exercises 1 Flashcards

1
Q

dit jaar zijn er weinig geboortes

A

Cette année, il y a peu de naissances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dit jaar zijn er minder geboortes dan vorig jaar

A

Cette année, il y a moins de naissances que l’année passée/dernière.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

volgend jaar zullen er evenveel geboortes zijn

A

L’année prochaine, il y aura autant de naissances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ze lijden meer dan vroeger

A

Ils/Elles souffrent plus qu’avant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ze lijden het meest

A

Ils/Elles souffrent le plus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe minder hij rookt, hoe meer hij eet

A

Moins il fume, plus il mange.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe meer patienten er zijn, hoe minder tijd de dokter heeft voor elke patient

A

Plus il y a de patients, moins le médecin a de temps pour chaque patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beide patienten proberen zoveel mogelijk te slapen

A

Les deux patients essaient de dormir le plus possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ondanks zijn pogingen om minder te eten weegt hij nog evenveek aks 3 maanden geleden

A

Malgré ses tentatives de manger moins, il pèse toujours aussi lourd qu’il y a 3 mois.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hij zou wat meer aan sport moeten doen

A

Il devrait pratiquer un peu plus de sport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het aantal gevallen van huidkanker is meer dan verdrievoudigd

A

Le nombre de cas de cancer cutané/de la peau a plus que triplé.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bij de geboorte woog de baby minder adn 2.5kg

A

A sa naissance, le bébé pesait moins de 2,5 kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe minder de patienten zeggen hoe zieker ze zijn

A

Moins les patients disent, plus ils sont malades.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elk jaar raken meer dan 100 mensen gewond tijdens dat evenement

A

Chaque année, plus de 100 personnes se blessent lors de cet événement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe meer onderzoeken hij moet ondergaan, hoe slechter hij zich voelt

A

Plus il doit subir d’examens, plus il se sent mal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

over het algemeen wegen mannen het meest

A

En général les hommes pèsent le plus (lourd).

17
Q

als ik minder medicijnen neem zal ik me misschien beter voelen

A

Si je prends moins de médicaments, je me sentirai peut-être mieux?

18
Q

de passagier is zwaarder gewond dan de bestuurder

A

Le passager est plus grièvement blessé que le chauffeur

19
Q

die man hoort minder goed dan zijn vrouw maar spreekt toch beter dan zij

A

Cet homme entend moins bien que sa femme, mais parle quand même / néanmoins mieux qu’elle.

20
Q

ze wil zo snel mogelijk genezen

A

Elle veut guérir le plus vite possible

21
Q

de laatste weken drink ik veel meer water dan gewoonlijk

A

Ces dernières semaines je bois beaucoup plus d’eau que d’habitude.

22
Q

de klachten gaan minder snel voorbij dan vorige keer

A

Les plaintes disparaissent / passent moins vite que la dernière fois