Locomotorisch WZ Flashcards
Beenderen van wervelkolom
7 cervicale, 12 thoracale en 5 lumbale wervels. De 5 wervels van het os sacrum zijn met elkaar vergroeid alsook de 3 of 4 wervels van het os coccygis.
Tussenwervelschijven/ disci intervertebrale
- opgebouwd uit een ringvormige bindweefselige annulus fibrosus waarbinnen zich de gelatineuse nucleus pulposus
- schokbrekers en hebben een functie in de flexibiliteit.
Flexie in wervelkolom
kan in de gehele wervelkolom plaatsvinden doch het meest uitgesproken cervicaal.
Extensie in wervelkolom
is het meest uitgesproken cervicaal en lumbaal.
Lateroflexie in wervelkolom
is cervicaal, thoracaal, lumbaal in gelijke mate mogelijk.
Rotatie in wervelkolom
is vooral cervicaal en (hoog) thoracaal mogelijk en het minst lumbaal.
Inspectie CWZ
Stand van het hoofd (hoofdscheefstand in frontale vlak)
Stand van de hals (torticollis, meestal t.g.v. m. sternocleidomastoideus)
Stand van de schouders
Lordose
Oppervlakte anatomie CWZ
Protuberantia occipitalis externa
Processus mastoideus
Processus spinosus C2: palpeer met de nek ontspannen in neutrale positie onder het occiput naar de diepte op de mediaanlijn. De eerste benige knobbel is processus spinosus van C2.
Processi spinosi C3 tot C6: te palperen bij retroflexie ( ontspannen van het ligamentum nuchae)
Processus spinosus C7: meest prominent bij anteflexie
Differentieer C6 en C7 door vingertoppen van wijsvinger en middenvinger t.h.v. de processi spinosi van C6 en C7 te plaatsen terwijl je lateraal van de patiënt staat. Voer een maximale retroflexie uit en de vingertop die in de diepte naar ventraal verdwijnt bevindt zich t.h.v. C6.
Ligamentum nuchae: een septum in de mediaanlijn van de nek, vanaf de protuberantia occipitalis externa tot de doornuitsteeksels van de onderste halswervels. Palpeer bij anteflexie.
M.trapezius : pars descendens
Paravertebrale musculatuur
Specifieke testen CWZ
- Compressiepijn (processi spinosi)
- Test van Spurling
Test van Spurling
= gecombineerde retroflexie-lateroflexie-rotatie met axiale compressie (test facettaire en radiculaire pathologie).
- Sta ACHTER de ZITTENDE patiënt en voer met beide handen passief een lateroflexie, rotatie en extensie uit. Plaats dan één of twee handen op het hoofd van de patiënt en voer geleidelijk toenemend axiale druk uit.
- Bij facettair lijden zal door dit manoeuver de druk facettair toenemen en de patiënt zal pijn krijgen of de bestaande pijn zal toenemen.
- Tegelijkertijd worden ook de foraminae intervertebraliae door dit manoeuver met 20-30% vernauwd.
- Voorafbestaande radiculaire pijn wordt uitgelokt of verergerd.
Inspectie TWZ
Stand van de schouders
Scapulae
Kyfose
Scoliose
Gibbus: bochel aan de convexe zijde van de scoliose
Spieren: m. trapezius, m. supraspinatus, m. infraspinatus, m. teres minor en maior, m. latissimus dorsi, m. erector spinae
Gibbus
bochel aan de convexe zijde van de scoliose
Oppervlakte anatomie TWZ
scapulae met referentiepunten: spina scapulae en angulus inferior
Processus spinosus T3 en T7
Costovertebrale junctie (een duimbreedte lateraal van processi spinosi)
Paravertebrale musculatuur
actief en passief bewegingsonderzoek TWZ
Vraag patiënt de romp en schouders zo ver mogelijk naar links en rechts te roteren. Roteer voor het passief onderzoek met de ene hand op de voorzijde van de schouder en de andere op de achterzijde de romp van de patiënt maximaal naar links en rechts.
Specifieke testen TWZ
- Compressiepijn (proc spinosi)
- Kloppijn wervels
- Meten thoraxexpansie en ademhalingsexcursie