Skillslab (venepunctie, cardio, pneumo) Flashcards

1
Q

Pre-analytische fase

A

= fase die eigenlijke laboratoriumanalyse voorafgaat en omvat:

  • de voorbereiding van de patiënt (voedselinname, tijdstip, houding)
  • de bloedafname zelf (contaminatie van infuus, steriliteit, vacuumfouten)
  • het staaltransport (hemolyse)
  • de staalverwerking (o.a. centrifugatie)
  • de staalbewaring
  • de fysiologische variabelen van de patiënt die een invloed kunnen hebben op de laboratoriumresultaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nuchter bloedstaal

A

nuchter = ca 12u niets gegeten (= 1 nacht)

  • glucose: diagnose diabetes mellitus
  • cholesterol: liefst nuchter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet-nuchter staal

A
  • (lichte vetarme maaltijd): voor de meeste analyses
  • Voedselinname geeft aanleiding tot biologische variatie en kan analytische interferenties veroorzaken bijv. sterk lipemische stalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hemolyse

A

LDH, ALT, K,

haptoglobine (kan onderscheid maken tussen in vivo (normaal) en in vitro (sterk gedaald))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pseudo-hyperglycemie

A

bij afname aan infuusarm met 5% glucose infuus,

bijkomend ook dilutie van andere parameters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pseudo-hypoglycemie

A

bij te traag transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ammonium en ACTH bepaling

A

vergen transport van staal op ijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Preferentie van venen in arm

A

preferentieel de V. intermedia (mediana), dan de V. cephalica en als laatste keuze de V. basilica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Te vermijden prikplaatsen

A
  • rm met aanwezigheid van infuus
  • In de buurt van of in een hematoom
  • In de buurt van of doorheen een huidaandoening (b.v. eczeem, psoriasis), littekens (bijv. na verbranding),…
    Niet-gezonde huid heeft minder recuperatiecapaciteit.
  • Uit een arm met een dialyseshunt (zeker niet uit de shunt zelf)
  • Verlamde of ongevoelige delen
  • Oedemateuze zones
  • Arm aan de zijde van een borstamputatie (met verwijderen oksellymfonodi)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Materiaal venepunctie

A
handalcohol
handschoenen
alcoholische (70%) ontsmettingsvloeistof
gaasjes (deppers)
naalden (verschillende diktes), evt. vleugelnaaldje
naaldhouder
voldoende bloedafnamebuizen
stuwband
kleefpleister
nierbekken
naaldcontainer
bedbescherming
aanvraagformulier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Serumbuis (rood, roze)

A

Serum kan o.a. gebruikt voor de meeste biochemische analyses (elektrolyten, enzymen, eiwitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Citraatbuis (lichtblauw)

A

Citraatplasma wordt o.a. gebruikt om de stollingsparameters van de patiënt na te kijken (o.a. PT, APTT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heparinebuis (groen)

A

Heparineplasma kan o.a. gebruikt voor de meeste biochemische analyses (elektrolyten, enzymen, eiwitten)

Voordeel t.o.v. serumbuizen: bloed moet niet stollen (wat minimum 15 à 30 min. in beslag neemt) en na centrifugatie kan het plasma onmiddellijk gebruikt worden

Toepassing: urgenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

EDTA buis (paars)

A

Deze buis wordt o.a. gebruikt ter evaluatie van de cellulaire elementen in het bloed: telling, morfologie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
EDTA (Ethyleen Diamine Tetra Acetaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fluoride/oxalaatbuis (grijs)

A

Deze buis wordt o.a. gebruikt om glucose en lactaat concentraties te bepalen

Glucose en lactaatconcentraties veranderen tijdens het transport en bewaring in vitro: cellen verbruiken nog glucose en produceren lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afnamevolgorde bloedbuizen

A
Hemoculturen 
Serumbuis (rood-roze)
Citraatbuis (lichtblauw)
Heparinebuis (groen)
EDTA buis (paars)
Fluoride/oxalaatbuis (grijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Types naalden

A
1ste keus 20 G = geel = 0.9 mm = de standaard (groot debiet, kleine afstand tussen vene en buisje)
2de keus 21 G = groen = 0.8 mm
3de keus vleugelnaald
4de keus 22 G = zwart = 0.7 mm
Handrug: vleugelnaald
Hemoculturen: vleugelnaald
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Systolische bloeddruk

A

De eerste korokotoff-toon, korte tonen die hoorbaar zijn wanneer de manchette leegloopt; alleen tijdens de systole stroomt er bloed (systolische bloeddruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Diastolische bloeddruk

A

Vijfde Korotkoff toon = Stilte: doordat bloed gedurende zowel de systole als de diastole door de slagader stroomt, zijn er geen wervelingen en dus geen geluiden (

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Enkel-arm-index (EAI)

A

Normaal in rust > 0, 9 - 1,3

Ernstig gestoord in rust is < 0,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Centraal veneuze druk (CVD)

A
  • inspectie vena jugularis interna
  • hoek 45°
  • normaal: nauwelijks welving juist boven clavicula te zien (geen pulsaties maar eerder een welving)
  • wanneer hoger dan de helft van de hals kan je er van uitgaan dat de CVD verhoogd is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hepato-jugulaire reflux

A
  • inspectie van CVD (v jugularis interna) in 45° en bijkomend duwen op lever (zeker 10 seconden),
    wanneer positief (stijging van ongeveer 3cm of duidelijk zakken wanneer druk weg) dan zal de CVD toenemen bij dit manoever
  • ter diagnose van RV falen
  • negatief als niet toeneemt of slechts 1 a 2 sec
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ruis over A carotis

A
  • mogelijke a carotis stenose (doch niet obligaat aanwezig bij stenose!)
  • wanneer positief, indicatie voor US carotiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verplaatsing ictus cordis

A

naar onder: LV hypertrofie
naar lateraal: LV dilatatie
naar parasternaal links: RV hypertrofie

25
Q

Plaatsen van hartauscultatie

A

M-punt: ictus cordis
T-punt: 4 e ICR links parasternaal
A-punt: 2 e ICR rechts parasternaal
P-punt: 2 e ICR links parasternaal

26
Q

Harttonen

A

S1 (sluiten AV kleppen) (luidst)
S2 (sluiten aorta en pulmonalis kleppen),
systole (korter) en diastole (langer),
extra harttonen? Clicks? Ruisen? Derde harttoon? Vierde harttoon? Galloptoon?

27
Q

Hartgeruisen

A
  • systolisch (tussen S1 en S2, het korte interval)

- diastolisch (tussen S2 en S1, het lange interval)

28
Q

Speciale posities hartauscultatie

A

li zijlig: bij vermoeden van MS

zittend: bij vermoeden van AR(=AI)
voorovergebogen: bij vermoeden van pericardwrijven.

29
Q

Projectie van longen op thorax

A

Apex: 2-4 cm boven medioclaviculaire lijn

Onderrand ventraal: kruist 6de rib medioclaviculair en 8ste rib midaxillair

Onderrand dorsaal: meestal rond de processus spinosus van D10 (rechts meestal 1-2 cm hoger dan links); kan afzakken tot D12 na diepe inademing

30
Q

Inspectie bij longziekten

A
  1. Kleur van de patiënt: Cyanose? Oppervlakkige venetekenigen op de ventrale thoraxwand?
  2. Ademhaling: frequentie? ritme? diepte? ademarbeid? verhouding in/expiratie? houding?
  3. Vingertoppen en -nagels: Clubbing?
  4. Vorm en symmetrie van de thorax? Structureel? Toegenomen voorachterwaardse diameter? Verminderde ademsbewegingen? Paradoxale bewegingen?
31
Q

Cyanose

A
  • “Cyanose is een blauwachtige verkleuring van de huid, door een toegenomen hoeveelheid gereduceerd hemoglobine (> 5g/100 ml bloed).” Alleen bij een zeer ernstig zuurstoftekort (saturatie <85% of pO2 <53mmHg) wordt cyanose zichtbaar.
  • Centrale cyanose (~ hypoxie, RL-shunting): Let vooral op lippen en oorlellen!
  • Perifere cyanose (~ lage cardiac output)
32
Q

Ademhalingsfrequentie

A
  • Normale frequentie: 14-20/min
  • Tachypneu (etiologie divers: longziekten, hypoxie, longoedeem, koorts, hypotensie, sepsis, metabole acidose, anemie)
  • Kortademigheid: na het uitkleden of reeds bij het praten?
33
Q

Cheyne-Stokes ademhaling

A

(~ hartfalen) : cyclisch wisselende ademhaling variërend tussen hyperpnoe tot apnoe

34
Q

Duur van in- en uitademing

A
  • De duur van de inademing is normaal iets korter dan de uitademing (verhouding 5/6)
  • Verlengd expirium komt voor bij astma, COPD, te differentiëren van “Astma cardiale”
35
Q

Neusvleugel-ademen

A
  • de patiënt maakt gebruik van de hulpademhalingsspieren (m scalenus, pectoralis, sternocleidomastoideus)?
  • vb bij verhoogde ademarbeid
36
Q

Houding van patiënt bij ademhaling

A

bij hevige kortademigheid zal de patient verkiezen om te zitten, soms met de handen gesteund om de schouders te fixeren.

37
Q

Clubbing

A

“ Trommelstokvingers en horlogeglasnagels”: ontstaan door chronische hypoxemie (vnl bij pulmonale en cardiale pathologie)

38
Q

Vorm en symmetrie van de thorax bij longziekten

A
  • Structurele afwijkingen: vb kyfoscoliose, pectus carinatum, pectus excavatum
  • Toegenomen voorachterwaartse diameter met horizontale stand van de ribben is typisch voor hyperinflatie bij chronisch obstructief bronchiaallijden.
  • Verminderde adembewegingen aan één zijde suggereren meestal pathologie langs die kant.
  • Paradoxale bewegingen, vb flail chest, intrekken intercostale zones
  • Aanwezigheid van oppervlakkige venetekening op de ventrale thoraxwand, al dan niet in combinatie met opzetting van de venae jugularis, armvenen en oedeem van de hals, gelaat en schouders pleit voor een vena cava superior syndroom.
39
Q

Palpatie thorax bij longziekten

A
  • Zoek drukpijnlijke punten
  • Palpeer afwijkingen opgemerkt bij inspectie
  • Ligging van de trachea: een niet-mediane ligging wijst op afwijking
  • Palpeer de schildklier,
  • palpeer lymfeklierstations van oksel, hals en fossa supraclavicularis
  • Evalueer de thoraxexcursie tijdens het ademen (evt. met lintmeter)
40
Q

Vesiculair ademgeruis

A
  • Zacht ruisend geluid hoorbaar over de alveoli, waar de hoge-toon componenten uit de centrale luchtweg worden weggefilterd, hoorbaar tijdens inademing en nog zachter tijdens uitademing.
  • Dit wordt bij gezonde mensen over alle longvelden gehoord
  • De verhouding hoorbare inademing over uitademing is 3/1 (let op: verhouding inademing over uitademing is 5/6; uitademing is bij auscultatie echter beperkt hoorbaar)
  • Bij plaatselijke afwijkingen van de alveoli kan die filterfunctie verdwijnen en “bronchiaal ademen” gehoord worden op plaatsen waar dat normaal niet het geval is.
41
Q

Bronchiaal ademgeruis (/ tracheaal AG)

A
  • Turbulent geluid dat ontstaat thv de larynx en de grote luchtwegen (waar zich weinig alveoli tussen de grote luchtwegen en de thoraxwand bevinden, en de geleiding evt door vast weefsel verloopt).
  • De intensiteit van dit geruis is luider en scherper
  • Onder normale omstandigheden enkel te horen boven de trachea en de grote bronchi: ventraal: driehoek met basis naar de hals en punt langsheen rechter sternumwand, tot ongeveer 3 de intercostaalruimte;
    dorsaal: tussen de schouderbladen
  • Het geruis is hoorbaar tijdens de volledige inademing en uitademing (verhouding 5/6)
  • pathologisch indien buiten het gebied van trachea en hoofdbronchi
42
Q

Afwijkingen van de intensiteit, duur of lokalisatie van de normale ademgeruisen

A
  • Gedaald of afwezig ademgeruis
  • Bronchiaal ademgeruis: pathologisch indien buiten het gebied van trachea en hoofdbronchi
  • Verlengd expirium
43
Q

Bijgeruisen bij longauscultatie

A
  • Discontinue geruisen: ‘crepitaties’ (fijn) of ‘crackles’ (grof)
  • Continue bijgeruisen: ‘ronchi’: hoog- (piepend, wheezing) of laagtonig (grove of brommende ronchi)
  • Pleurawrijven
44
Q

Discontinue geruisen: ‘crepitaties’ (fijn) of ‘crackles’ (grof)

A
  • Intermittente, explosieve, kortdurende geluiden
  • Ontstaan doordat een aantal alveoli en kleine luchtwegen tijdens het inspirium plots opengaan (cfr wrijf aan je oor een plukje haar tussen je vingers)
  • Worden vnl. inspiratoir waargenomen
  • Fijne eindinspiratoire crepitaties kunnen bij oudere, obese of bedlegerige mensen nog normaal zijn (typisch dorsobasaal) of kunnen optreden bij beginnende linksdecompensatie of pneumonie.
  • Grovere inspiratoire crepitaties kunnen wijzen op longfibrose
  • Grove in- en expiratoire crepitaties, de zgn. “velcro crepitaties” worden gehoord bij longfibrose en bronchiëctasieën
  • Beschrijf WAT je hoort en WAAR!
45
Q

Continue bijgeruisen: ‘ronchi’: hoog- (piepend, wheezing) of laagtonig (grove of brommende ronchi)

A
  • Langduriger
  • Piepende ronchi of “wheezing”: hoge frequentie, wijzend op luchtwegvernauwing. Diffuse wheezing wijst op diffuse luchtwegvernauwing (vb asthma), terwijl gelokaliseerde wheezing aan een gelokaliseerde vernauwing doet denken (vb tumor)
  • Ronchi met een lage frequentie worden soms brommende ronchi genoemd. Dit kan het gevolg zijn van secreties in de luchtwegen: laat de patiënt krachtig hoesten.
  • Stridor: een hoogtonig-gierend geluid bij inademing bij vernauwing van decentrale luchtweg, (nabootsbaar door stembandsluiting). Vaak best te horen zonder stethoscoop bij diepe inspiratie;
  • Beschrijf WAT je hoort en WAAR!
46
Q

Piepende ronchi of “wheezing”

A

hoge frequentie, wijzend op luchtwegvernauwing. Diffuse wheezing wijst op diffuse luchtwegvernauwing (vb asthma), terwijl gelokaliseerde wheezing aan een gelokaliseerde vernauwing doet denken (vb tumor)

47
Q

Ronchi met een lage frequentie/ soms brommende ronchi genoemd.

A

Dit kan het gevolg zijn van secreties in de luchtwegen: laat de patiënt krachtig hoesten.

48
Q

Stridor

A

een hoogtonig-gierend geluid bij inademing bij vernauwing van decentrale luchtweg, (nabootsbaar door stembandsluiting). Vaak best te horen zonder stethoscoop bij diepe inspiratie;

49
Q

Pleurawrijven

A
  • Laagfrequente geluiden die in- en expiratoir hoorbaar zijn. Cfr over elkaar wrijven van 2 stukken leer of wandelen in verse sneeuw
  • Berust op het over elkaar wrijven van de pleurabladen met een pathologisch onregelmatig oppervlak (vb fibrinebeslag)
  • Niet altijd te onderscheiden van crepitaties
50
Q

Pneumothorax kliniek

A

INSPECTIE
(Licht) verminderde beweeglijkheid van aangetaste helft

PERCUSSIE
Hypersonoor

AUSCULTATIE
Verminderd ademgeruis

BRONCHOFONIE
Verminderd

51
Q

Pleuravocht kliniek

A

INSPECTIE
(Licht) verminderde beweeglijkheid van aangetaste helft

PERCUSSIE
Gedempt

AUSCULTATIE
Verminderd ademgeruis (aan de rand kan er bronchiaal ademen zijn)

BRONCHOFONIE
Verminderd

52
Q

Pneumonie kliniek

A

INSPECTIE
Lichte tot ernstige dyspnoe + hulpademhalings-spieren

PERCUSSIE
Normaal of gedempt

AUSCULTATIE
Ademgeruis normaal of verminderd of verscherpt (bronchiaal), evt. ronchi of crepitaties

BRONCHOFONIE
Versterkt

53
Q

Asthma aanval kliniek

A

INSPECTIE
Lichte tot zeer ernstige dyspnoe +Secundair AH-spieren

PERCUSSIE
Normaal

AUSCULTATIE
Verlengd expirium Wheezing

BRONCHOFONIE
Geen afwijkingen

54
Q

Emfyseem kliniek

A

INSPECTIE
Tonvormige thorax

PERCUSSIE
Hypersonoor. Laagstaande longgrenzen met verminderde beweeglijkheid

AUSCULTATIE
Zwak ademgeruis verlengd expirium
Soms brommende ronchi
Soms piepende ronchi

BRONCHOFONIE
Niet specifiek

55
Q

Atelectase kliniek

A

INSPECTIE
(Licht) verminderde beweeglijkheid van aangetaste helft, soms verplaatsing trachea naar aangetaste zijde

PERCUSSIE
Gedempt

AUSCULTATIE
Verminderd ademgeruis

BRONCHOFONIE
Verminderd

56
Q

Stemfrenitus principe en uitvoering

A

Het stemgeluid van de patiënt wordt via de bronchopulmonale boom voortgeleid naar het longweefsel en de thoraxwand, waar het als een palpabele vibratie kan worden waargenomen.

Laat de patiënt met luide stem bijvoorbeeld “99” zeggen. Palpeer met de palmaire zijde van beide handen de thoraxwand op verschillende plaatsen.

57
Q

Stemfrenitus (palpatie) interpretatie

A
  • in normale omstandigheden is de stemfremitus het duidelijkst interscapulair en rechts>links.
  • neemt toe wanneer de densiteit van het longweefsel toeneemt, bijvoorbeeld in geval van longconsolidatie bij pneumonie.
  • daalt wanneer de transmissie afneemt, bijvoorbeeld in geval van bronchiale obstructie, pleura-uitstorting, pleuraverdikking, pneumothorax.
58
Q

Bronchofonie principe en uitvoering

A

Het stemgeluid van de patiënt wordt via de bronchopulmonale boom voortgeleid naar het longweefsel en de thoraxwand.

Laat de patiënt met luide stem bijvoorbeeld “99” zeggen. Ausculteer de thoraxwand op verschillende plaatsen.

59
Q

Bronchofonie (auscultatie) interpretatie

A
  • In normale omstandigheden is het stemgeluid niet verstaanbaar bij auscultatie.
  • Wanneer we het stemgeluid duidelijk kunnen onderscheiden, spreken we van bronchofonie. Dit wijst op een toename van de densiteit van het longweefsel, bijvoorbeeld in geval van longconsolidatie bij pneumonie.