Specifieke vaardigheden 1 Flashcards
Fonologie
klankleer (onderscheiden van spraakklanken in ‘boek’ en ‘doek’)
Semantiek
woordenschat (het leren van betekenis van woorden)
Morfologie
vormleer (werkwoorden vervoegen)
Syntaxis
zinsopbouw (woordvolgorde in zin)
Pragmatiek
communicatieve regels (niet door elkaar heen praten)
Metalinguïstiek
reflectie (zelfcorrectie)
5 perioden normatieve taalontwikkeling
- Prelinguale periode: 1ste levensjaar
• Baby’s communiceren via lichaamstaal en gelaatsexpressies. Ze uiten zich door lachen, huilen, bewegingen, vocalisaties en brabbelen. Ouders reageren op deze communicatie: ze praten op duidelijke en expressieve wijze en passen hun taalgebruik aan.
• Na 6 maanden gaat baby ook op voorwerpen reageren. - Vroeg-linguale periode: 1 – 2,5 jaar
• Kinderen leren in deze periode dat taal een middel is om betekenis over te dragen. Het taalgebruik ontwikkelt zich via eenwoord- en tweewoorduitingen naar eenvoudige meerwoordzinnen. In de vroege fasen praten kinderen vooral over zaken uit hun dagelijkse leefwereld. - Differentiatiefase: 2,5 – 5 jaar
• De lexicale ontwikkeling. Kinderen gaan naast inhoudswoorden ook andere woordklassen (bijv. voorzetsels) gebruiken. Ze leren zelfstandige naamwoorden te verbuigen en werkwoorden te vervoegen. - Voltooiingsfase: 5 – 10 jaar
• Schriftelijke taal wordt in deze fase verworven. Ook doen kinderen veel met mondelinge taal d.m.v. bijvoorbeeld het kringgesprek. Woordenschat neemt toe en kinderen verbeteren elkaar (metalinguïstische vaardigheid) - Latere taalontwikkelingsfase: (>10jaar)
• Woordenschat neemt nog toe en kinderen leren steeds beter de betekenis van woorden af te leiden uit de context. Ook morfologie en syntaxis wordt steeds ingewikkelder. Kinderen leren dat taal niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk gebruikt kan worden
Nativisme
stellen dat er een sterke biologische aanleg is voor taalontwikkeling
Interactionisme
veronderstelt dat mensen beschikken over enige aangeboren eigenschappen waardoor kinderen taal kunnen leren op basis van taalervaring.
Brede omgevingstaal
taal die niet rechtstreeks tot het kind gericht is
Child directed speech/verzorgerstaal
taal die rechtstreeks tot kind gericht is
restricted code
In lagere sociale milieus wordt verzorgers taal relatief vaak gebruikt om te sturen, verbieden en bevelen
elabarated code (expansie)
In hogere sociale milieus wordt taal meer uitleggend gebruikt, taal dient om omgeving te begrijpen
Invloed van meertaligheid
Kinderen die twee talen leren, hebben doorgaans een kleiner vocabulaire in elk van hun talen dan kinderen die slechts één taal leren
Geboorteafhankelijke invloeden
- Eerstgeboren kinderen zijn tijdelijk enig kind, en zolang die status voortduurt, hebben ze meer mogelijkheden voor communicatieve interactie met een volwassene en een grotere blootstelling aan volwassenen ‘kindgerichte spraak dan ooit geborenen ooit doen.
- Eerstgeborenen zijn meer gevorderd in woordenschat en grammatica, maar latere geboren kinderen zijn meer gevorderd in conversationele vaardigheden