scores Flashcards
Meetniveau Likertschaal
Is strikt genomen ordinaal, maar in de psychometrie is het gebruikelijk om dit als intervalniveau te gebruiken wanneer er minstens 5 categorieën zijn. Likert schalen zijn meestal express zo ontworpen en dit leidt meestal tot dezelfde conclusies.
outliers in een boxplot
Midden is de mediaan!
P25 - 1.5 * (P75-P25) of P75 + 1.5 (P75-P25)
Covariantie
Geeft de lineaire samenhang weer tussen x en y. Die tussen x en x = de variantie van x. Het is echter geen handige spreidingsmaat om te gebruiken wegens geen onder en bovengrens. In plaats daarvan is het beter om de Pearson correlatiecoëfficiënt te gebruiken die begrensd is tss 1 en -1.
variantie-covariantie matrix (S)
De covariantie wordt berekend tussen alle items. Op de diagonaal staan de varianties en boven en onder staan de covarianties.
Correlatiematrix (R)
De (Pearson) correlatie wordt berekend voor alle items. Op de diagonaal staat steeds 1.
Gemiddelde testscore
= de som van de gemiddelde itemscores.
Variantie van de testscore
= NIET zomaar de som van de itemvarianties, want deze zijn afhankelijk van elkaar! We moeten daarom de (alle mogelijke) covarianties meenemen in de berekening.
itemdiscriminatie
De correlatie tussen itemscores en testscores. Een hoog discriminerend item onderscheidt erg goed subjecten met een hoge en een lage testscore. Bij een laag discriminerend item is dat minder duidelijk. Deze correlaties zijn echter soms wat te optimistisch. (alternatief = item-restcorrelatie)
Item-restcorrelatie
Een alternatief om itemdiscriminatie te meten. Dit is een correlatie tussen de itemscore en een testscore waarin dit item niet is meegenomen. Dit leidt tot een minder optimistische correlatie.
Cumulatieve distributieverdeling
= grote phi (niet te verwarren met kleine phi, die voor de STANDAARDnormale verdeling staat) = Φ(z) geet de probabiliteit weer dat (onder de standaardnormale verdeling) scores worden waargenomen die kleiner of gelijk aan z zijn. Als men deze probabiliteiten vermenigvuldigd met 100, bekomt men percentielen. et inverse Φ-1(p) heeft een standaardnormale z score.
dnorm
Geeft je de densiteit in de normale verdeling (kleine phi).
pnorm
Geeft je de probabiliteit in de cumulatieve standaardnormaalverdeling. Dus: de kans dat een score kleiner is dan x.
qnorm
Zet een probabiliteit om in een z-waarde.
Scores transformeren naar a priori gegeven scores
- Ruwe scores transformeren naar z-scores
2. Z-scores maal de standaardafw + het gemiddelde
Rangscores
Scores worden geordend van klein naar groot. Wanneer observaties dezelfde waarde hebben, worden hun normale rangnummers opgeteld en gedeeld door het aantal zelfde opeenvolgende observaties. (Rangscores berekenen we meestal om daarna percentielen te berekenen).