Rome/ Bouwkunst Flashcards
1
Q
Romeinse oudheid
A
Ca 500 vr.- 0 - 476 na
2
Q
Val WRR
A
476 na
3
Q
Val ORR
A
1453
4
Q
Overwelving
A
Gebogen afsluiten
4
Q
.
A
.
5
Q
Rondboog
A
- Halve cirkel, dragende constructie
- Wigvormige stenen: Boog onderaan kleiner
- Sluitsteen: Wigvormige steen midden in boog, als laatste plaatsen om de boog op te spannen
- Formeel: Houten gebogen constructie als ondersteuning tijdens bouwen van boog
6
Q
Arena
A
- Ovaal
- Middelste deel waar de voorstelling plaatsvindt
6
Q
Tongewelf
A
- Gewelf vormt een halve cilinder
- Voordeel: Grote draagkracht: Indrukwekkend
- Nadeel: Neerwaartse en zijdelingse druk opvangen door zware muur => weinig en kleine openingen: hoe groter spanwijdte hoe groter neerwaartse en zijdelingse druk, hoe groter gevaar op instorten
7
Q
Rondboogarcade
A
Opeenvolging rondbogen
8
Q
Griekse zuilenorde
A
- Afgesproken volgorde: Dorisch, Ionisch, Korinthisch
- Dorisch + voetstuk: ook toscaans-dorisch genoemd
- Geen cannelures
- Bovenaan: Pilasters
- Pijlers die weinig uitsteken
- Decoratief
9
Q
Vitruvius: De Architectura
A
Verhandeling over architectuur
10
Q
Gietbeton
A
- Kalksteen verhitten en tot poeder vermalen = Mortel
- Aanvullen met stukken baksteen
- Potscherven: Vullen en lichter maken
- Kalksteen en vulkanisch as samen verhitten
- In zeewater laten afkoelen zorgt voor nog sterker mortel
11
Q
Rotunda
A
- = Rond gebouw, cilinder
- Rechtover ingang een grote nis
- In- en uitspringende nissen, Korinthische zuilen, pilasters, beelden
- Symmetrisch
12
Q
Halfronde frontons
A
Decoratief
13
Q
Cassetten
A
Steeds dieperliggende hoekige uitsnijdingen in de zoldering