ktt Flashcards
Klassieke testtheorie
De relatie tussen de testscore en de ‘ware’ score. Handelt over de betrouwbaarheid van een score.
de standaardmeetfout
de standaarddeviatie van de meetfout.
betrouwbaarheid
Een getal tussen 0 en 1. De (eerste) definitie is louter theoretisch. Betrouwbaarheid is niet louter een kenmerk van de test zelf, maar ook van de doelpopulatie. Het minimum is 0,7.
attenuatie
Een onderschatting van de correlatie van twee constructen omwille van de meetfout. Cor(Xa, Xb) < Cor(Ta, Tb). Als we de betrouwbaarheid van A en B kennen, kunnen we dit corrigeren.
equivalentiecoëfficiënt
Het testen van betrouwbaarheid door twee parallelle testen op te stellen. Maar het is vaak een hele opdracht om al 1 goede test op te stellen, laat staan 2.
stabiliteitscoëfficiënt
De betrouwbaarheid testen door een test twee keer af te nemen (T1 en T2). Mar we kunnen het geheugen van proefpersonen niet wissen en als we teveel tijd tussen laten kunnen externe omstandigheden invloed hebben.
Split-half betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid testen door een test (de items) in 2 te delen (H1 en H2). De betrouwbaarheid is echter een onderschatting, die we kunnen corrigeren via de Spearman-Brown formule.
Cronbach’s Alpha
Berekent betrouwbaarheid door de distributie van betrouwbaarheidsmaten (verkregen via de split half methode verschillende keren toe te passen). In de praktijk berekenen we dit door de covarianties (S) en de diagonaalelementen (D) uit de covariantie-variantie matrix van elkaar af te trekken en weer te delen door S.
interne consistentie
De mate waarin de items in de test samen zullen hangen als uiting van eenzelfde gemeenschappelijk construct. Cronbach’s alpha is hier geen geschikte maat voor omdat betrouwbaarheid niet hetzelfde is als interne consistentie (hoewel Cronbach dit wel beweerde).
KR20
Een gelijkaardige coëfficiënt als Cronbach’s alpha, maar voor dichotome items. Werd later aangepast naar Landa3.