exercises appareil loco 2 Flashcards

1
Q

de patient heeft een aangeboren misvorming aan de kop van het dijbeen

A

Le patient a une malformation (congénitale) de la tête du fémur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ze klaagt over stijve spieren en tintelingen in haar vingertoppen

A

Elle se plaint de muscles raides/engourdis et depicotements/fourmillements dans les bouts du / des doigts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de pijn verminderd niet wanneer de patient gaat liggen. wel integendeel, ze verhinderd het inslapen

A

La douleur ne diminue pas quand le patient s’allonge.

Par contre, elle empêche l’endormissement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uw revalidatie zal verschillende maanden duren. om te beginnen schrijf ik u 9 beurten kinesietherapie voor om de spieren rond het aangetaste gewricht te versterken

A

Votre rééducation durera plusieurs mois. Pour commencer, je vousprescris 9 séances de kiné(sithérapie) pour renforcer les musclesautour de l’articulation touchée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pas in laatste instantie zou ik overgaan tot een operatie

A

Ce n’est qu’en dernière instance que je passerais à une opération

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ik heb mijn arm gebroken

A

je me suis cassé le bras

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een breuk

A

une fracture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ik heb mijn enkel verzwikt

A

Je me suis foulé/tordu la cheville

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een verzwikking/verstuiking

A

une foulure
une entorse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik heb mijn schouder ontwricht

A

Je me suis luxé l’épaule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een ontwrichting

A

une luxation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik heb een spier verrekt

A

Je me suis froissé un muscle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een verrekking

A

un froissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ik heb een gescheurde meniscus

A

J’ai un (le) ménisque déchiré.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een scheur

A

une déchirure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ik heb een peesontsteking

A

J’ai une tendinite / Je souffre d’une tendinite.

17
Q

ik heb een gebarsten rib

A

J’ai une côte fêlée.

18
Q

een barst

A

une fêlure

19
Q

hechten

A

suturer

20
Q

gipsen

A

plâtrer

21
Q

spalken

A

éclisser