Bouwkunst 1850 - 1900 Flashcards
1
Q
Gietijzer
A
+ Voordeel: Gieten in mal, gelijk welke vorm aannemen hoge druksterkte: Kracht waarbij materiaal samengedrukt wordt
- Nadeel: Lage treksterkte: Kracht waarbij het
materiaal uitgerokken wordt
2
Q
Staal
A
+ Voordeel: Relatief elastisch zowel druk- als treksterkte
- Nadeel: Roest daarom schilderen
3
Q
Roestvrij staal
A
Staal en nikkel
4
Q
Beton
A
Mengeling van zand, cement, kiezelsteen + water = hard worden
Vangt drukkracht goed op maar trekkracht niet
5
Q
Gewapend beton
A
Beton + stalen draden: Druk- en treksterkte (eind 19-de eeuw)
6
Q
Gypostheca
A
Kopieën en originele gipsen beelden bewaren in musea
7
Q
La taille directe
A
Direct kappen van materiaal
8
Q
Realisme door onderwerpen
A
- vervangen van mythologische, bijbelse, historische onderwerpen door de eigentijdse maatschappelijke werkelijkheid vb. klassenmaatschappij
- Rol van de vrouw in de stad:
- arme moeder die werkt uit financiele noodzaak mag op zekere sympathie rekenen: Daumier, De wasvrouw. Geen schilderijen van vrouwen in de fabriek
- werkende vrouw uit de middenklasse: verwaarloost familie: Daumier
- niet werkende vrouw uit de conservatieve burgerij: ideal: moeder, huishouden, intellectueel minderwaardig, man: financiele en intellectuele leiderschap. De schilder
Degas doorprikt dit ideaal: kilte en eenzaamheid in Bellilli familiale relatie - Landbouwers en vrouwen: arm, zorgen voor basisbehoefte van de stadsmensen, moeten hun lot aanvaarden, religieus, geidealiseerde voorstelling in de schilderkunst: Millet: L’Angelus