semi-aucilliaires Flashcards

1
Q

Ze was net teruggekeerd van een congres in Frankrijk.

A

Elle venait de rentrer / retourner d’un congrès en France.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik ben bijna van de trap gevallen

A

J’ai failli tomber de l’escalier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zij kan zich vergissen.

A

Elle peut se tromper.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mijn collega is bijna verongelukt.

A

Mon collègue a failli mourir dans un accident / se tuer dans un accident.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik ging net een bad nemen toen ik een ontploffing hoorde.

A

J’étais sur le point de prendre un bain quand / lorsque j’ai entendu une explosion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik heb het hem toch juist gezegd.

A

Je viens de le lui dire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het kind heeft zijn been gebroken en kan nu niet meer lopen.

A

L’enfant s’est cassé la jambe et ne peut plus marcher maintenant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb een schoonheidsvlakje laten wegnemen.

A

J’ai fait enlever une tache de beauté.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hij begint te verouderen.

A

Il commence à vieillir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Blijf glimlachen.

A

Continue / continuez à sourire.
Ne cesse / cessez pas de sourire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik laat ze maar betijen / bezig.

A

Je les laisse faire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

We hebben eerst goed nagedacht.

A

Nous avons commencé par bien réfléchir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uiteindelijk hebben we “ja” gezegd.

A

Nous avons fini par dire “oui”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ze heeft zich laten opereren.

A

Elle s’est fait opérer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We zullen je zeker op de hoogte houden.

A

Nous ne manquerons pas de vous tenir au courant. (

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hij laat dat gezwel onderzoeken.

A

Il fait examiner cette tumeur.

17
Q

Ik ga zo dadelijk uw huisarts verwittigen.

A

Je vais avertir / prévenir votre médecin de famille.

18
Q

Er is geen warm water. Ik kan de wonde niet spoelen.

A

Il n’y a pas d’eau chaude. Je ne peux pas rincer la plaie.

19
Q

We zullen ons eerst krukken aanschaffen.

A

Nous commencerons par nous procurer / acheter des béquilles.

20
Q

Hij moet zich vergist hebben.

A

Il doit s’être trompé.
Il a dû se tromper.

21
Q

k heb bijna gedaan met de dossiers van de voorbije maand naar het archief tebrengen

A

Je finis d’apporter les dossiers du mois passé / dernier aux archives.

22
Q

u moet blijven hopen

A

Vous devez continuer à espérer.

23
Q

Dit kind was bijna verdronken.

A

Cet enfant a failli se noyer.

24
Q

Nu begint hij te stappen

A

Maintenant il commence à marcher.

25
Q

We moeten die patiënt blijven stimuleren

A

Nous devons continuer à stimuler ce.patient.

26
Q

De medisch secretaresse heeft zich aan de deur laten zetten.

A

La secrétaire médicale s’est fait mettre à la porte

27
Q

Ik was nog maar net binnen toen de telefoon al begon te rinkelen.

A

Je venais d’entrer quand / lorsque le téléphone a commencé à sonner.

28
Q

Zelfs tegenover een woedende patiënt moet je doen alsof je niet bang bent!

A

Même envers / avec d’ un patient furieux il faut faire semblant de ne pas avoir peur.

29
Q

Tenslotte moet u enkele druppeltjes in het pijnlijke oor doen

A

vous devez finir par introduire quelques gouttes dans l’oreille douloureuse

30
Q

U hebt koorts. U kan niet werken, u moet in bed blijven

A

Vous avez de la fièvre. Vous ne pouvez pas travailler, vous devez garder le lit.