les appareils geniteaux dites Flashcards

1
Q

Ik ben zwanger. De zwangerschapstest is positief.

A

Je suis enceinte. Le test de grossesse est positif.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vanaf die leeftijd hebben mannen vaker last van een aandoening aan de prostaat.

A

cet âge les hommes souffrent plus souvent d’une affection de la prostate.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geeft u borstvoeding?

A

Allaitez-vous (votre bébé)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is een eierstokkanker goed behandelbaar?

A

Est-ce que le cancer de l’ovaire est facile à traiter?Le cancer de l’ovaire est-il facile à traiter?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In geval van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap moet de verloskundige een abortusuitvoeren

A

Dans le cas d’une grossesse extra-utérine le gynécologue doit faire / pratiquer unavortement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De zuigeling zoekt de tepel.

A

Le nourrisson cherche le mamelon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als je last hebt van zwangerschapsstriemen kan je deze crème smeren.

A

Si vous souffrez de vergetures, vous pouvez appliquer cette crème.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik wil zwanger worden. Mijn biologische klok tikt.

A

Je veux tomber / être / devenir enceinte. Mon horloge biologique tourne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De vroedvrouw wil een keizersnede vermijden.

A

La sage-femme veut éviter / prévenir une césarienne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ze heeft een miskraam gehad na 6 maanden zwangerschap.

A

Elle a fait une fausse couche après 6 mois de grossesse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Men kan de morning-afterpil in de apotheek verkrijgen.

A

On peut se procurer la pilule du lendemain à la pharmacie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ze gebruikt geen spiraaltje meer. Ze heeft haar eileiders laten afbinden.

A

Elle n’utilise plus de stérilet / DIU. Elle s’est fait ligaturer les trompes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik heb blaren op mijn voetzolen.

A

J’ai des cloques / ampoules sur les plantes des pieds.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De nagel van uw dikke teen is ontstoken.

A

L’ongle du gros orteil est infecté.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het kind heeft uitslag op zijn elleboog en in de elleboogplooi.

A

L’enfant a des éruptions cutanées au coude et dans la saignée.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het kraakbeen van de wervels is aangetast.

A

Le cartilage des vertèbres est affecté / touché / atteint

17
Q

Ze heeft puistjes op haar neusvleugels.

A

Elle a des boutons sur les ailes du nez.