantie: Dit arrest (en het arrest Grenswisselkantoor) geven invulling aan wat moet worden verstaan onder ‘begin van uitvoering’. Het is belangrijk om te weten waar deze grens ligt. Als er sprake is van een uitvoeringshandeling, weet je namelijk dat je kan spreken van poging in de zin van art. 45 Sr. Uit dit arrest volgt dat de gedraging van de verdachte ‘naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf’. Dit was in casu het geval, er was aldus sprake van een poging.

Relevante feiten: De verdachte wilde geld wegnemen van het uitzendbureau Cito. Hij stond met zijn mededader, na aangebeld te hebben, voor de voordeur te wachten met een bedekt gezicht en een pistool. Er werd niet opengedaan en even later werden kwamen er politieambtenaren om hen aan te houden.

Rechtsvraag: Had de verdachte de grens, die de voorbereidingshandelingen van de strafbare uitvoeringshandelingen scheidt, overschreden? Is er in casu sprake van een poging tot het plegen van een misdrijf in de zin van art. 45 jo. 312 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: De verdachte stond met een gedeeltelijk afgedekt gelaat, een schietklaar vuurwapen en lege weekendtas voor het uitzendbureau te wachten. Deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf (art. 312 Sr), omdat zij ‘naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf’ (p. 166 reader, linkerkolom).

Er is in casu sprake van poging tot misdrijf in de zin van art. 45 jo. 312 Sr.

A

HR Cito

Relevantie: Dit arrest (en het arrest Grenswisselkantoor) geven invulling aan wat moet worden verstaan onder ‘begin van uitvoering’. Het is belangrijk om te weten waar deze grens ligt. Als er sprake is van een uitvoeringshandeling, weet je namelijk dat je kan spreken van poging in de zin van art. 45 Sr. Uit dit arrest volgt dat de gedraging van de verdachte ‘naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf’. Dit was in casu het geval, er was aldus sprake van een poging.

Relevante feiten: De verdachte wilde geld wegnemen van het uitzendbureau Cito. Hij stond met zijn mededader, na aangebeld te hebben, voor de voordeur te wachten met een bedekt gezicht en een pistool. Er werd niet opengedaan en even later werden kwamen er politieambtenaren om hen aan te houden.

Rechtsvraag: Had de verdachte de grens, die de voorbereidingshandelingen van de strafbare uitvoeringshandelingen scheidt, overschreden? Is er in casu sprake van een poging tot het plegen van een misdrijf in de zin van art. 45 jo. 312 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: De verdachte stond met een gedeeltelijk afgedekt gelaat, een schietklaar vuurwapen en lege weekendtas voor het uitzendbureau te wachten. Deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf (art. 312 Sr), omdat zij ‘naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf’ (p. 166 reader, linkerkolom).

Er is in casu sprake van poging tot misdrijf in de zin van art. 45 jo. 312 Sr.

20
Q

HR Grenswisselkantoor

Relevantie: Dit arrest is, zoals eerder genoemd, relevant voor de invulling van het vereiste van een strafbare poging: ‘begin van uitvoering’. In casu is, in tegenstelling tot HR Cito, geen sprake van een begin van uitvoering en aldus geen sprake van een poging van een misdrijf.

Relevante feiten: Verdachten wilden een overval plegen bij het grenswisselkantoor. Zij zaten in een gestolen auto met vals kentekenplaat en waren in het bezit van vuurwapens, pruiken en dubbele kleding. Zij waren naar het kantoor gereden en zijn daar in de omgeving gaan staan met de bedoeling een overval te plegen. De kantoorbediende van het wisselkantoor was het opgevallen dat dezelfde auto meermalen voor het kantoor had gestaan. Toen zij eigenlijk het kantoor wilde openen, bracht zij in plaats daarvan de politie hiervan op de hoogte. Toen de politieambtenaren waren aangekomen bij het kantoor, probeerden de verdachten te vluchten. Een achtervolging werd ingezet en de verdachten werden gedwongen te stoppen.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een uitvoeringshandeling of enkel een voorbereidingshandeling? Oftewel, is er in casu sprake van een poging tot het plegen van een misdrijf in de zin van art. 45 jo. 317 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: Voor een poging in de zin van art. 45 Sr, moet sprake zijn van een begin van uitvoering (een uitvoeringshandeling). Hiervoor moet de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en er moet derhalve ‘sprake zijn van het openbaren van het voornemen’ (r.o. 2, p. 171 reader, rechterkolom). Op basis van onderstaande redenen is de Hoge Raad meegegaan met het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een uitvoeringshandeling (dus geen poging), maar enkel een voorbereidingshandeling.
* Er is geen sprake van een begin van uitvoering, aangezien de verdachten in de auto waren gebleven en verder geen actie van hun voornemen hadden ondernomen.
* Omdat de kantoorbediende het kantoor niet had geopend, zagen verdachten af van hun voornemen het kantoor te overvallen.
* Meermalen voor een kantoor staan, kan net zo goed een onschuldige handeling zijn geweest. Als inderdaad zou blijken dat het onschuldig was, zou aan de gedraging niet naar uiterlijke verschijningsvorm (en daarmee aan het openbaren) wat mankeren (r.o. 5).

A

HR Grenswisselkantoor

Relevantie: Dit arrest is, zoals eerder genoemd, relevant voor de invulling van het vereiste van een strafbare poging: ‘begin van uitvoering’. In casu is, in tegenstelling tot HR Cito, geen sprake van een begin van uitvoering en aldus geen sprake van een poging van een misdrijf.

Relevante feiten: Verdachten wilden een overval plegen bij het grenswisselkantoor. Zij zaten in een gestolen auto met vals kentekenplaat en waren in het bezit van vuurwapens, pruiken en dubbele kleding. Zij waren naar het kantoor gereden en zijn daar in de omgeving gaan staan met de bedoeling een overval te plegen. De kantoorbediende van het wisselkantoor was het opgevallen dat dezelfde auto meermalen voor het kantoor had gestaan. Toen zij eigenlijk het kantoor wilde openen, bracht zij in plaats daarvan de politie hiervan op de hoogte. Toen de politieambtenaren waren aangekomen bij het kantoor, probeerden de verdachten te vluchten. Een achtervolging werd ingezet en de verdachten werden gedwongen te stoppen.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een uitvoeringshandeling of enkel een voorbereidingshandeling? Oftewel, is er in casu sprake van een poging tot het plegen van een misdrijf in de zin van art. 45 jo. 317 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: Voor een poging in de zin van art. 45 Sr, moet sprake zijn van een begin van uitvoering (een uitvoeringshandeling). Hiervoor moet de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het grondmisdrijf en er moet derhalve ‘sprake zijn van het openbaren van het voornemen’ (r.o. 2, p. 171 reader, rechterkolom). Op basis van onderstaande redenen is de Hoge Raad meegegaan met het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een uitvoeringshandeling (dus geen poging), maar enkel een voorbereidingshandeling.
* Er is geen sprake van een begin van uitvoering, aangezien de verdachten in de auto waren gebleven en verder geen actie van hun voornemen hadden ondernomen.
* Omdat de kantoorbediende het kantoor niet had geopend, zagen verdachten af van hun voornemen het kantoor te overvallen.
* Meermalen voor een kantoor staan, kan net zo goed een onschuldige handeling zijn geweest. Als inderdaad zou blijken dat het onschuldig was, zou aan de gedraging niet naar uiterlijke verschijningsvorm (en daarmee aan het openbaren) wat mankeren (r.o. 5).

21
Q

HR Brief in Jaszak

Relevantie: Dit arrest laat zien dat de opzet van de dader tevens op het grondmisdrijf moet zijn gericht (vijfde vereiste van de strafbare voorbereiding ex art. 46 Sr).

Relevante feiten: De verdachte heeft van een medegedetineerde een brief gekregen met daarin informatie over hoe hij een gewapende overval op een geldauto uit konden voeren. De verdachte heeft deze geopend, gelezen en in zijn winterjas bewaard, die hij al een paar maanden niet aan had.

Rechtsvraag: Heeft de verdachte opzettelijk een informatiedrager voorhanden gehad die kennelijk bestemd was tot het in vereniging begaan van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld? (zie punt 12, conclusie A-G).

Korter gezegd: Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een strafbare voorbereidingshandeling als bedoeld in art. 46 Sr (jo. 312 jo. 317 Sr)?

Beoordeling door de Hoge Raad: Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het voorhanden hebben van de brief strekte ter voorbereiding van het misdrijf. Strafbare voorbereiding vereist ook opzet op het grondmisdrijf zelf. Dat is hier niet het geval (r.o. 3.5).

A

HR Brief in Jaszak

Relevantie: Dit arrest laat zien dat de opzet van de dader tevens op het grondmisdrijf moet zijn gericht (vijfde vereiste van de strafbare voorbereiding ex art. 46 Sr).

Relevante feiten: De verdachte heeft van een medegedetineerde een brief gekregen met daarin informatie over hoe hij een gewapende overval op een geldauto uit konden voeren. De verdachte heeft deze geopend, gelezen en in zijn winterjas bewaard, die hij al een paar maanden niet aan had.

Rechtsvraag: Heeft de verdachte opzettelijk een informatiedrager voorhanden gehad die kennelijk bestemd was tot het in vereniging begaan van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld? (zie punt 12, conclusie A-G).

Korter gezegd: Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een strafbare voorbereidingshandeling als bedoeld in art. 46 Sr (jo. 312 jo. 317 Sr)?

Beoordeling door de Hoge Raad: Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het voorhanden hebben van de brief strekte ter voorbereiding van het misdrijf. Strafbare voorbereiding vereist ook opzet op het grondmisdrijf zelf. Dat is hier niet het geval (r.o. 3.5).

22
Q

HR Samir A.

Relevantie: In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat er gekeken moet worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het criminele doel wat de verdachte heeft met het gebruik van het middel (derde vereiste van de strafbare voorbereiding ex art. 46 Sr).

Relevante feiten: De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij een of meer misdrijven (terroristische aanslagen) heeft voorbereid en dat hij daartoe voorwerpen/stoffen/informatiedragers heeft vervaardigd/voorhanden had. Die misdrijven worden omschreven als moord en/of brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing.

Rechtsvraag: Zijn de voorbereidingsmiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van het grondmisdrijf (moord en opzettelijk brand/ontploffing teweeg brengen)? (r.o. 3.7)

Korter gezegd: Zijn de gedragingen van verdachte aan te merken als voorbereidingshandelingen in de zin van art. 46 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof heeft voor de beoordeling van het voorgaande als maatstaf gehanteerd “of die voorwerpen naar hun aard of hun concreet dan wel acuut gevaarzettend karakter daadwerkelijk zouden kunnen bijdragen aan het begaan van het misdrijf” (r.o. 3.7).

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken op grond van het feit dat de voorwerpen geen concreet gevaar opleveren. Deskundigen kwamen immers tot de conclusie dat de voorwerpen en plannen niet tot een succesvolle bomaanslag hadden kunnen leiden (r.o. 9.6.5 en 9.6.6).

Beoordeling door de Hoge Raad: In dit arrest staat de vraag centraal of de gedragingen van de verdachte als voorbereidingshandelingen in de zin van art. 46 Sr aan te merken zijn. Het derde vereiste van voorbereiding staat ter discussie: zijn de voorbereidingsmiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van het grondmisdrijf? Bij de beantwoording van deze vraag moet gekeken worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het criminele doel wat de verdachte heeft met het gebruik van het middel (r.o. 3.7).

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof omdat het hof volgens haar een te beperkte en onjuiste opvatting omtrent art. 46 Sr. heeft. Het hof heeft nagelaten te beoordelen of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had (r.o. 3.7).

A

HR Samir A.

Relevantie: In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat er gekeken moet worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het criminele doel wat de verdachte heeft met het gebruik van het middel (derde vereiste van de strafbare voorbereiding ex art. 46 Sr).

Relevante feiten: De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij een of meer misdrijven (terroristische aanslagen) heeft voorbereid en dat hij daartoe voorwerpen/stoffen/informatiedragers heeft vervaardigd/voorhanden had. Die misdrijven worden omschreven als moord en/of brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing.

Rechtsvraag: Zijn de voorbereidingsmiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van het grondmisdrijf (moord en opzettelijk brand/ontploffing teweeg brengen)? (r.o. 3.7)

Korter gezegd: Zijn de gedragingen van verdachte aan te merken als voorbereidingshandelingen in de zin van art. 46 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof heeft voor de beoordeling van het voorgaande als maatstaf gehanteerd “of die voorwerpen naar hun aard of hun concreet dan wel acuut gevaarzettend karakter daadwerkelijk zouden kunnen bijdragen aan het begaan van het misdrijf” (r.o. 3.7).

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken op grond van het feit dat de voorwerpen geen concreet gevaar opleveren. Deskundigen kwamen immers tot de conclusie dat de voorwerpen en plannen niet tot een succesvolle bomaanslag hadden kunnen leiden (r.o. 9.6.5 en 9.6.6).

Beoordeling door de Hoge Raad: In dit arrest staat de vraag centraal of de gedragingen van de verdachte als voorbereidingshandelingen in de zin van art. 46 Sr aan te merken zijn. Het derde vereiste van voorbereiding staat ter discussie: zijn de voorbereidingsmiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van het grondmisdrijf? Bij de beantwoording van deze vraag moet gekeken worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het criminele doel wat de verdachte heeft met het gebruik van het middel (r.o. 3.7).

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof omdat het hof volgens haar een te beperkte en onjuiste opvatting omtrent art. 46 Sr. heeft. Het hof heeft nagelaten te beoordelen of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had (r.o. 3.7).

23
Q

HR Remkabel

Relevantie: Dit arrest betreft de vrijwillige terugtred bij een voltooide poging. Het is niet vereist dat de vrijwillige terugtred onmiddellijk na de uitvoeringshandeling heeft plaatsgevonden. Het is dan wel van belang te beoordelen hoe waarschijnlijk het zou zijn dat het gevolg zou intreden vóór de gedraging waarop de vrijwillige terugtred was gebaseerd.

Relevante feiten: Verdachte heeft de remkabels van een auto doorgesneden en vervolgens (na ruim een uur) in een telefoongesprek met de eigenaresse van de auto haar gewaarschuwd niet met de auto te gaan rijden.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een voltooide poging tot het misdrijf of staat vrijwillige terugtred daaraan in de weg? Oftewel, is er in casu sprake van een voltooide poging tot het misdrijf als bedoeld in art. 45 jo 350 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: In het geval van een voltooide poging, is het voor het aannemen van vrijwillige terugtred vereist dat de gedraging van verdachte naar haar aard en tijdstip geschikt is om het gevolg te beletten. Als er tijd zit tussen de uitvoeringshandeling (dus de voltooide poging) en het vrijwillig terugtreden van de verdachte, is het ook belangrijk om te kijken naar de mate van waarschijnlijkheid dat het gevolg in die tijd ertussen zou intreden (r.o. 2.5).

Het hof heeft het laatste volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd.
* De opvatting van het hof dat alleen sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als de verdachte onmiddellijk in actie is gekomen, is onjuist.
* Het hof heeft niets vastgesteld omtrent de mate van waarschijnlijkheid dat de eigenaresse of een ander in dat uur gebruik zou maken van de auto (r.o. 2.7).
Derhalve vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak.

Opmerking: Bovenstaande regel geldt voor de voltooide poging, maar kun je eveneens gebruiken bij voltooide voorbereiding. Geef wel duidelijk aan of je het hebt over poging of voorbereiding.

A

HR Remkabel

Relevantie: Dit arrest betreft de vrijwillige terugtred bij een voltooide poging. Het is niet vereist dat de vrijwillige terugtred onmiddellijk na de uitvoeringshandeling heeft plaatsgevonden. Het is dan wel van belang te beoordelen hoe waarschijnlijk het zou zijn dat het gevolg zou intreden vóór de gedraging waarop de vrijwillige terugtred was gebaseerd.

Relevante feiten: Verdachte heeft de remkabels van een auto doorgesneden en vervolgens (na ruim een uur) in een telefoongesprek met de eigenaresse van de auto haar gewaarschuwd niet met de auto te gaan rijden.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een voltooide poging tot het misdrijf of staat vrijwillige terugtred daaraan in de weg? Oftewel, is er in casu sprake van een voltooide poging tot het misdrijf als bedoeld in art. 45 jo 350 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: In het geval van een voltooide poging, is het voor het aannemen van vrijwillige terugtred vereist dat de gedraging van verdachte naar haar aard en tijdstip geschikt is om het gevolg te beletten. Als er tijd zit tussen de uitvoeringshandeling (dus de voltooide poging) en het vrijwillig terugtreden van de verdachte, is het ook belangrijk om te kijken naar de mate van waarschijnlijkheid dat het gevolg in die tijd ertussen zou intreden (r.o. 2.5).

Het hof heeft het laatste volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd.
* De opvatting van het hof dat alleen sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als de verdachte onmiddellijk in actie is gekomen, is onjuist.
* Het hof heeft niets vastgesteld omtrent de mate van waarschijnlijkheid dat de eigenaresse of een ander in dat uur gebruik zou maken van de auto (r.o. 2.7).
Derhalve vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak.

Opmerking: Bovenstaande regel geldt voor de voltooide poging, maar kun je eveneens gebruiken bij voltooide voorbereiding. Geef wel duidelijk aan of je het hebt over poging of voorbereiding.

24
Q

HR Bepaaldheid van het misdrijf

Relevantie: Dit arrest betreft het derde vereiste van de voorbereidingshandeling in de zin van art. 46 Sr: het vereiste dat het voorbereidingsmiddel ook bestemd moet zijn tot het begaan van het grondmisdrijf.

Relevante feiten: De verdachte wordt samen met anderen in de nacht aangetroffen in een auto, waarin zich onder andere een vuurwapen met patronen, een moker, bivakmutsen, handschoenen en ducttape bevinden.

Rechtsvraag: Kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd?

Beoordeling door de Hoge Raad: Het hof oordeelt dat er sprake is van voorbereiding van diefstal met geweld/afpersing. De Hoge Raad acht dit oordeel ontoereikend gemotiveerd wat betreft het vereiste van de kennelijke bestemming van de handeling. Voor dit vereiste dient gekeken te worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het misdadige doel wat de verdachte heeft het met het gebruik van het middel (r.o. 3.7 Samir A. en r.o. 3.2.2). Uit de bewijsvoering van het hof blijkt volgens de Hoge Raad niet met voldoende bepaaldheid welk misdadig doel de verdachte voor ogen stond. De vaststelling van het hof dat met de in de auto aangetroffen voorwerpen gebruikt kunnen worden voor diefstal met geweld/afpersing en dat de verdachte met het voorhanden hebben van die voorwerpen bekend was, is onvoldoende (r.o. 2.3).

A

HR Bepaaldheid van het misdrijf

Relevantie: Dit arrest betreft het derde vereiste van de voorbereidingshandeling in de zin van art. 46 Sr: het vereiste dat het voorbereidingsmiddel ook bestemd moet zijn tot het begaan van het grondmisdrijf.

Relevante feiten: De verdachte wordt samen met anderen in de nacht aangetroffen in een auto, waarin zich onder andere een vuurwapen met patronen, een moker, bivakmutsen, handschoenen en ducttape bevinden.

Rechtsvraag: Kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd?

Beoordeling door de Hoge Raad: Het hof oordeelt dat er sprake is van voorbereiding van diefstal met geweld/afpersing. De Hoge Raad acht dit oordeel ontoereikend gemotiveerd wat betreft het vereiste van de kennelijke bestemming van de handeling. Voor dit vereiste dient gekeken te worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel in combinatie met het misdadige doel wat de verdachte heeft het met het gebruik van het middel (r.o. 3.7 Samir A. en r.o. 3.2.2). Uit de bewijsvoering van het hof blijkt volgens de Hoge Raad niet met voldoende bepaaldheid welk misdadig doel de verdachte voor ogen stond. De vaststelling van het hof dat met de in de auto aangetroffen voorwerpen gebruikt kunnen worden voor diefstal met geweld/afpersing en dat de verdachte met het voorhanden hebben van die voorwerpen bekend was, is onvoldoende (r.o. 2.3).

25
Q

HR Ondeugdelijke voorbereiding?

Relevantie: Dit arrest betreft de ondeugdelijkheid van het (voorbereidings)middel.

Relevante feiten: Verdachte heeft met een journalist die zich Richard noemde gesproken over het laten plaatsvinden van seksueel contact met een 10-jarig meisje. Dit meisje was echter fictief, waardoor er volgens de raadsman sprake is van een absoluut ondeugdelijk object. Dit zou in de weg staan aan de strafbaarheid van een voorbereiding van een misdrijf, omdat het misdrijf nooit zou kunnen worden voltooid.

Rechtsvraag: Staat een absoluut ondeugdelijk object in de weg aan het strafbaar stellen van de verdachte voor voorbereiding van het misdrijf in de zin van art. 244 Sr?

Hoge Raad: “Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekken ter voorbereiding van feiten als in bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht ” (r.o. 2.5).

Noot: De Hoge Raad neemt met deze uitspraak afstand van de parlementaire geschiedenis en de wetenschappelijke literatuur, waarin is bepaald dat ook bij voorbereiding de absolute ondeugdelijkheid vanwege het ontbreken van gevaarzetting tot straffeloosheid leidt. Zoals in HR Samir A. is bepaald, is bepalend voor de strafbaarheid van voorbereidingshandelingen de uiterlijke verschijningsvorm van gedragingen en middelen en het misdadige doel waarmee bepaalde gedragingen ten aanzien van die middelen worden verricht. De uiterlijke verschijningsvorm van gedragingen en middelen is aldus niet het enige criterium – de verschijningsvorm moet in het licht van de intentie van de dader worden beoordeeld. Hier zie je weer elementen van de subjectieve leer terug.

A

HR Ondeugdelijke voorbereiding?

Relevantie: Dit arrest betreft de ondeugdelijkheid van het (voorbereidings)middel.

Relevante feiten: Verdachte heeft met een journalist die zich Richard noemde gesproken over het laten plaatsvinden van seksueel contact met een 10-jarig meisje. Dit meisje was echter fictief, waardoor er volgens de raadsman sprake is van een absoluut ondeugdelijk object. Dit zou in de weg staan aan de strafbaarheid van een voorbereiding van een misdrijf, omdat het misdrijf nooit zou kunnen worden voltooid.

Rechtsvraag: Staat een absoluut ondeugdelijk object in de weg aan het strafbaar stellen van de verdachte voor voorbereiding van het misdrijf in de zin van art. 244 Sr?

Hoge Raad: “Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekken ter voorbereiding van feiten als in bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht ” (r.o. 2.5).

Noot: De Hoge Raad neemt met deze uitspraak afstand van de parlementaire geschiedenis en de wetenschappelijke literatuur, waarin is bepaald dat ook bij voorbereiding de absolute ondeugdelijkheid vanwege het ontbreken van gevaarzetting tot straffeloosheid leidt. Zoals in HR Samir A. is bepaald, is bepalend voor de strafbaarheid van voorbereidingshandelingen de uiterlijke verschijningsvorm van gedragingen en middelen en het misdadige doel waarmee bepaalde gedragingen ten aanzien van die middelen worden verricht. De uiterlijke verschijningsvorm van gedragingen en middelen is aldus niet het enige criterium – de verschijningsvorm moet in het licht van de intentie van de dader worden beoordeeld. Hier zie je weer elementen van de subjectieve leer terug.

26
Q

HR Ondeugdelijke poging?

Relevantie: Dit arrest betreft een geval waarbij het object na verloop van tijd ondeugdelijk is geworden. De vraag staat centraal of de ondeugdelijkheid van het object in de weg staat aan de strafbaarheid van de verdachte.

Relevante feiten: Verdachte heeft aan een 10-jarig meisje onder de 12 jaar een berichtje gestuurd met seksueel getinte vragen en heeft later via MSN om seksueel getinte foto’s gevraagd waarvoor hij zou betalen. Op dat moment heeft de vader van het meisje het contact overgenomen en deed hij zich voor als zijn dochter. Hierdoor is gedurende de uitvoering van het delict het object ondeugdelijk geworden.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een poging tot het plegen van het misdrijf in de zin van art. 45 jo. art. 248a Sr? Staat het feit dat het object van het misdrijf gedurende de uitvoering van het delict ondeugdelijk is geworden, hieraan in de weg?

Beoordeling door het hof: De gedragingen van de verdachte leveren een strafbare poging op, omdat zij naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het delict dat bestaat in het opzettelijk bewegen van een persoon waarvan de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, tot het plegen van ontuchtige handelingen en dat die gedraging dus moet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf ex art. 248a Sr.

Hierbij wordt mede het korte tijdsverloop en het nauwe verband tussen het bericht van verdachte aan het 10-jarige meisje en het chatgesprek op MSN dat verdachte had met de vader die zich voordeed als het meisje, in aanmerking genomen (r.o. 2.4.2).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Conclusie A-G: Het feit dat de vader het contact had overgenomen heeft ervoor gezorgd dat gedurende de uitvoering van het delict het object ondeugdelijk is geworden. Hierdoor is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging van de verdachte echter niet aangetast. Er is geen sprake van een absoluut ondeugdelijke poging (punt 28).

A

HR Ondeugdelijke poging?

Relevantie: Dit arrest betreft een geval waarbij het object na verloop van tijd ondeugdelijk is geworden. De vraag staat centraal of de ondeugdelijkheid van het object in de weg staat aan de strafbaarheid van de verdachte.

Relevante feiten: Verdachte heeft aan een 10-jarig meisje onder de 12 jaar een berichtje gestuurd met seksueel getinte vragen en heeft later via MSN om seksueel getinte foto’s gevraagd waarvoor hij zou betalen. Op dat moment heeft de vader van het meisje het contact overgenomen en deed hij zich voor als zijn dochter. Hierdoor is gedurende de uitvoering van het delict het object ondeugdelijk geworden.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van een poging tot het plegen van het misdrijf in de zin van art. 45 jo. art. 248a Sr? Staat het feit dat het object van het misdrijf gedurende de uitvoering van het delict ondeugdelijk is geworden, hieraan in de weg?

Beoordeling door het hof: De gedragingen van de verdachte leveren een strafbare poging op, omdat zij naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het delict dat bestaat in het opzettelijk bewegen van een persoon waarvan de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, tot het plegen van ontuchtige handelingen en dat die gedraging dus moet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf ex art. 248a Sr.

Hierbij wordt mede het korte tijdsverloop en het nauwe verband tussen het bericht van verdachte aan het 10-jarige meisje en het chatgesprek op MSN dat verdachte had met de vader die zich voordeed als het meisje, in aanmerking genomen (r.o. 2.4.2).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Conclusie A-G: Het feit dat de vader het contact had overgenomen heeft ervoor gezorgd dat gedurende de uitvoering van het delict het object ondeugdelijk is geworden. Hierdoor is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging van de verdachte echter niet aangetast. Er is geen sprake van een absoluut ondeugdelijke poging (punt 28).

27
Q

HR Bevrijdingsactie

Relevantie: Dit arrest is relevant voor de invulling van het vereiste van een strafbare poging: ‘begin van uitvoering’. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf en dus als begin van uitvoering zijn te beschouwen. In casu was sprake van een begin van uitvoering.

Relevante feiten: Verdachten wilden een gevangene met behulp van een helikopter uit de Penitentiaire Inrichting Roermond bevrijden. Een van de verdachten heeft daarvoor een helikopter geboekt. De contactpersoon van het helikopterbedrijf kreeg echter argwaan door een eerdere boeking en heeft de luchtvaartpolitie ingeschakeld. Het contact tussen verdachten en ‘het helikopterbedrijf’ is vanaf dan via de politie verlopen. Hierdoor kon worden voorkomen dat een van de verdachten met de helikopter zou opstijgen. Ook het luchten van de gevangene is belet. Verdachten hebben de gevangene niet uit de Penitentiaire Inrichting kunnen bevrijden.

Rechtsvraag: Is er sprake van begin van uitvoering van bevrijding van gevangene?

Beoordeling door het hof: Het kader van een strafbare poging wordt geschetst. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf, en dus als begin van uitvoering zijn te beschouwen. Om te bepalen of er sprake is van begin van uitvoering, dient er gekeken te worden naar de concrete omstandigheden van het geval. “ Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Daarmee wordt ook afbakening van de poging ten opzichte van de strafbare voorbereiding bevorderd. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld ” (r.o. 2.3.2).

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van begin van uitvoering en dus van een strafbare poging. Met het genoemde samenstel van gedragingen van alle betrokkenen was namelijk in vergaande mate al feitelijk uitvoering gegeven aan de bevrijding van de gevangene. Verder speelt mee dat de actie gericht was en een sterk planmatig karakter had. Bovendien zou de actie kort daarna zijn voltooid als de politie niet had ingegrepen (r.o. 2.4).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

A

HR Bevrijdingsactie

Relevantie: Dit arrest is relevant voor de invulling van het vereiste van een strafbare poging: ‘begin van uitvoering’. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf en dus als begin van uitvoering zijn te beschouwen. In casu was sprake van een begin van uitvoering.

Relevante feiten: Verdachten wilden een gevangene met behulp van een helikopter uit de Penitentiaire Inrichting Roermond bevrijden. Een van de verdachten heeft daarvoor een helikopter geboekt. De contactpersoon van het helikopterbedrijf kreeg echter argwaan door een eerdere boeking en heeft de luchtvaartpolitie ingeschakeld. Het contact tussen verdachten en ‘het helikopterbedrijf’ is vanaf dan via de politie verlopen. Hierdoor kon worden voorkomen dat een van de verdachten met de helikopter zou opstijgen. Ook het luchten van de gevangene is belet. Verdachten hebben de gevangene niet uit de Penitentiaire Inrichting kunnen bevrijden.

Rechtsvraag: Is er sprake van begin van uitvoering van bevrijding van gevangene?

Beoordeling door het hof: Het kader van een strafbare poging wordt geschetst. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf, en dus als begin van uitvoering zijn te beschouwen. Om te bepalen of er sprake is van begin van uitvoering, dient er gekeken te worden naar de concrete omstandigheden van het geval. “ Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Daarmee wordt ook afbakening van de poging ten opzichte van de strafbare voorbereiding bevorderd. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld ” (r.o. 2.3.2).

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van begin van uitvoering en dus van een strafbare poging. Met het genoemde samenstel van gedragingen van alle betrokkenen was namelijk in vergaande mate al feitelijk uitvoering gegeven aan de bevrijding van de gevangene. Verder speelt mee dat de actie gericht was en een sterk planmatig karakter had. Bovendien zou de actie kort daarna zijn voltooid als de politie niet had ingegrepen (r.o. 2.4).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

28
Q

|Ondeugdelijke poging en voorbereiding
Ondeugdelijke poging
- Relatief versus absoluut ondeugdelijk middel of object
- Alleen absoluut ondeugdelijke poging is in beginsel straffeloos (heeft te maken met gematigd objectieve pogingsleer)
- Want anders wordt alleen een intentie bestraft.

Ondeugdelijke voorbereiding
- HR Samir A. biedt ruimte om wel strafbare voorbereiding aan te nemen bij (absoluut?) ondeugdelijke voorbereidingsmiddelen
- HR Ondeugdelijke voorbereiding? Bevestigt strafbaarheid van ondeugdelijk object van de voorbereiding
- Dus de intentie ‘repareert’ de ondeugdelijkheid: daarmee wordt een intentie gestraft: maar wel in context van strekking van de gedragingen.

A

|Ondeugdelijke poging en voorbereiding
Ondeugdelijke poging
- Relatief versus absoluut ondeugdelijk middel of object
- Alleen absoluut ondeugdelijke poging is in beginsel straffeloos (heeft te maken met gematigd objectieve pogingsleer)
- Want anders wordt alleen een intentie bestraft.

Ondeugdelijke voorbereiding
- HR Samir A. biedt ruimte om wel strafbare voorbereiding aan te nemen bij (absoluut?) ondeugdelijke voorbereidingsmiddelen
- HR Ondeugdelijke voorbereiding? Bevestigt strafbaarheid van ondeugdelijk object van de voorbereiding
- Dus de intentie ‘repareert’ de ondeugdelijkheid: daarmee wordt een intentie gestraft: maar wel in context van strekking van de gedragingen.