Strafrecht W6 +arresten Flashcards

1
Q

Uiteenlopend opzet ten aanzien van het grondfeit waaraan ze deelnemen

Wat doe je als blijkt dat verschillende deelnemers aan een strafbaar feit dat die uiteenlopende intenties hebben gehad ten aanzien van het feit waaraan zij aan deelnemen (= uiteenlopend opzet ten aanzien van het grondfeit waaraan ze deelnemen)

A

Uiteenlopend opzet ten aanzien van het grondfeit waaraan ze deelnemen

Wat doe je als blijkt dat verschillende deelnemers aan een strafbaar feit dat die uiteenlopende intenties hebben gehad ten aanzien van het feit waaraan zij aan deelnemen (= uiteenlopend opzet ten aanzien van het grondfeit waaraan ze deelnemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vraag: kunnen de regels van art. 47 lid 2 Sr en art. 49 lid 4 Sr tegelijkertijd op dezelfde deelnemer worden toegepast?
A ja
B Nee
juiste antwoord is de laatste nee.

A

Vraag: kunnen de regels van art. 47 lid 2 Sr en art. 49 lid 4 Sr tegelijkertijd op dezelfde deelnemer worden toegepast?
A ja
B Nee
juiste antwoord is de laatste nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

|Dubbel opzet
Het vereiste van dubbel opzet bij deelneming
1. Opzet op deelnemingsgedraging
2. Opzet op totstandkoming van het gronddelict (indien doleus delict)

Deelnemingsgedraging > doleus gronddelict: bestanddelen bestreken door het opzetbestanddeel.

Voorbeeld: A lokt door belofte opzettelijk B uit tot > opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen door B aan C.
A moet opzet hebben op het zijn van uitlokken (opzettelijke belofte inzetten om B uit te lokken) maar ook opzet hebben op het grondfeit (Dus op het feit dat B aan C zwaar lichamelijk letsel toebrengt).

Opzet op totstandkoming van het gronddelict
- Globaal opzet
- Voorwaardelijk opzet volstaat
- Geen opzet vereist t.a.v. geobjectiveerde bestanddelen
- Kwestie van uiteenlopend opzet

Consecutieve deelnemingsvorm (voorafgaande deelnemingsvormen, uitlokken, doen plegen vooraf gaande medeplichtigheid) daarvoor staat globaal opzet, omdat je niet helemaal kan voorzien hoe de andere deelnemer die de feit feitelijke uitvoert hoe het eraan toe gaat, je moet globaal opzet hebben).

Wat doe je als blijkt dat deelnemer A een ander opzet had dan deelnemer B.

|Uiteenlopend opzet: de regel
Opzet van deelnemer en begane grondfeit lopen uiteen
- Bijv. opzet deelnemer is gericht op mishandeling, maar de ander begaat een doodslag.
- Samenhang met accessoriteit (welke intenties maken uit ten aanzien van het grondfeit het moet samenhangen)

Wettelijke regeling voor uitlokking
- Art. 47 lid 2 Sr: ‘Ten aanzien van de laatstsen komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hun gevolgen’.
- Mutatis mutanis geldt dit ook voor medeplegen en doen plegen.
- Voor medeplichtigheid geldt een afwijkende regel: art. 49 lid 4 Sr.

Drie typen situaties:
1. Begaan feit is geheel anders dan waarop deelnemer opzet had.

  1. Begane feit gaat (slechts) gradueel verder. (dus uitgelokte gaat iets verder)
  2. ## Er is sprake van strafverzwarende gevolgen. (delicten die grondvorm hebben, maar ook bepaalde strafverzwarende omstandigheden kennen waardoor de straf omhoog gaat en de strafverzwarende gevolgen waarop geen opzet voor vereist is als pleger maar ook niet als deelnemer)
  3. Begaan feit is geheel anders dan waarop deelnemer opzet had.
    Geen strafbare uitlokking. 1 A had geen opzet op diefstal, alleen op mishandeling. Het feit diefstal is niet voor uitlokker aansprakelijk. B is als pleger van diefstal wel aansprakelijk. A kan wel door mislukte uitlokking gestraft worden art. 46a Sr.
  4. Begane feit gaat (slechts) gradueel verder. (dus uitgelokte gaat iets verder)
    Ze hebben gemeenschappelijke kern. Uitlokker wil diefstal, uitgelokte pleegt diefstal met geweld. Iedere deelnemer wordt gekwalificeerd naar zijn eigen opzet. B is uitgelokte strafbaar als pleger van diefstal met geweld, want is met opzet. A is aansprakelijk als uitlokker van diefstal. Als je niet kan vaststellen dat A toch opzet hebt gehad van gebruik van geweld. Soms via voorwaardelijk opzet, dan kan opzet gelijkgetrokken worden ‘plamuurfunctie’.
  5. Er is sprake van strafverzwarende gevolgen. (delicten die grondvorm hebben, maar ook bepaalde strafverzwarende omstandigheden kennen waardoor de straf omhoog gaat en de strafverzwarende gevolgen waarop geen opzet voor vereist is als pleger maar ook niet als deelnemer)

‘benevens hun gevolgen’. Strafverzwarende gevolgen komen voor rekening van pleger van het feit, maar ook deelnemer van het feit (uitlokker). A is uitlokker van mishandeling, B is pleger van mishandeling de dood ten gevolge hebben, door mishandeling treedt dood in. A is dan strafbaar als uitlokker van mishandeling de dood ten gevolge hebben.

Ook hier standaard regel iedere deelnemer wordt gekwalificeerd naar eigen opzet. Dus A is uitlokker van mishandeling en B (uitgelokte) is pleger van doodslag. A heeft geen opzet op de dood, maar wel uitlokker van mishandeling de dood ten gevolge hebben. De dood is een strafverzwarende gevolg en dat wordt doorgesluisd naar die uitlokker door die woorden benevens hun gevolgen. Dus A wordt ook uitlokker van mishandeling de dood ten gevolge hebben.

|Uiteenlopend opzet bij medeplichtigheid
Nogmaals:
- De regel van art. 47 lid 2 Sr geldt niet alleen voor uitlokken, maar ook voor medeplegen en doen plegen.

Afwijkende regeling voor medeplichtigheid
- Art. 49 lid 4 Sr: ‘Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen’.

Het is een soort onzelfstandige deelnemer. Je beperkt een bijdrage normaal gesproken.

Medeplichtige wilde A, maar hoofddader wilde B. de medeplichtige volgt de kwalificatie van de hoofddader.

Voorbeeld:
De medeplichtige wil medeplichtig zijn aan een mishandeling van een bepaald persoon en de hoofddader die de mishandeling feitelijk uitvoert en pleegt doodslag opzettelijk. Dan is de medeplichtige ook medeplichtig aan de doodslag, maar omdat hij veel lagere opzet had wordt dat meegewogen in zijn straftoemeting.

A

Dubbel opzet
Het vereiste van dubbel opzet bij deelneming
1. Opzet op deelnemingsgedraging
2. Opzet op totstandkoming van het gronddelict (indien doleus delict)

Deelnemingsgedraging > doleus gronddelict: bestanddelen bestreken door het opzetbestanddeel.

Voorbeeld: A lokt door belofte opzettelijk B uit tot > opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen door B aan C.
A moet opzet hebben op het zijn van uitlokken (opzettelijke belofte inzetten om B uit te lokken) maar ook opzet hebben op het grondfeit (Dus op het feit dat B aan C zwaar lichamelijk letsel toebrengt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consecutieve deelnemingsvorm (voorafgaande deelnemingsvormen, uitlokken, doen plegen vooraf gaande medeplichtigheid) daarvoor staat globaal opzet, omdat je niet helemaal kan voorzien hoe de andere deelnemer die de feit feitelijke uitvoert hoe het eraan toe gaat, je moet globaal opzet hebben).

A

Consecutieve deelnemingsvorm (voorafgaande deelnemingsvormen, uitlokken, doen plegen vooraf gaande medeplichtigheid) daarvoor staat globaal opzet, omdat je niet helemaal kan voorzien hoe de andere deelnemer die de feit feitelijke uitvoert hoe het eraan toe gaat, je moet globaal opzet hebben).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vraag: de regel uit art. 47 lid 2 Sr geldt alleen voor uitlokking:
A juist
B onjuist
Het antwoord is de tweede geldt ook voor medeplegen en doen plegen.

A

Vraag: de regel uit art. 47 lid 2 Sr geldt alleen voor uitlokking:
A juist
B onjuist
Het antwoord is de tweede geldt ook voor medeplegen en doen plegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medeplegen art. 47 lid 1 sub1 Sr
Medeplegen is het meewerken aan het plegen van een strafbaar feit met een of meer anderen. De medepleger neemt (al dan niet rechtstreeks) deel aan de uitvoering van het strafbare feit.

Definitie: Een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de deelnemer aan het delict van voldoende gewicht moet zijn (HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2 jo. 3.2.1.

Vereisten:
1 Voldoende nauwe en volledige samenwerking (objectief) (HR Balletjespistolen r.o. 3.2.2.
- Intellectuele en/of materiële bijdrage moet van voldoende gewicht zijn.
Dus een substantieel aandeel, meer dan loutere hulpverlening. HR Balletjespistolen r.o. 3.2.1.
- meestal gezamenlijke uitvoering
- Lijfelijke aanwezigheid (rol in voorbereiding) HR Containerdiefstal, r.o. 6.
- Inwisselbare rollen (HR Nijmeegse scooterzaak, r.o. 2.3.3)
- Niet (tijdig) distantiëren, maar kent op zichzelf geen grote gevolg (HR Benzinestation, r.o. 3.4)

Bij twijfel over voldoende gewicht: relevant factoren in HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2.
- intensiteit van de samenwerking;
- onderlinge taakverdeling;
- rol in de voorbereiding;
- uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte;
- diens aanwezigheid op belangrijke momenten en;
- het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren geen grote betekenis toekomt.

Let op: ook bij fysiek niet aanwezig zijn kan er sprake zijn van medepleger indien er een rol heeft gespeeld in de voorbereiding.
Daarnaast kan een passieve bijdrage aan de uitvoering van het delict ook leiden tot strafbaarheid, wanneer die persoon (niet bij toeval) fysiek aanwezig was en wist dat het handelen van een of meer anderen wederrechtelijk was. De betrokkene heeft dan namelijk de rechtsplicht niet in te stemmen met dat handelen en zich er zo veel mogelijk van te distantiëren. De strafbaarheid hiervan moet per geval worden beoordeeld.

2 Bewuste samenwerking (subjectief)
Dubbele opzet
op medeplegen (samenwerkingshandeling) en grondfeit (voorwaardelijk opzet)

Het kan ook echter zo zijn dat de verschillende daders die bij eenzelfde grondfeit betrokken waren een ander opzet hadden op het grondfeit en/of op hun bijdrage aan de deelneming. In zo’n geval spreek je van uiteenlopend opzet.
HR Opzet op medeplegen diefstal met geweld, r.o. 5.1
- uiteenlopend opzet

3 Accessoriteit (delict moet zijn voltooid)
Medeplegen ex art. 47 Sr moet in samenhang worden gelezen met delictsomschrijving.

Conclusie:

-

In delictsomschrijving kan ook medeplegen komen, art. 312 lid 1 jo. lid 2 sub 2 Sr jo. art. 47 lid 1 sub 1 Sr.

Balletjespistolen 3.2.1. art. 47 is niet nodig indien bestanddeel medeplegen is opgenomen ‘in vereniging.’.
Kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als bijdrage van voldoende gewicht en geldt ook in vorm van ‘in vereniging’, dus vereisten van medeplegen om de definitie vorm te geven. Stel medeplegen staat niet in delictsomschrijving dan heb je art. 47 Sr wel nodig voor grondslag.

Indien medeplegen in delictsomschrijving staat ‘in vereniging of meer dan twee personen’, is dat niet zo dan is grondslag art. 47 Sr.

A

Medeplegen art. 47 lid 1 sub1 Sr
Medeplegen is het meewerken aan het plegen van een strafbaar feit met een of meer anderen. De medepleger neemt (al dan niet rechtstreeks) deel aan de uitvoering van het strafbare feit.

Definitie: Een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de deelnemer aan het delict van voldoende gewicht moet zijn (HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2 jo. 3.2.1.

Vereisten:

1 Voldoende nauwe en volledige samenwerking (objectief) (HR Balletjespistolen r.o. 3.2.2.
- Intellectuele en/of materiële bijdrage moet van voldoende gewicht zijn.
Dus een substantieel aandeel, meer dan loutere hulpverlening. HR Balletjespistolen r.o. 3.2.1.
- meestal gezamenlijke uitvoering
- Lijfelijke aanwezigheid (rol in voorbereiding) HR Containerdiefstal, r.o. 6.
- Inwisselbare rollen (HR Nijmeegse scooterzaak, r.o. 2.3.3)
- Niet (tijdig) distantiëren, maar kent op zichzelf geen grote gevolg (HR Benzinestation, r.o. 3.4)

Bij twijfel over voldoende gewicht: relevant factoren in HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2.
- intensiteit van de samenwerking;
- onderlinge taakverdeling;
- rol in de voorbereiding;
- uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte;
- diens aanwezigheid op belangrijke momenten en;
- het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren geen grote betekenis toekomt.

2 Bewuste samenwerking (subjectief)
Opzet op samenwerking (medeplegen)
Opzet op grondfeit
Voorwaardelijke opzet
HR Opzet op medeplegen diefstal met geweld, r.o. 5.1
- uiteenlopend opzet

3 Accessoriteit
Grondfeit moet zijn voltooid.
Medeplegen ex art. 47 Sr altijd in samenhang met een delictsomschrijving moet worden gelezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deelneming is uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid
- uitgangspunt is aansprakelijkheid van de pleger: degene die alle delictsbestanddelen zelf vervuld
- deelneming leidt tot aansprakelijkheid van degenen die een bijdrage aan het delict hebben geleverd
- betrokkenheid meer personen kan een delict bedreigender en ernstiger maken
- voorafgaande en gelijktijdige vormen van deelneming. Erna kan je wel zelfstandig een strafbare feit begaan.
- meervoudige of samengestelde deelneming (deelneming aan deelneming)

A

Deelneming is uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid
- uitgangspunt is aansprakelijkheid van de pleger: degene die alle delictsbestanddelen zelf vervuld
- deelneming leidt tot aansprakelijkheid van degenen die een bijdrage aan het delict hebben geleverd
- betrokkenheid meer personen kan een delict bedreigender en ernstiger maken
- voorafgaande en gelijktijdige vormen van deelneming. Erna kan je wel zelfstandig een strafbare feit begaan.
- meervoudige of samengestelde deelneming (deelneming aan deelneming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deelnemers en daders

Deelnemers
- Doen plegers
- Uitlokkers
- Medeplegers
- Medeplichtigen

Daders:
- Plegers
- Doen plegers
- Uitlokkers
- Medeplegers.

Medeplichtig een ander artikel. Medeplichtige zijn geen daders. Medeplichtige kan alleen strafbaar zijn ter zake van een misdrijf.

A

Deelnemers en daders

Deelnemers
- Doen plegers
- Uitlokkers
- Medeplegers
- Medeplichtigen

Daders:
- Plegers
- Doen plegers
- Uitlokkers
- Medeplegers.

Medeplichtig een ander artikel. Medeplichtige zijn geen daders. Medeplichtige kan alleen strafbaar zijn ter zake van een misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

|Algemene kenmerken deelneming
Accessoriteit (ziet op onzelfstandige karakter op deelnemer)
- Alleen deelneming als een strafbaar feit is begaan (incl. poging of voorbereiding)
- Rechtvaardigingsgrond geldt in beginsel ook voor deelnemer; schulduitsluitingsgrond niet.
- In beginsel geen poging tot deelneming, tenzij art. 46a Sr.

Dubbel opzet
1. Opzettelijk verrichten van de deelnemingsgedraging
2. Opzet op het grondfeit
- globaal opzet
- voorwaardelijk opzet volstaat
- geen opzet vereist t.a.v. geobjectiveerde bestanddelen
- kwestie van uiteenlopend opzet

A

|Algemene kenmerken deelneming
Accessoriteit (ziet op onzelfstandige karakter op deelnemer)
- Alleen deelneming als een strafbaar feit is begaan (incl. poging of voorbereiding)
- Rechtvaardigingsgrond geldt in beginsel ook voor deelnemer; schulduitsluitingsgrond niet.
- In beginsel geen poging tot deelneming, tenzij art. 46a Sr.

Dubbel opzet
1. Opzettelijk verrichten van de deelnemingsgedraging
2. Opzet op het grondfeit
- globaal opzet
- voorwaardelijk opzet volstaat
- geen opzet vereist t.a.v. geobjectiveerde bestanddelen
- kwestie van uiteenlopend opzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doen plegen vs. uitlokken

Afbakening met uitlokking:
uitlokking schakel je een ander in die voor jou het strafbare feit pleegt. Afgezien van uitlokkingsmiddelen.
Belangrijkste inhoudelijke verschil: de doen pleger moet straffeloosheid zijn en dat geldt niet voor de uitgelokte. De uitgelokte zal dus meestal strafbaar zijn.

A

Doen plegen vs. uitlokken

Afbakening met uitlokking:
uitlokking schakel je een ander in die voor jou het strafbare feit pleegt. Afgezien van uitlokkingsmiddelen.
Belangrijkste inhoudelijke verschil: de doen pleger moet straffeloosheid zijn en dat geldt niet voor de uitgelokte. De uitgelokte zal dus meestal strafbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doen plegen
Kern van doen plegen
- Doen pleger is degene die het feit pleegt door tussenkomt van een ander die als een werktuig fungeert voor de doen pleger. (zie bijv. Melk en Water arrest)

A

Doen plegen
Kern van doen plegen
- Doen pleger is degene die het feit pleegt door tussenkomt van een ander die als een werktuig fungeert voor de doen pleger. (zie bijv. Melk en Water arrest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doen plegen
De middellijke dader en onmiddellijke dader.
Het ‘doen plegen’ ligt heel dicht tegen het daadwerkelijke plegen aan en houdt in dat iemand teweegbrengt dat een ander een strafbaar feit volbrengt.
Degene die het feit pleegt, fungeert dan als ‘werktuig’ voor de doen pleger.
De doen pleger wordt daarom ook wel aangeduid als ‘middellijke dader’

Degene die het feit daadwerkelijk tot stand brengt de ‘onmiddellijke dader’

Het bijzondere aan doen plegen ex art. 47 Sr is het feit dat de onmiddellijke dader niet strafbaar wordt gesteld (in ieder geval in het geval dat hij een willoos werktuig was, zie HR melk en water.

Vereisten van doen plegen:

1 Feitelijke gedraging door een ander laten verrichten
De middellijke dader heeft dus een ander aangezet tot het plegen van het grondfeit. Een ander brengt het feit dus daadwerkelijk tot stand. Zo leverde, in HR Melk en Water, de knecht het aangelengde melk af, hij bracht het feit dus daadwerkelijk tot stand. De veehouder had hem hiertoe aangezet, hij liet de feitelijke gedraging dus door een ander verrichten.

2 Straffeloosheid van de feitelijke pleger

3 Dubbel opzet
Opzet is gericht op het doen verrichten van de feitelijke gedraging door de ander (= deelnemer zijn)
en op grondfeit.

4 Accessoriteit op het grondfeit is voltooid

A

Doen plegen
De middellijke dader en onmiddellijke dader.
Het ‘doen plegen’ ligt heel dicht tegen het daadwerkelijke plegen aan en houdt in dat iemand teweegbrengt dat een ander een strafbaar feit volbrengt.
Degene die het feit pleegt, fungeert dan als ‘werktuig’ voor de doen pleger.
De doen pleger wordt daarom ook wel aangeduid als ‘middellijke dader’

Degene die het feit daadwerkelijk tot stand brengt de ‘onmiddellijke dader’

Het bijzondere aan doen plegen ex art. 47 Sr is het feit dat de onmiddellijke dader niet strafbaar wordt gesteld (in ieder geval in het geval dat hij een willoos werktuig was, zie HR melk en water.

Vereisten van doen plegen:

1 Feitelijke gedraging door een ander laten verrichten
De middellijke dader heeft dus een ander aangezet tot het plegen van het grondfeit. Een ander brengt het feit dus daadwerkelijk tot stand. Zo leverde, in HR Melk en Water, de knecht het aangelengde melk af, hij bracht het feit dus daadwerkelijk tot stand. De veehouder had hem hiertoe aangezet, hij liet de feitelijke gedraging dus door een ander verrichten.

2 Straffeloosheid van de feitelijke pleger
De onmiddellijke dader moet als een willoos werktuig door de middellijke dader zijn gebruikt (zie HR Melk en Water). De knecht had in HR Melk en Water zonder enige eigen schuld gehandeld. Hij heeft enkel als een soort instrument in handen van de veehouder de aangelengde melk afgeleverd.

3 Dubbel opzet
Opzet is gericht op het doen verrichten van de feitelijke gedraging door de ander (= deelnemer zijn)
en op grondfeit.

4 Accessoriteit op het grondfeit is voltooid
Accessoriteit houdt in dat in dit geval het doen plegen ex art. 47 Sr altijd in samenhang met een delictsomschrijving dient te worden gelezen. Dit betekent dat de handeling van de doen pleger moet opleveren dat het strafbare feit ook daadwerkelijk wordt gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitlokken art. 47 lid 1 sub 2 Sr

Vereisten:
1 Uitlokkingsmiddel
Middel uit art. 47 lid 1 sub 2 Sr: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen

2 Psychische causaliteit
Door uitlokken is de ander het gaan doen.
Het wilsbesluit om de verboden gedraging te voltooien moet door de uitlokker bij de ander zijn gewekt. Er moet aldus een causaal verband bestaan tussen de ‘verleidingshandeling’ van de uitlokker en het wilsbesluit van de uitgelokte om een strafbaar feit te plegen. Er moet als het ware een psychische omslag zijn.

3 Dubbele opzet
Op uitlokkingshandeling inclusief aanwending uitlokkingsmiddel en specifiek grondfeit. Voorwaardelijk opzet.

4 Accessoriteit
Grondfeit is voltooid.
Poging tot uitlokking is strafbaar art. 46a Sr
Mislukte uitlokking niet strafbaar.

A

Uitlokken art. 47 lid 1 sub 2 Sr

Vereisten:
1 Uitlokkingsmiddel
Middel uit art. 47 lid 1 sub 2 Sr: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen

2 Psychische causaliteit
Door uitlokken is de ander het gaan doen.
Het wilsbesluit om de verboden gedraging te voltooien moet door de uitlokker bij de ander zijn gewekt. Er moet aldus een causaal verband bestaan tussen de ‘verleidingshandeling’ van de uitlokker en het wilsbesluit van de uitgelokte om een strafbaar feit te plegen. Er moet als het ware een psychische omslag zijn.

3 Dubbele opzet
Op uitlokkingshandeling inclusief aanwending uitlokkingsmiddel en specifiek grondfeit. Voorwaardelijk opzet.

4 Accessoriteit
Grondfeit is voltooid.
Poging tot uitlokking is strafbaar art. 46a Sr
Mislukte uitlokking niet strafbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Medeplichtigheid

Bij medeplichtigheid is het zo dat iemand de pleger van het misdrijf helpt en dat de totstandkoming van het misdrijf daarmee wordt bevorderd en begunstigd. Deze persoon is dus geen dader, zoals bij medeplegen, maar slechts ondersteuning. Hem wordt het verwijt gemaakt dat hij zich niet van deze ondersteuning heeft onthouden.

Medeplichtigheid komt alleen voor bij misdrijven en het strafmaximum is 2/3 van het strafmaximum dat geldt voor het desbetreffende grondmisdrijf.

Typen medeplichtigheid
1 Medeplichtigheid- bij
Zie art. 48 sub 1 Sr
Dit is de simultane, gelijktijdige deelnemingsvorm

2 Medeplichtigheid - tot
Art. 48 sub 2 Sr
Dit is de consecutieve vorm deelnemingsvorm: de medeplichtige helpt voorafgaand aan het misdrijf.

Strikt onderscheid hoeft niet door HR Medeplichtigheid bij/tot het komt op zelfde neer.

A

Medeplichtigheid

Bij medeplichtigheid is het zo dat iemand de pleger van het misdrijf helpt en dat de totstandkoming van het misdrijf daarmee wordt bevorderd en begunstigd. Deze persoon is dus geen dader, zoals bij medeplegen, maar slechts ondersteuning. Hem wordt het verwijt gemaakt dat hij zich niet van deze ondersteuning heeft onthouden.

Medeplichtigheid komt alleen voor bij misdrijven en het strafmaximum is 2/3 van het strafmaximum dat geldt voor het desbetreffende grondmisdrijf.

Typen medeplichtigheid
1 Medeplichtigheid- bij
Zie art. 48 sub 1 Sr
Dit is de simultane, gelijktijdige deelnemingsvorm

2 Medeplichtigheid - tot
Art. 48 sub 2 Sr
Dit is de consecutieve vorm deelnemingsvorm: de medeplichtige helpt voorafgaand aan het misdrijf.

Strikt onderscheid hoeft niet door HR Medeplichtigheid bij/tot het komt op zelfde neer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medeplichtigheid art. 48 Sr jo. 49 Sr

Vereisten:
1 Bevorderen of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf
HR Medeplichtigheid bij/tot r.o. 2.2 jo. 2.3

2 Effect
De medeplichtige moet het misdrijf dus daadwerkelijk hebben bevorderd of vergemakkelijkt (deze bijdrage hoeft niet substantieel te zijn). Zie art. 49 lid 4 Sr: “Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.”

Let op: er kan ook sprake zijn van strafbare medeplichtigheid in het geval dat de betrokkende opzettelijk gelegenheid biedt aan een ander tot het plegen van een misdrijf door niet in te grijpen/door na te laten het misdrijf te beletten. In dergelijke gevallen spraak je van passieve medeplichtigheid. Passieve medeplichtigheid kan alleen strafbare medeplichtigheid opleveren, indien er voor de betrokkene wel een rechtsplicht bestond tot handelen. Zie in dit verband ook HR Peter en Peter r.o. 3.4 jo. 3.6.

  1. Er moet sprake zijn van dubbel opzet
    Dubbel opzet vereist dat het opzet is gericht op zowel het bevorderen van het misdrijf als op het grondfeit zelf. Voor beide dient het voorwaardelijk opzet bewezen te worden.

Let op: er geldt een afwijkende regeling voor uiteenlopend opzet.

  1. Accessoriteit
    Accessoriteit houdt in dat in dit geval art. 48 Sr altijd in samenhang met een delictsomschrijving dient te worden gelezen. Dit betekent dat de uitlokkingshandeling moet opleveren dat het strafbare feit ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Dit kan ook op basis van poging of voorbereiding van een strafbaar feit (zie art 78 Sr).
A

Medeplichtigheid art. 48 Sr jo. 49 Sr

Vereisten:
1 Bevorderen of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf
HR Medeplichtigheid bij/tot r.o. 2.2 jo. 2.3

2 Effect
De medeplichtige moet het misdrijf dus daadwerkelijk hebben bevorderd of vergemakkelijkt (deze bijdrage hoeft niet substantieel te zijn). Zie art. 49 lid 4 Sr: “Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.”

Let op: er kan ook sprake zijn van strafbare medeplichtigheid in het geval dat de betrokkende opzettelijk gelegenheid biedt aan een ander tot het plegen van een misdrijf door niet in te grijpen/door na te laten het misdrijf te beletten. In dergelijke gevallen spraak je van passieve medeplichtigheid. Passieve medeplichtigheid kan alleen strafbare medeplichtigheid opleveren, indien er voor de betrokkene wel een rechtsplicht bestond tot handelen. Zie in dit verband ook HR Peter en Peter r.o. 3.4 jo. 3.6.

  1. Er moet sprake zijn van dubbel opzet
    Dubbel opzet vereist dat het opzet is gericht op zowel het bevorderen van het misdrijf als op het grondfeit zelf. Voor beide dient het voorwaardelijk opzet bewezen te worden.

Let op: er geldt een afwijkende regeling voor uiteenlopend opzet.

  1. Accessoriteit
    Accessoriteit houdt in dat in dit geval art. 48 Sr altijd in samenhang met een delictsomschrijving dient te worden gelezen. Dit betekent dat de uitlokkingshandeling moet opleveren dat het strafbare feit ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Dit kan ook op basis van poging of voorbereiding van een strafbaar feit (zie art 78 Sr).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uiteenlopend opzet

Het kan zo zijn dat de opzet van de deelnemer uiteenloopt met het begane grondfeit. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de uitvoerder een geheel ander strafbaar feit begaat dan waartoe deze door de uitlokker is uitgelokt. In een dergelijk geval (en ook bij de andere deelnemingsvormen van art. 47 lid 1 Sr) bepaalt art. 47 lid 2 Sr dat de deelnemer niet aansprakelijk wordt gesteld voor het begane strafbare feit waar zijn opzet niet op was gericht

Drie verschillende situaties kunnen zich voordoen. Voor het gemak nemen we de deelnemingsvorm ‘uitlokking’ als voorbeeld.
1. Het begane strafbare feit is in zijn geheel anders dan waar de opzet van de deelnemer op was gericht.
Consequentie: geen strafbare uitlokking, maar wel eventueel mislukte uitlokking (dit is een poging tot uitlokking ex art. 46a Sr, waarbij het de uitgelokte dus niet is gelukt om het misdrijf te voltooien).

Een voorbeeld: Hoang lokt Willem uit tot mishandeling van Thijs, maar Willem steelt de telefoon van Thijs. Er is hierbij geen sprake van strafbare uitlokking, omdat Hoang totaal geen opzet had op het stelen van de telefoon van Thijs.

  1. De uitgelokte gaat gradueel verder dan datgene waartoe hij ‘slechts’ was uitgelokt.
    Consequentie: iedere deelnemer wordt gekwalificeerd naar eigen opzet.
    Let op: dit kan anders zijn wanneer de uitlokker willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de uitgelokte verder zou gaan dan waartoe hij strikt genomen is uitgelokt. Zo kan de uitlokker via de weg van voorwaardelijk opzet toch ook aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het meerdere. Het opzet van de deelnemers wordt dan als het ware gelijkgetrokken.

Een voorbeeld: Hoang lokt Willem uit tot het stelen van de telefoon van Thijs. Willem steelt de telefoon van Thijs, maar maakt hierbij gebruik van geweld. Iedere deelnemer wordt in dit geval naar eigen opzet gekwalificeerd. Hoang is dan aansprakelijk voor het uitlokken van diefstal en Willem is aansprakelijk voor het plegen van diefstal met geweld. Als echter aangetoond kan worden dat Hoang wel opzet had op het uitlokken van diefstal met geweld (langs de weg van voorwaardelijk opzet), dan kan zij hier ook voor aansprakelijk gesteld worden. Hoang is dan aansprakelijk voor het uitlokken van diefstal met geweld.

  1. Er is sprake van strafverzwarende gevolgen
    Consequentie: iedere deelnemer wordt gekwalificeerd naar eigen opzet.
    Bij gekwalificeerde misdrijven (dus waar een strafverzwarend gevolg aan is gekoppeld), wordt het gevolg onttrokken aan de opzetseis. Hierdoor komt dit niet alleen voor rekening van de uitgelokte, maar ook van de uitlokker.

Een voorbeeld: stel Hoang lokt Willem uit tot mishandeling van Thijs. Wanneer Willem op Thijs afstapt en hem mishandelt, komt Thijs – zonder dat de opzet van Hoang of Willem daarop was gericht – te overlijden. Het gekwalificeerde delict van art. 300 lid 3 Sr is dan voltooid: mishandeling de dood ten gevolg hebbende. Hoang is dan niet alleen de uitlokker van de eenvoudige mishandeling, maar ook van de door het gevolg van de dood gekwalificeerde mishandeling.

A

Uiteenlopend opzet

Het kan zo zijn dat de opzet van de deelnemer uiteenloopt met het begane grondfeit. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de uitvoerder een geheel ander strafbaar feit begaat dan waartoe deze door de uitlokker is uitgelokt. In een dergelijk geval (en ook bij de andere deelnemingsvormen van art. 47 lid 1 Sr) bepaalt art. 47 lid 2 Sr dat de deelnemer niet aansprakelijk wordt gesteld voor het begane strafbare feit waar zijn opzet niet op was gericht

Drie verschillende situaties kunnen zich voordoen. Voor het gemak nemen we de deelnemingsvorm ‘uitlokking’ als voorbeeld.
1. Het begane strafbare feit is in zijn geheel anders dan waar de opzet van de deelnemer op was gericht.
Consequentie: geen strafbare uitlokking, maar wel eventueel mislukte uitlokking (dit is een poging tot uitlokking ex art. 46a Sr, waarbij het de uitgelokte dus niet is gelukt om het misdrijf te voltooien).

17
Q

Hoe weet je met welke deelnemingsvorm je te maken hebt?
Het is belangrijk om de vier verschillende deelnemingsvormen van elkaar te kunnen onderscheiden bij een casusvraag. Als het niet gelijk duidelijk is of als je twijfelt, is dit een manier om de deelnemingsvorm te kunnen bepalen:

  1. Ga eerst na of je met een consecutieve (voorafgaande) deelnemingsvorm te maken hebt of met een simultane (gelijktijdige) deelnemingsvorm.

Consecutieve deelnemingsvormen:
- Doen plegen
- Uitlokken
- Medeplichtigheid-tot

Simultane deelnemingsvormen:
- Medeplegen
- Medeplichtigheid-bij

  1. Vervolgens kijk je naar het verschil tussen de twee of drie vormen die zijn overgebleven:
    * Het verschil tussen doen plegen en uitlokken is dat bij doen plegen de uitvoerder straffeloos is en bij uitlokken niet. Tevens is het doen plegen niet gebonden aan wettelijke uitlokkingsmiddelen.
    * Het verschil tussen medeplegen en medeplichtigheid is dat bij medeplegen de verdachte de dader is en bij medeplichtigheid de verdachte de anderen alleen heeft ondersteund.
    * Het verschil tussen uitlokken/doen plegen en medeplichtigheid is dat bij uitlokken/doen plegen de uitlokker/middellijke dader de initiatiefnemer is (auctor intellectualis) en bij medeplichtigheid is de medeplichtige dat niet
A

Hoe weet je met welke deelnemingsvorm je te maken hebt?
Het is belangrijk om de vier verschillende deelnemingsvormen van elkaar te kunnen onderscheiden bij een casusvraag. Als het niet gelijk duidelijk is of als je twijfelt, is dit een manier om de deelnemingsvorm te kunnen bepalen:

  1. Ga eerst na of je met een consecutieve (voorafgaande) deelnemingsvorm te maken hebt of met een simultane (gelijktijdige) deelnemingsvorm.

Consecutieve deelnemingsvormen:
- Doen plegen
- Uitlokken
- Medeplichtigheid-tot

Simultane deelnemingsvormen:
- Medeplegen
- Medeplichtigheid-bij

  1. Vervolgens kijk je naar het verschil tussen de twee of drie vormen die zijn overgebleven:
    * Het verschil tussen doen plegen en uitlokken is dat bij doen plegen de uitvoerder straffeloos is en bij uitlokken niet. Tevens is het doen plegen niet gebonden aan wettelijke uitlokkingsmiddelen.
    * Het verschil tussen medeplegen en medeplichtigheid is dat bij medeplegen de verdachte de dader is en bij medeplichtigheid de verdachte de anderen alleen heeft ondersteund.
    * Het verschil tussen uitlokken/doen plegen en medeplichtigheid is dat bij uitlokken/doen plegen de uitlokker/middellijke dader de initiatiefnemer is (auctor intellectualis) en bij medeplichtigheid is de medeplichtige dat niet
18
Q

HR Containerdiefstal
Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvormen medeplegen (art. 47 lid 1 sub 1 Sr) en uitlokking (art. 47 lid 1 sub 2 Sr). Je ziet in dit arrest dat deze deelnemingsvormen dicht tegen elkaar aan liggen.

Relevante feiten: Verdachte heeft in Dordrecht en het Rotterdamse havengebied containers weggenomen. De verdachte organiseerde de diefstallen, maar was zelf niet lijfelijk aanwezig bij de plaats van het misdrijf. De rechtbank had verdachte als uitlokker veroordeeld en het hof als medepleger.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van medeplegen of uitlokken?

Beoordeling door de rechtbank: De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld als uitlokker.

Beoordeling door het hof: De samenwerking is volgens het hof zodanig volledig en nauw geweest, dat de verdachte als medepleger dient te worden veroordeeld.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Rechtsregel: Om van medeplegen te kunnen spreken dient de samenwerking volledig en nauw te zijn. Ook als verdachte niet lijfelijk aanwezig was op de plaats van het delict, kan hij als medepleger worden aangemerkt.

A

HR Containerdiefstal
Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvormen medeplegen (art. 47 lid 1 sub 1 Sr) en uitlokking (art. 47 lid 1 sub 2 Sr). Je ziet in dit arrest dat deze deelnemingsvormen dicht tegen elkaar aan liggen.

Relevante feiten: Verdachte heeft in Dordrecht en het Rotterdamse havengebied containers weggenomen. De verdachte organiseerde de diefstallen, maar was zelf niet lijfelijk aanwezig bij de plaats van het misdrijf. De rechtbank had verdachte als uitlokker veroordeeld en het hof als medepleger.

Rechtsvraag: Is er in casu sprake van medeplegen of uitlokken?

Beoordeling door de rechtbank: De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld als uitlokker.

Beoordeling door het hof: De samenwerking is volgens het hof zodanig volledig en nauw geweest, dat de verdachte als medepleger dient te worden veroordeeld.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Rechtsregel: Om van medeplegen te kunnen spreken dient de samenwerking volledig en nauw te zijn. Ook als verdachte niet lijfelijk aanwezig was op de plaats van het delict, kan hij als medepleger worden aangemerkt.

19
Q

HR Opzet op medeplegen diefstal met geweld
Relevantie: Dit arrest betreft het opzetsvereiste van medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr. Hieruit volgt dat ook aan het opzetvereiste wordt voldaan als voorwaardelijk opzet kan worden aangetoond.

Relevante feiten: De verdachte heeft met zijn mededader woninginbraak gepleegd. De mededader heeft daarbij geweld gepleegd tegen twee politieambtenaren, waardoor één van die politieagenten zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte wist dat zijn mededader een vuurwapen bij zich had. Het feit dat geweld is voorgekomen, heeft strafverzwarende gevolgen.

Rechtsvraag: Verhindert de omstandigheid dat verdachte niet aan het geweld heeft deelgenomen, dat het strafverzwarende gevolg van het plegen van geweld voor zijn rekening komt?

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof dat de verdachte zich enerzijds bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat geweld zou worden gepleegd door de ander (voorwaardelijk opzet) en zich anderzijds niet heeft gedistantieerd van die gedragingen van zijn mededader (r.o. 5.1).

A

HR Opzet op medeplegen diefstal met geweld
Relevantie: Dit arrest betreft het opzetsvereiste van medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr. Hieruit volgt dat ook aan het opzetvereiste wordt voldaan als voorwaardelijk opzet kan worden aangetoond.

Relevante feiten: De verdachte heeft met zijn mededader woninginbraak gepleegd. De mededader heeft daarbij geweld gepleegd tegen twee politieambtenaren, waardoor één van die politieagenten zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte wist dat zijn mededader een vuurwapen bij zich had. Het feit dat geweld is voorgekomen, heeft strafverzwarende gevolgen.

Rechtsvraag: Verhindert de omstandigheid dat verdachte niet aan het geweld heeft deelgenomen, dat het strafverzwarende gevolg van het plegen van geweld voor zijn rekening komt?

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof dat de verdachte zich enerzijds bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat geweld zou worden gepleegd door de ander (voorwaardelijk opzet) en zich anderzijds niet heeft gedistantieerd van die gedragingen van zijn mededader (r.o. 5.1).

20
Q

HR Peter en Peter

Relevantie: Uit dit arrest blijkt dat er ook sprake kan zijn van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr indien verdachte niks doet. Dit is het geval wanneer er een rechtsplicht bestaat om in te grijpen.

Relevante feiten: Het slachtoffer werd langdurig en op grove wijze mishandeld door zijn huisgenoot L.. Toen het slachtoffer opnieuw bij de toilet om hulp schreeuwde toen hij weer was mishandeld, trok de verdachte (ook een huisgenoot) zich terug in de woonkamer en draaide daar de stereo open omdat hij er ‘gek’ van werd. Na middernacht kwam huisgenoot L. dronken thuis en trapte het slachtoffer dood, omdat hij zich ‘irriteerde’ aan zijn gekerm en daarvan niet kon slapen. Verdachte zag alles gebeuren, maar greep niet in.

Rechtsvraag: Is bij de verdachte sprake van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat er een rechtsplicht rustte op verdachte
om het slachtoffer te beschermen tegen het door L. gepleegde geweld in de woning van verdachte en in diens bijzijn (r.o. 3.4).

Er is verder ook sprake van opzet (vereiste van medeplichtigheid). Door niet of niet noemenswaardig op te treden tegen het gepleegde geweld, heeft verdachte dat geweld opzettelijk toegelaten en gelet op de aard van het geweld en de weerloosheid van het slachtoffer, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door dat geweld zou komen te overlijden (r.o. 3.6).

Aldus is de verdachte medeplichtig geweest.

Conclusie A-G mr. Jörg: Medeplichtigheid kan uit passiviteit bestaan (niets-doen), indien er een rechtsplicht bestaat om in te grijpen (punt 4).

A

HR Peter en Peter

Relevantie: Uit dit arrest blijkt dat er ook sprake kan zijn van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr indien verdachte niks doet. Dit is het geval wanneer er een rechtsplicht bestaat om in te grijpen.

Relevante feiten: Het slachtoffer werd langdurig en op grove wijze mishandeld door zijn huisgenoot L.. Toen het slachtoffer opnieuw bij de toilet om hulp schreeuwde toen hij weer was mishandeld, trok de verdachte (ook een huisgenoot) zich terug in de woonkamer en draaide daar de stereo open omdat hij er ‘gek’ van werd. Na middernacht kwam huisgenoot L. dronken thuis en trapte het slachtoffer dood, omdat hij zich ‘irriteerde’ aan zijn gekerm en daarvan niet kon slapen. Verdachte zag alles gebeuren, maar greep niet in.

Rechtsvraag: Is bij de verdachte sprake van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr?

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat er een rechtsplicht rustte op verdachte
om het slachtoffer te beschermen tegen het door L. gepleegde geweld in de woning van verdachte en in diens bijzijn (r.o. 3.4).

Er is verder ook sprake van opzet (vereiste van medeplichtigheid). Door niet of niet noemenswaardig op te treden tegen het gepleegde geweld, heeft verdachte dat geweld opzettelijk toegelaten en gelet op de aard van het geweld en de weerloosheid van het slachtoffer, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door dat geweld zou komen te overlijden (r.o. 3.6).

Aldus is de verdachte medeplichtig geweest.

Conclusie A-G mr. Jörg: Medeplichtigheid kan uit passiviteit bestaan (niets-doen), indien er een rechtsplicht bestaat om in te grijpen (punt 4).

21
Q

HR Benzinestation

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr.

Relevante feiten: De verdachte had een slechte verhouding met het slachtoffer. De medeverdachte zou het slachtoffer een lesje leren. Verdachte heeft het initiatief genomen tot een ontmoeting met het slachtoffer, waar de medeverdachte bij zou zijn. Verdachte wist dat die ontmoeting kon escaleren, dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich had en dat de medeverdachte dat vuurwapen eerder bij een schietpartij had gebruikt. Toen de medeverdachte het slachtoffer had doodgeschoten, had verdachte nog een schoppende beweging gemaakt naar het lichaam. De verdachte had verklaard dat hij dit deed in een poging het vuurwapen uit de hand van het slachtoffer te schoppen.

Rechtsvraag: Kan de verdachte als medepleger in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr worden veroordeeld voor het door de medeverdachte begane misdrijf?

Beoordeling door het hof: Het hof heeft geoordeeld dat verdachte zich op geen enkele wijze van het door zijn medeverdachte uitgeoefende geweld heeft gedistantieerd en welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn medeverdachte op het slachtoffer zou schieten.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat niet mee met het oordeel van het hof. De verdachte heeft geen uitvoeringshandeling verricht en er was tussen verdachte en medeverdachte geen sprake van een zodanige nauwe en volledige samenwerking gericht op het geweld dat van medeplegen kan worden gesproken. Verder merkt de Hoge Raad op dat niet valt in te zien dat verdachte zich had kunnen distantiëren van het feit, aangezien sprake was van een plotselinge escalatie die leidde tot een kortdurende schietpartij.

De verdachte kan niet worden veroordeeld wegens medeplegen van het misdrijf (r.o. 3.4).

A

HR Benzinestation

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr.

Relevante feiten: De verdachte had een slechte verhouding met het slachtoffer. De medeverdachte zou het slachtoffer een lesje leren. Verdachte heeft het initiatief genomen tot een ontmoeting met het slachtoffer, waar de medeverdachte bij zou zijn. Verdachte wist dat die ontmoeting kon escaleren, dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich had en dat de medeverdachte dat vuurwapen eerder bij een schietpartij had gebruikt. Toen de medeverdachte het slachtoffer had doodgeschoten, had verdachte nog een schoppende beweging gemaakt naar het lichaam. De verdachte had verklaard dat hij dit deed in een poging het vuurwapen uit de hand van het slachtoffer te schoppen.

Rechtsvraag: Kan de verdachte als medepleger in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr worden veroordeeld voor het door de medeverdachte begane misdrijf?

Beoordeling door het hof: Het hof heeft geoordeeld dat verdachte zich op geen enkele wijze van het door zijn medeverdachte uitgeoefende geweld heeft gedistantieerd en welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn medeverdachte op het slachtoffer zou schieten.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat niet mee met het oordeel van het hof. De verdachte heeft geen uitvoeringshandeling verricht en er was tussen verdachte en medeverdachte geen sprake van een zodanige nauwe en volledige samenwerking gericht op het geweld dat van medeplegen kan worden gesproken. Verder merkt de Hoge Raad op dat niet valt in te zien dat verdachte zich had kunnen distantiëren van het feit, aangezien sprake was van een plotselinge escalatie die leidde tot een kortdurende schietpartij.

De verdachte kan niet worden veroordeeld wegens medeplegen van het misdrijf (r.o. 3.4).

22
Q

HR Medeplichtigheid bij/tot

Relevantie: Uit dit arrest blijkt dat de rechter geen onderscheid hoeft te maken tussen gelijktijdige en voorafgaande medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr.

Relevante feiten: In casu ging het om het vervoeren van een aantal personen naar de plaats delict, namelijk Walibi World. De inzittenden (niet de vervoerder) zouden daar twee poppen stelen.

Rechtsvraag: Is er sprake van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr bij de vervoerder?

Beoordeling door het hof: In art. 48 Sr wordt er een onderscheid gemaakt tussen gelijktijdige medeplichtigheid (sub 1, het behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf) en de voorafgaande medeplichtigheid (sub 2, het daartoe verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen in de aanloop van het misdrijf). Het vervoeren van de plegers van het misdrijf viel volgens het hof naar normaal spraakgebruik onder de gelijktijdige medeplichtigheid (behulpzaam zijn ‘bij’). In casu was echter de voorafgaande medeplichtigheid ten laste gelegd, waardoor het bewezenverklaarde niet kon worden gekwalificeerd en het hof de verdachte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging (r.o. 3.2.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad heeft in casu een dogmatische kwestie in het materiële strafrecht beslecht, namelijk of de twee vormen van medeplichtigheid (bij en tot) strikt van elkaar onderscheiden dienen te worden of niet.

Art. 48 Sr is bedoeld om het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf strafbaar te stellen. Daar kan weliswaar op verschillende manieren vorm aan worden gegeven, maar het gaat uiteindelijk om dit kernverwijt. Daarbij moet ook worden bedacht dat de tijdstippen van enerzijds het misdrijf en anderzijds de gedraging van de medeplichtige niet altijd nauwkeurig kunnen worden vastgesteld (r.o. 2.2).

Derhalve hoeft de rechter geen keuze te maken tussen de vormen van medeplichtigheid. Dat is uiteindelijk niet van belang voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde, aangezien de kwalificatie en strafbedreiging in beide gevallen hetzelfde zal zijn (r.o. 2.3). De Hoge Raad gaat niet mee met het oordeel van het hof.

A

HR Medeplichtigheid bij/tot

Relevantie: Uit dit arrest blijkt dat de rechter geen onderscheid hoeft te maken tussen gelijktijdige en voorafgaande medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr.

Relevante feiten: In casu ging het om het vervoeren van een aantal personen naar de plaats delict, namelijk Walibi World. De inzittenden (niet de vervoerder) zouden daar twee poppen stelen.

Rechtsvraag: Is er sprake van medeplichtigheid in de zin van art. 48 Sr bij de vervoerder?

Beoordeling door het hof: In art. 48 Sr wordt er een onderscheid gemaakt tussen gelijktijdige medeplichtigheid (sub 1, het behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf) en de voorafgaande medeplichtigheid (sub 2, het daartoe verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen in de aanloop van het misdrijf). Het vervoeren van de plegers van het misdrijf viel volgens het hof naar normaal spraakgebruik onder de gelijktijdige medeplichtigheid (behulpzaam zijn ‘bij’). In casu was echter de voorafgaande medeplichtigheid ten laste gelegd, waardoor het bewezenverklaarde niet kon worden gekwalificeerd en het hof de verdachte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging (r.o. 3.2.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad heeft in casu een dogmatische kwestie in het materiële strafrecht beslecht, namelijk of de twee vormen van medeplichtigheid (bij en tot) strikt van elkaar onderscheiden dienen te worden of niet.

Art. 48 Sr is bedoeld om het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf strafbaar te stellen. Daar kan weliswaar op verschillende manieren vorm aan worden gegeven, maar het gaat uiteindelijk om dit kernverwijt. Daarbij moet ook worden bedacht dat de tijdstippen van enerzijds het misdrijf en anderzijds de gedraging van de medeplichtige niet altijd nauwkeurig kunnen worden vastgesteld (r.o. 2.2).

Derhalve hoeft de rechter geen keuze te maken tussen de vormen van medeplichtigheid. Dat is uiteindelijk niet van belang voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde, aangezien de kwalificatie en strafbedreiging in beide gevallen hetzelfde zal zijn (r.o. 2.3). De Hoge Raad gaat niet mee met het oordeel van het hof.

23
Q

HR Balletjespistolen

Relevantie: In dit arrest benoemt de Hoge Raad enkele factoren waar rekening mee gehouden kan worden bij het bepalen of een verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage heeft geleverd aan het delict (eerste vereiste van medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr).

Relevante feiten: Verdachte heeft balletjespistolen geleverd aan Y. en S. en was op de hoogte van het plan van Y. en S. om iemand te beroven. In eerst instantie heeft verdachte aangegeven niet mee te willen doen, maar uiteindelijk is hij toch meegegaan. Hij is op de avond van de overval met zijn mededaders rondjes gaan rijden om een slachtoffer uit te kiezen en stond tijdens de overval zelf op vijf meter afstand daarvan met zijn scooter.

Rechtsvraag: Kan verdachte als medepleger in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr worden aangemerkt?

Beoordeling door het hof: De verdachte had genoeg mogelijkheden om zich te distantiëren van het misdrijf. Bovendien ging van zijn lijfelijke aanwezigheid een zekere mate van dreiging uit. Gelet hierop in combinatie met de bewijsmiddelen is het hof tot het oordeel gekomen dat sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat de verdachte als medepleger dient te worden beschouwd.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad heeft aandachtspunten geformuleerd voor de beantwoording op de vraag wanneer er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Volgens de Hoge Raad moet verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage hebben geleverd aan het delict. Dit geeft dan ook gelijk het verschil aan tussen medeplegen en medeplichtigheid. Bij medeplegen concentreert het verwijt zich op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage, terwijl bij medeplichtigheid het verwijt zich concentreertop het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf (r.o. 3.2.1).

Verder geeft de Hoge Raad een reeks aan factoren waar de rechter rekening mee dient te houden: de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het delict heeft geleverd (r.o. 3.2.2).

De Hoge Raad heeft beslist dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd.

A

HR Balletjespistolen

Relevantie: In dit arrest benoemt de Hoge Raad enkele factoren waar rekening mee gehouden kan worden bij het bepalen of een verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage heeft geleverd aan het delict (eerste vereiste van medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr).

Relevante feiten: Verdachte heeft balletjespistolen geleverd aan Y. en S. en was op de hoogte van het plan van Y. en S. om iemand te beroven. In eerst instantie heeft verdachte aangegeven niet mee te willen doen, maar uiteindelijk is hij toch meegegaan. Hij is op de avond van de overval met zijn mededaders rondjes gaan rijden om een slachtoffer uit te kiezen en stond tijdens de overval zelf op vijf meter afstand daarvan met zijn scooter.

Rechtsvraag: Kan verdachte als medepleger in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr worden aangemerkt?

Beoordeling door het hof: De verdachte had genoeg mogelijkheden om zich te distantiëren van het misdrijf. Bovendien ging van zijn lijfelijke aanwezigheid een zekere mate van dreiging uit. Gelet hierop in combinatie met de bewijsmiddelen is het hof tot het oordeel gekomen dat sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat de verdachte als medepleger dient te worden beschouwd.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad heeft aandachtspunten geformuleerd voor de beantwoording op de vraag wanneer er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Volgens de Hoge Raad moet verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage hebben geleverd aan het delict. Dit geeft dan ook gelijk het verschil aan tussen medeplegen en medeplichtigheid. Bij medeplegen concentreert het verwijt zich op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage, terwijl bij medeplichtigheid het verwijt zich concentreertop het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf (r.o. 3.2.1).

Verder geeft de Hoge Raad een reeks aan factoren waar de rechter rekening mee dient te houden: de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het delict heeft geleverd (r.o. 3.2.2).

De Hoge Raad heeft beslist dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd.

24
Q

HR Nijmeegse scooter-zaak

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr.

Relevante feiten: Verdachten wilden een overval plegen op het Belvoir Hotel in Nijmegen. Toen de politie hen had opgemerkt, zijn zij met de scooter gevlucht. Door hun gevaarlijke rijgedrag zijn zij in aanrijding gekomen met een voetganger, die ten gevolge daarvan is overleden. Er kon niet worden vastgesteld wie de bestuurder van de scooter was, aangezien beide verdachten hebben verklaard dat zij geen bestuurder waren en er verder geen bewijs is.

Rechtsvraag: Zijn beide verdachten aan te merken als medepleger van dood door schuld in het verkeer in de zin van art. 6 WVW jo. art. 47 lid 1 sub 1 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof is van oordeel dat zo bewust en nauw is samengewerkt dat van medeplegen van het misdrijf kan worden gesproken. De wijze waarop zij zijn gevlucht toont dit aan (gevaarlijk rijgedrag) en het vloeit daarnaast voort uit het feit dat daarvoor al sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval. Dat bij de voorbereiding van de overval de vlucht met de scooter bij eventuele betrapping niet is besproken, staat hier niet aan in de weg.

In het plan van de overval ligt aldus ook een eventuele vlucht besloten met gevaarlijk rijgedrag. Dus zoals bij de overval sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, is dit ook het geval bij de vlucht (r.o. 2.3.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

A

HR Nijmeegse scooter-zaak

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr.

Relevante feiten: Verdachten wilden een overval plegen op het Belvoir Hotel in Nijmegen. Toen de politie hen had opgemerkt, zijn zij met de scooter gevlucht. Door hun gevaarlijke rijgedrag zijn zij in aanrijding gekomen met een voetganger, die ten gevolge daarvan is overleden. Er kon niet worden vastgesteld wie de bestuurder van de scooter was, aangezien beide verdachten hebben verklaard dat zij geen bestuurder waren en er verder geen bewijs is.

Rechtsvraag: Zijn beide verdachten aan te merken als medepleger van dood door schuld in het verkeer in de zin van art. 6 WVW jo. art. 47 lid 1 sub 1 Sr?

Beoordeling door het hof: Het hof is van oordeel dat zo bewust en nauw is samengewerkt dat van medeplegen van het misdrijf kan worden gesproken. De wijze waarop zij zijn gevlucht toont dit aan (gevaarlijk rijgedrag) en het vloeit daarnaast voort uit het feit dat daarvoor al sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval. Dat bij de voorbereiding van de overval de vlucht met de scooter bij eventuele betrapping niet is besproken, staat hier niet aan in de weg.

In het plan van de overval ligt aldus ook een eventuele vlucht besloten met gevaarlijk rijgedrag. Dus zoals bij de overval sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, is dit ook het geval bij de vlucht (r.o. 2.3.3).

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

25
Q

HR Enschedése voogdijmoord

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr. Er kan gesproken worden van medeplegen als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de moord. De enkele omstandigheid dat blijkens de bewezenverklaring de verdachte de moord tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zonder dat vastgesteld kan worden wie van hen de dodelijke messteek heeft toegebracht, doet hier niet aan af.

Relevante feiten: Verdachte en slachtoffer hadden samen een dochtertje. Ongeveer een jaar nadat het dochtertje geboren is, is de relatie tussen verdachte en slachtoffer geëindigd. Verdachte is vervolgens samen met hun dochtertje bij haar moeder buiten Enschede gaan wonen. Slachtoffer was het niet eens met het verblijf van hun dochtertje buiten Enschede en spande daarom een kort geding aan tegen verdachte. De rechtbank heeft in het kort geding geoordeeld dat verdachte samen met hun dochtertje terug dienden te keren naar Enschede op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat zij daarin in gebreke zou blijven. Verdachte heeft vervolgens tegen verschillende personen gezegd dat slachtoffer maar beter dood kon zijn. Verdachte heeft via sms besproken met haar nieuwe vriend (A) dat er iets moest gebeuren met het slachtoffer. Zij hebben samen goederen aangeschaft voor het geweld tegen slachtoffer. Haar nieuwe vriend (A) en de derde (B) hebben slachtoffer om het leven gebracht. Verdachte heeft na de uitvoering van de moord onderdak geboden aan haar nieuwe vriend (A) en de derde (B), en ingestemd met betaling aan de derde (B) (r.o. 2.2.2).

Rechtsvraag: Kan verdachte worden veroordeeld voor medeplegen van moord met haar nieuwe vriend (A), terwijl het mogelijk de derde (B) is geweest die de dodelijke messteken heeft toegediend?

Beoordeling door het hof: Het hof is van oordeel dat de in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking, die voor medeplegen is vereist. Dit is onder meer gelegen in de volgende omstandigheden: verdachte heeft een initiërende rol gehad, de uitlatingen van verdachte dat slachtoffer beter dood kon zijn, het sms-contact tussen verdachte en A, het gezamenlijk aanschaffen van goederen door verdachte en A die zijn gebruikt voor het geweld tegen slachtoffer en dat verdachte A heeft uitgelegd hoe hij in de woning van slachtoffer moest komen (r.o. 2.4).

Verdachte heeft dus een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het gepleegde feit. Dat blijkens de bewezenverklaring de verdachte de moord tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zonder dat vastgesteld kan worden wie van hen de dodelijke messteek heeft toegebracht, staat hier niet aan in de weg (r.o. 2.5).
Verdachte kan veroordeeld worden voor medeplegen van moord.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Noot: De annotator merkt op dat grenzen in het materiële strafrecht niet erg scherp zijn. Zie bijvoorbeeld het verschil tussen uitlokking, medeplichtigheid en medeplegen. Dit kan leiden tot formalisme en bewijsproblemen opleveren. Verder bespreekt de annotator in welke gevallen de grens tussen verschillende deelnemingsvormen vaag is en in welke gevallen je juist wel in een bepaalde sfeer blijft. In casu was dit echter geen heikel punt. Er was immers sprake van meer dan niet-strafbare uitlokking. Nadat verdachte bij haar nieuwe vriend het opzet had gewekt om het slachtoffer te doden, hielp zij hem bij het verkrijgen van de nodige middelen, zij legde hem uit hoe hij binnen kon komen in de woning van het slachtoffer en zelfs na de voltooiing van de moord probeerde ze hem een alibi te verschaffen en deed ze betalingen.

A

HR Enschedése voogdijmoord

Relevantie: Dit arrest betreft de deelnemingsvorm medeplegen in de zin van art. 47 lid 1 sub 1 Sr. Er kan gesproken worden van medeplegen als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de moord. De enkele omstandigheid dat blijkens de bewezenverklaring de verdachte de moord tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zonder dat vastgesteld kan worden wie van hen de dodelijke messteek heeft toegebracht, doet hier niet aan af.

Relevante feiten: Verdachte en slachtoffer hadden samen een dochtertje. Ongeveer een jaar nadat het dochtertje geboren is, is de relatie tussen verdachte en slachtoffer geëindigd. Verdachte is vervolgens samen met hun dochtertje bij haar moeder buiten Enschede gaan wonen. Slachtoffer was het niet eens met het verblijf van hun dochtertje buiten Enschede en spande daarom een kort geding aan tegen verdachte. De rechtbank heeft in het kort geding geoordeeld dat verdachte samen met hun dochtertje terug dienden te keren naar Enschede op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat zij daarin in gebreke zou blijven. Verdachte heeft vervolgens tegen verschillende personen gezegd dat slachtoffer maar beter dood kon zijn. Verdachte heeft via sms besproken met haar nieuwe vriend (A) dat er iets moest gebeuren met het slachtoffer. Zij hebben samen goederen aangeschaft voor het geweld tegen slachtoffer. Haar nieuwe vriend (A) en de derde (B) hebben slachtoffer om het leven gebracht. Verdachte heeft na de uitvoering van de moord onderdak geboden aan haar nieuwe vriend (A) en de derde (B), en ingestemd met betaling aan de derde (B) (r.o. 2.2.2).

Rechtsvraag: Kan verdachte worden veroordeeld voor medeplegen van moord met haar nieuwe vriend (A), terwijl het mogelijk de derde (B) is geweest die de dodelijke messteken heeft toegediend?

Beoordeling door het hof: Het hof is van oordeel dat de in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking, die voor medeplegen is vereist. Dit is onder meer gelegen in de volgende omstandigheden: verdachte heeft een initiërende rol gehad, de uitlatingen van verdachte dat slachtoffer beter dood kon zijn, het sms-contact tussen verdachte en A, het gezamenlijk aanschaffen van goederen door verdachte en A die zijn gebruikt voor het geweld tegen slachtoffer en dat verdachte A heeft uitgelegd hoe hij in de woning van slachtoffer moest komen (r.o. 2.4).

Verdachte heeft dus een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het gepleegde feit. Dat blijkens de bewezenverklaring de verdachte de moord tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zonder dat vastgesteld kan worden wie van hen de dodelijke messteek heeft toegebracht, staat hier niet aan in de weg (r.o. 2.5).
Verdachte kan veroordeeld worden voor medeplegen van moord.

Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad gaat mee met het oordeel van het hof.

Noot: De annotator merkt op dat grenzen in het materiële strafrecht niet erg scherp zijn. Zie bijvoorbeeld het verschil tussen uitlokking, medeplichtigheid en medeplegen. Dit kan leiden tot formalisme en bewijsproblemen opleveren. Verder bespreekt de annotator in welke gevallen de grens tussen verschillende deelnemingsvormen vaag is en in welke gevallen je juist wel in een bepaalde sfeer blijft. In casu was dit echter geen heikel punt. Er was immers sprake van meer dan niet-strafbare uitlokking. Nadat verdachte bij haar nieuwe vriend het opzet had gewekt om het slachtoffer te doden, hielp zij hem bij het verkrijgen van de nodige middelen, zij legde hem uit hoe hij binnen kon komen in de woning van het slachtoffer en zelfs na de voltooiing van de moord probeerde ze hem een alibi te verschaffen en deed ze betalingen.