Ronde 3 Flashcards

1
Q

Natuurlijk concept

A

Mentale representatie van een voorwerp of gebeurtenis gebaseerd op onze directe ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychoactief middel

A

Chemische stof die mentale processen en gedrag beïnvloedt doordat het een bepaald effect heeft op het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tend-and-befriend

A

Shelley Taylor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stereotypedreiging

A

Een verwachting te worden beoordeeld naar de standaard van een negatief stereotype. Dergelijke verwachtingen kunnen een negatieve invloed hebben op prestaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Redemptive self

A

Een veelvoorkomend levensverhaal dat door McAdams bij volwassen Amerikanen is aangetroffen.

Het redemptive self bestaat onder meer uit het gevoel te zijn geroepen om obstakels te overwinnen bij pogingen om anderen te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cannon-Bard-theorie

A

Theorie die stelt, in reactie op de ideeën van James en Lange, dat een emotioneel gevoel en een interne fysiologische respons tegelijkertijd plaatsvinden; de een is niet de oorzaak van de ander.

Beide werden gezien als het resultaat van een cognitieve beoordeling van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Perceptuele predispositie

A

Gereedheid om een specifieke stimulus op te merken en betekenis te geven in een gegeven context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Long-term potentation

A

Een biologisch proces waarbij het vuren in de synapsen van groepen zenuwcellen toeneemt. Men neemt aan dat dit proces de neurale basis van leren is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Figuur

A

Dat deel van een patroon dat de aandacht trekt. De figuur steekt af tegen de (achter)grond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wet van Weber

A

het JWV is groot als de intensiteit van de stimulus groot is en klein als de intensiteit van de stimulus klein is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

James-Lange-theorie

A

De theorie dat een emotieoproepende stimulus eerst een lichamelijke respons veroorzaakt, die vervolgens een emotie produceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Significant

A

Een statistische term die aangeeft dat het waarschijnlijk is dat het waargenomen effect niet door toeval is ontstaan, maar door de onafhankelijke variabele te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Retrograde amnesie

A

Het onvermogen om informatie die al in het geheugen is opgeslagen terug te halen (de tegenhanger van anterograde amnesie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwachtingstheorie

A

Theorie die stelt dat mensen gemotiveerd worden om aan taken te werken als ze verwachten daarin succesvol te zijn en als ze de resultaten van de uitvoering (de producten zelf en de beloningen daarvoor) waarderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Algemeen aanpassingssyndroom

A

Algemeen patroon van lichamelijke responsen waardoor het lichaam in essentie op elke ernstige chronische stressor op dezelfde manier reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perspectieven vanuit de gehele persoon (‘whole person’)

A

Een aantal psychologische perspectieven die draaien om een globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische psychologie, humanistische psychologie en psychologie van karaktertrekken en temperament.

17
Q

Mental set

A

Neiging om een nieuw probleem te benaderen op een manier die je bij een eerder probleem hebt gebruikt.

18
Q

Inzichtelijk leren

A

Een vorm van cognitief leren, oorspronkelijk beschreven door Gestaltpsychologen, waarbij het oplossen van problemen plaatsvindt door een plotselinge reorganisatie van percepties.

19
Q

Collectivisme

A

Het standpunt dat groepsloyaliteit en het aanzien van de groep belangrijker zijn dan individuele prestaties. Deze visie is gangbaar in Azië, Afrika, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten.

20
Q

Informatieverwerkingsmodel

A

Een cognitieve benadering van het geheugen, die de nadruk legt op de wijze waarop informatie systematische verandering ondergaat bij het coderen, opslaan en terughalen ervan.