Specifieke vaardigheden 4 Flashcards

1
Q

Middelen om een coherent situatiemodel van een tekst te construeren

A
  • Verwijswoorden→ woorden die terugverwijzen naar een bepaalde entiteit die eerder in de tekst is genoemd
  • Connectieven → woorden die logische of causale relaties weergeven
  • Inferenties→ gevolgtrekkingen over wat bedoeld wordt die verder gaan dan de informatie die direct gegeven is in de tekst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom hebben kinderen met problemen in BL moeite met het maken van inferenties?

A
  • Kinderen met problemen in begrijpend lezen kunnen minder goede inferenties maken, wat de opbouw van een coherent situatiemodel sterk bemoeilijkt.
  • Zwakke begrijpend lezers hebben ook minder kennis van tekststructuren.
  • Zwakke lezers zijn minder goed in begripsmonitoring (het bewaken van hun begrip van de tekst)
  • Tekort aan werkgeheugencapaciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stimuleren van leesvaardigheden technisch en begrijpend lezen

A
  • De afname van de samenhang tussen technisch en begrijpend lezen, naarmate de vaardigheid in technisch lezen toeneemt, stelt beperkingen aan het effect dat van een interventie gericht op technisch lezen verwacht mag worden.
  • Aan het begin van de basisschool zal een dergelijke interventie nog effect hebben, maar het effect zal afnemen in de hogere klassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stimuleren van leesvaardigheden woordenschat en begrijpend lezen

A
  • De samenhang tussen woordenschat en begrijpend lezen is substantieel en neemt gedurende de basisschool zelfs toe. Van interventies gericht op het vergroten van de woordenschat kan dus effect op begrijpend lezen verwacht worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Simple view of reading (SVR) model

A

Een model voor leesbegrip. Volgens dit model worden de vaardigheden en processen die te maken hebben met leesbegrip onderverdeeld in decoderen en linguïstiek begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Decoderen

A

het vermogen geschreven tekens om te zetten in taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Linguïstisch begrip

A

het verwerken van taal in het algemeen. Het gaat om de vaardigheid informatie en betekenis uit taal te halen, dat je vragen kan beantwoorden over wat je net gelezen of gehoord hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transparante alfabetische orthografieën

A

alles wordt vooral geschreven hoe je het hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diepe alfabetische orthografieën

A

verschillende fonemen kunnen op dezelfde manieren worden geschreven en dezelfde lettercombinaties kunnen verschillend worden uitgesproken in verschillende woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Situatiemodel

A

coherente mentale representatie van de situatie zoals beschreven in de tekst.
tekst, taal en kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly