Locomotorisch OL Flashcards
4 botten van het bekken
Sacrum (het heiligbeen) Os coccygis (het staartbeen) Ossa coxae (de twee heupbeenderen)
os coxae bestaat uit
os ilium (darmbeen) met de crista iliaca (bekkenkam), os ischii (zitbeen) met het tuber ischiadicum (zitknobbel) en het os pubis (schaambeen), die samen lateraal het acetabulum (heupkom) vormen.
heupgewricht (articulatio coxae)
is een kogelgewricht dat wordt gevormd door het acetabulum en het caput femoris (heup- of femurkop). Het acetabulum is verdiept door een lip van vezelig kraakbeen (labrum acetabulae). Het gewrichtskapsel wordt versterkt door zeer sterke gewrichtsbanden (ligamenten).
Inspectie van bekkengordel en heup
- Ventrale zijde
Bekkenstand aan de hand van de positie van de spinae iliacae anteriores superiores (SIAS)
M. quadriceps femoris - Laterale zijde
Stand van de heup, knie en enkel (trek een loodlijn door de trochanter maior, fibulakop en malleolus lateralis).
M. tensor fasciae latae en de tractus iliotibialis - Dorsale zijde
Lumbale lordose (en eventueel scoliose) en m. erector spinae
Stand van het bekken aan de hand van de cristae ilacae
Bilcontouren en -plooien (gluteus maximus)
Hamstrings
Anatomische structuren bekkengordel en heup
- In staande houding
Cristae iliacae
Spina iliaca anterior
Spieren:
m. quadriceps femoris
m. tensor fasciae latae en de tractus iliotibialis
m. erector spinae
m. gluteus maximus
hamstrings
adductoren - In zijlig (onderste been gestrekt en bovenste been gebogen met knie op de onderzoekstafel en de voet achter het onderste been)
Trochanter major (aanhechting mm. gluteus medius en minimus)
Bursa trochanterica (electieve drukpijn bij bursitis) - In buiklig
Tuber ischiadicum (aanhechting hamstrings) - In ruglig
Liesstreek
Os pubis met symfysis pubica (aanhechting buikspieren en adductoren)
flexie van de heup spieren
m. rectus femoris en m. iliopsoas
abductie van de heup spieren
m. tensor fasciae latae en m. gluteus medius
adductie van de heup spieren
m. adductor longus, brevis en magnus
extensie van de heup spieren
m. gluteus maximus en hamstrings
Specifieke testen van de heup
- Teken van Trendelenburg
- Triade van de adductorentendinopathie
- handgreep van Thomas
- bursitis trochanterica (opsporen in zijlig)
Teken van Trendelenburg
De patiënt staat recht op. Vraag de patiënt op één been te gaan staan met het andere been geheven in 90° flexie heup en 90° flexie knie. Als de heup van het geheven been begint uit te zakken (bilplooi geheven been lager dan steunbeen) duidt dit op een verzwakking van de heupabductoren van het steunbeen (m. gluteus medius). Hierdoor kan de patiënt de aangedane heup (van het steunbeen) niet stabiliseren.
Triade van adductoren tendinopathie
In ruglig met knie in flexie en voet tegen mediale zijde van de contralaterale knie
DRUKPIJNLIJKHEID Spoor drukpijnlijkheid op thv. de insertie aan het os pubis van de adductoren (m. adductor longus en magnus)
WEERSTANDSTEST Fixeer met de handpalm de binnenzijde van de knie en geef weerstand tegen adductie
ELONGATIETEST Beweeg in dezelfde houding de knie maximaal naar de tafel toe (abductie en exorotatie)
Handgreep van Thomas
De patiënt ligt in ruglig, een hand wordt ter hoogte van de lumbale lordose onder de rug geplaatst.
De normale heup wordt met de andere hand in flexie gebracht tot de lumbale lordose verstrijkt.
In deze positie mag de andere heup niet in flexie gaan en moet de dij contact met de tafel behouden, anders wijst dit op een verkorting van de heupflexoren.
Kniegewricht
- wordt gevormd door femur, tibia en patella
- bestaat uit twee gewrichten: patellofemorale gewricht en het tibiofemorale gewricht die een gezamenlijk gewrichtskapsel hebben.
Articulatio tibiofibularis
De fibula ligt buiten het kniegewricht. De articulatio tibiofibularis is een (bijna) onbeweeglijk gewricht
Mediale meniscus
is halvemaanvormig en vergroeid met het ligamentum collaterale mediale en het gewrichtskapsel, en is daardoor weinig beweeglijk. Dit verklaart dat de pathologie van de mediale meniscus het frequentst is.
Laterale meniscus
is bijna rond en niet vergroeid met het ligamentum collaterale laterale of het gewrichtskapsel en daardoor beweeglijker.
Kruisbanden
dienen vooral voor het onderhouden van het contact tussen femur en tibia bij draaibewegingen. Deze banden liggen intracapsulair maar zijn extra-articulair. De voorste kruisband (ligamentum cruciatum anterius) en de achterste kruisband (ligamentum cruciatum posterius ) draaien tijdens een exorotatie van de tibia t.o.v. de femur uiteen en komen dan min of meer parallel te liggen; bij endorotatie draaien de kruisbanden in elkaar.
Patellofemoraal gewricht
De patella wordt omvat door de pees van m quadriceps femoris. De V-vormige achterzijde (de facies articulares) is bekleed met kraakbeen en schuift hiermee in de trochleaire groeve (de facies patellaris) van de femur, naar craniaal bij extensie en naar caudaal bij flexie van de knie. Bij flexie heeft de patella de neiging zich naar lateraal te verplaatsen.
genua vara
O benen
genua valga
X benen
Patella stand
- zelfde hoogte (patella alta)
- stand t.o.v. de middellijn (kissing patellae)
Musculus quadriceps femoris
m. vastus medialis en lateralis en m. rectus femoris (m vastus intermedius
Laterale inspectie van de knie
Genu flexum/recurvatum: de normale stand is volledige extensie