Sociale Psychologie Flashcards
Autokinetisch effect
Een gefixeerd lichtpuntje in een donkere ruimte lijkt te bewegen wanneer iemand er lang naar kijkt
Sociale Brein Theorie
Sociale dieren, zoals primaten, hebben een groter brein (vooral prefrontale cortex) nodig omdat ze veel moeten aanpassen en beheersen afhankelijk van de sociale situatie.
Twee condities van ingroups
- Wederkerigheid (Als persoon A persoon B helpt, helpt persoon B ook persoon A.)
- Transitiviteit (Mensen delen vaak de opinie van hun vrienden over andere mensen)
Outgroup homogeniteitseffect
Wanneer mensen outgroup leden als meer gelijk aan elkaar zien dan ingroup leden.
Minimal group paradigm
Procedure waarmee gekeken wordt hoe mensen omgaan met hun groep. Ingroup favoritisme, ze deelden liever met hun eigen groepsleden.
Social Loafing
Wanneer mensen minder hard gaan werken in een groep, als de verantwoordelijkheid gedeeld wordt
Normatieve Invloed
Wanneer mensen hun mening aanpassen om in een groep te passen
Informele Invloed
Wanneer mensen denken dat het gedrag van de menigte het beste gedrag is
Inclusive Fitness
Dat het voortbestaan van de genen belangrijk is dan overleving van het individu.
Kin Selection
Voornamelijk altruïstisch gedrag naar mensen die de genen delen.
Bystander Intervention Effect
- Verspreiding van verantwoordelijkheid
- Angst om fouten te maken / af te gaan
- Anoniem willen blijven
- Wegen af: welke schaden lopen ze op door te helpen en wat lopen ze mis door niet te helpen
Mere Exposure Effect
Hoe vaker je ergens aan blootgesteld wordt, hoe meer je het leuk gaat vinden
Attitude Accessibility
De mate van moeilijkheid waarmee iemand zijn standput terug kan halen uit zijn geheugen
Expliciet standpunt
Waar je zelf weet van hebt en over communiceert naar anderen
Impliciet standpunt
Beïnvloedt gevoelens of gedrag op een onbewust niveau