Riz Flashcards

1
Q

Waarom mag een centrale eenheid van een ontruimingsalarminstallatie NIET in een archief worden aangebracht?

A
  • Er is een aanzienlijk risico op brand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het functiebehoud van een kabelsysteem als een kabel met 30 minuten functiebehoud met een bevestiging met 90 minuten functiebehoud wordt toege

A
  • 30 minuten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de maximale montagehoogte van een (punt) rookmelder?

A

-6,00 meter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klemmenkasten moeten altijd:

A

-Toegankelijk zijn en vast zijn opgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie levert (verzorgt) het inspectiecertificaat?

A
  • De inspectie-instelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar mogen rookmelders niet worden toegepast?

A
  • Er zijn in principe geen belemmeringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke signaleringen moet een nevenpaneel altijd weergeven?

A
  • Algemene brandmelding, algemene storingsmelding en uitgeschakelde functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er verstaan onder bevoegd gezag?

A
  • Technisch bedrijf of facilitair beheer, die de installatie in beheer heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van welke installatie-onderdelen mag de bekabeling in dezelfde kabel worden ondergebracht als de aders van de brandmeldinstallatie?

A
  • Ontruimingsalarminstallatie (B-systeem), nevenpaneel en brandweerpaneel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er is functiebehoud toegepast in een deel van de transmissiewegen. Wat moet er door installatiedeskundige worden opgenomen in de beoordeling van de transmissiewegen met functiebehoud?

A
  • Het nummer van de testnorm die is toegepast voor de beugeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is er naast de repressieve mogelijkheden en preventieve maatregelen, nog meer noodzakelijk om een object brandveilig’ te mogen noemen?

A
  • Organisatorische maatregelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van maximaal hoeveel melders mag de indicatie uitvallen, in geval van een storing in de melderlus?

A
  • 32 stuks.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een eigenaar van een gebouw kan een aantal organisatorische, bouwkundige en installatietechnische maatregelen en voorzieningen treffen om een gewenst niveau van brandveiligheid te bereiken. Wat is een installatietechnische maatregel?

A
  • RWA.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke drie factoren zijn noodzakelijk voor het ontstaan van een brand?

A
  • Brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volgens welke norm moeten de symbolen voor de brandmeldinstallatie op de tekeningen worden aangegeven?

A
  • Hiervoor is geen norm aangewezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij een brand sterven mensen vaak door de rook. Waarom is dat het geval?

(noem 3 dingen, denk bv aan zicht en de longen)

A
  • Omdat rook verstikkend is
  • giftig is
  • en het zicht beperkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De IP-beschermingsklassen voor apparatuur geven een mate van bescherming aan. Waartegen is deze bescherming?

(2 dingen)

A
  • Vreemde elementen
  • water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In een standaardruimte mag de luchtsnelheid niet groter zijn dan?

(Denk aan meter per seconde)

A
  • 1 meter per seconde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke voorzieningen zijn bouwkundige brandveiligheidsvoorzieningen?

(Noem er 3, bv deuren etc)

A
  • Vluchtdeuren
  • brandwerende doorvoeringen
  • en brandcompartimenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voor de oplevering van het installatiewerk van de brandmeldinstallatie moet de installatiedeskundige controleren of wordt voldaan aan de eisen van functiebehoud. Hij/zij maakt daarbij gebruik van bijlage E ‘Beoordeling transmissiewegen met functiebehoud’ van de NPR 2576. Wat wordt in deze bijlage behandeld?

A
  • Alle bovenstaande antwoorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een ruimte heeft een plafond met balken. Mag een rookmelder aan de onderzijde van de balk worden gemonteerd?

Ja of nee? En indien ja, wat is afhankelijk om dit te monteren bij een balk?

A

-Dit is onder andere afhankelijk van de hoogte van de balk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarvan moet een attentiepaneel zijn voorzien?

(3 dingen)

A

-Een rode optische indicator
-een akoestische signaalgever
- een pulsdrukker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een van de methoden om functiebehoud uit te voeren is het uitvoeren van de transmissieweg. Aan welke voorwaarde moet dan voldaan worden?

A

Dan moeten de komende en de afgaande aders in gescheiden kabels zijn ondergebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lees onderstaande beweringen.

  • Bewering I: De omvang van een alarmeringszone behoeft niet altijd even groot te zijn als een detectiezone.
  • Bewering II: Een stuurzone dient dezelfde omvang te hebben als een detectiezone. Wat is er juist?
A

Bewering I is juist en bewering II is onjuist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat geldt voor deuren in brandscheidingen?

A
  • Die moeten zelfsluitend zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Mogen op de eindgraep, waarop de primaire energievoorziening van de brandmeldinstallatie is aangesloten nog andere installatie(s) worden aangesloten?

A
  • Nee, dit is niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Zijn in een brandmeldinstallatie lassen in de bekabeling toegestaan?

A
  • Ja, indien deze onvermijdelijk zijn en dan onder bepaalde voorwaarden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

De basiseis voor de capaciteit van de noodstroomvoorziening van een brandmeldinstallatie bedraagt?

A
  • 72 uur
29
Q

Waar moet een bedieningspaneel van een ontruimingsalarminstallatie worden geplaatst?

A
  • Op een centrale plaats (entree. receptie, portiersloge) die voor de interne organisatie bij een ontruiming van het gebouw toegankelijk is
30
Q

Aan welke norm moet de bevestiging van standaardkabels voldoen, indien de betreffende kabels in een brandwerend afgescheiden schacht worden geïnstalleerd?

A
  • NEN 1010
31
Q

Bij welke bewakingsomvang worden alleen automatische melders aangebracht?

A
  • Objectbewaking.
32
Q

Welke voorzieningen mogen in een brandmeldcentrale worden afgesteld op toegangsniveau 1?

A
  • Vertragingsinrichting.
33
Q

In open schachten mag de verticale afstand tussen twee melders:

A
  • Maximaal 7,50 meter bedragen.
34
Q

In een kantoorgebouw met verplaatsbare wanden heeft een verplaatsing van een wand plaatsgevonden. De afstand tussen de bestaande rookmelder aan het plafond en de wand is 0,4 meter geworden. Welke van onderstaande stellingen is juist?

A
  • De nieuwe afstand is niet goed, de betreffende afstand moet minimaal 0,50 meter zijn.
35
Q

Welke norm gaat over de eisen aan het ontwerp, de uitvoering, de compatibiliteit en de kwaliteit van de ontruimingsalarminstallatie?

A
  • De NEN 2575
36
Q

Welke periodes onderscheiden we in het verloop van een brand?

(noem 3 dingen)

A

-De ontwikkelingsperiode
- brandperiode
- doofperiode.

37
Q

Welke kabels moeten rood zijn of minimaal om de vijf meter rood zijn gemerkt?

A
  • Alleen kabels tot de brandmeldinstallatie
38
Q

Voor welke verbindingen geldt ‘functiebehoud’?

A
  • De verbinding tussen de aparte delen van de brandmeldcentrale
39
Q

Hoe moeten kabels onder verhoogde vloeren worden aangelegd?

A
  • In een gesloten buissysteem.
40
Q

Wat is een bijzonder kenmerk van een ‘houdfunctie’, als vorm van functiebehoud?

A
  • Dat de aangestuurde installatie alleen ter plaatse van de installatie handmatig kan worden gereset.
41
Q

In de NEN-EN 54-2 voor brandmeldcentrales zijn zogenaamde toegangsniveaus voor de bediening aangegeven. Wat wordt verstaan onder toegangsniveau 3?

A
  • Het bedieningsniveau voor opgeleide en bevoegde personen die mutaties in de installatie mogen en kunnen aanbrengen of onderhoud moeten verrichten.
42
Q

Welk bewijs moet worden geleverd om aan te tonen dat een bepaald merk en type signaalgever volgens de NEN 2575 mag worden toegepast?

A
  • )ln alle typen, behalve bij PZI
43
Q

In welke types ontruimingsalarminstallatie(s) mag de voeding van de ontruimingsalarminstallatie worden gecombineerd met de voeding van een brandmeldinstallatie?

A
  • In A-installaties.
44
Q

Wie is verantwoordelijk voor de projectering van een onder certificaat geleverde ontruimingsalarminstallatie?

A
  • Het installatiebedrijf.
45
Q

Wat zijn smeulbranden?

A
  • Branden met onvolledige verbranding met veel rookontwikkeling.
46
Q

Welke aanvullende voorziening is noodzakelijk, als de brandmeldcentrale niet in de nabijheid van de brandweeringang is aangebracht?

A
  • Een nevenpaneel.
47
Q

Wat wordt bedoeld met systeembeschikbaarheid?

A
  • Dit betreft de kans dat de ontruimingsalarminstallatie als gevolg van bijvoorbeeld onderhoud, storingen, uitschakeling van groepen buiten bedrijf is.
48
Q

Wat is een alarmeringszone?

A
  • Een deel van het ontruimingsgebied waarbinnen een akoestisch en/of optisch ontruimingssignaal wordt gegeven.
49
Q

Indien in een hoge ruimte een bordes is aangebracht, moeten er dan altijd rookmelders onder het bordes worden geïnstalleerd?

(Waar is het afhankelijk van? denk aan hoogte/breedte)

A
  • Dit is onder andere afhankelijk van de hoogte tot aan de onderkant van het bordes en de breedte hiervan.
50
Q

n een deel van een gebouw zijn geen brandslanghaspels aanwezig. Waar moeten de handbrandmelders worden geïnstalleerd?

(2 dingen)

A
  • Bij voorkeur bij (nood)uitgangen
  • en/of draagbare blustoestellen.
51
Q

Wat is het gevolg van het inademen van koolmonoxide bij brand?

A
  • Bewusteloos raken.
52
Q

Waar is de tekening een voorbeeld van?

A

Bekabelingsschema.

53
Q

De minimale afstand tussen een wand en een thermische melder is, volgens NEN 2535:

A
  • 00,30 meter.
54
Q

Wat is de alarmorganisatie van een bedrijf?

A
  • De BHV in combinatie met hun technische hulpmiddelen.
55
Q

Wat is de functie van een isolator in de brandmeldtechniek?

A
  • Het isoleren van een kortsluiting in een deel van een melderlus ten opzichte van de rest van de melderlus.
56
Q

Waarmee wordt de ontwikkelingsperiode van een brand afgesloten?

A
  • Vlamoverslag.
57
Q

De installatiedeskundige moet, bij oplevering, controleren of wordt voldaan aan de eisen voor transmissiewegen met functiebehoud. Zo moet worden gecontroleerd of bij kabelsystemen met functiebehoud het tracé op strategische plaatsen is gekenmerkt door een label. Waar moet zo’n label, bijvoorbeeld, worden geplaatst?

A
  • Bij de overspanningsbeveiliging op de plaats waar een kabel binnenkomt vanuit een ander gebouw.
58
Q

Welke tekst dient altijd op een nevenpaneel van de brandmeldinstallatie aanwezig te zijn

A
  • Brandmeldpaneel.
59
Q

Welke eis geldt voor de plaatsing van optische signaalgevers?

(denk aan de hoogte in meter, tussen welke twee afstanden)

A
  • Ze zijn geplaatst op een hoogte tussen 2,0 en 2,4 meter.
60
Q

Is het toepassen van lassen met behulp van een klemmenkast toegestaan?

A
  • Nee, dat is nooit toegestaan.
61
Q

Wanneer is de transmissieweg, voor het uitvoeren van een sturing, in functiebehoud uitgevoerd?

A
  • Als de sturing binnen 1 minuut na brandmelding wordt geactiveerd en de gestuurde installatie een houdfunctie heeft.
62
Q

Wat mag een melderlus maximaal omvatten?

(denk aan detectiezones)

A

10 detectiezones.

63
Q

Voor welke delen van de bekabeling van de brandmeldinstallatie geldt de prestatie-eis ‘functiebehoud bij brand’ ?

A
  • De kabels naar het brandweerpaneel
64
Q

Indien op brandmeldcentrale (akoestische en/of optische) informatie wordt gegeven aan de interne en/of externe organisatie, moet de verlichtingssterkte van de algemene verlichting:

(hoeveel lx tenminste en hoeveel lx de hoogste)

A
  • Tenminste 100 Ix en ten hoogste 500 Ix bedragen
65
Q

Met welke drie typen maatregelen kan de brandveiligheid van een gebouw worden verbeterd?

(3 dingen)

A
  • Organisatorische maatregelen
  • bouwkundige maatregelen
  • installatietechnische maatregelen.
66
Q

Hoe moet volgens NEN 2535 de primaire energievoorziening (230 Volt) van de brandmeldcentrale worden aangesloten?

A

-Op een afzonderlijke eindgroep van een willekeurige verdeelinrichting

67
Q

Hoe noemen we een bewakingsomvang waarbij naast handbrandmelders in de gemeenschappelijke verkeersruimten, in de aanmerking komende ruimten met een verhoogd brandrisico automatische brandmelders moeten zijn aangebracht?

A
  • Gedeeltelijke bewaking.
68
Q

Wat betekent het symbool, uit de NEN 2535. Hiernaast?

A
  • optische rookmelder
69
Q

Wat is de doelstelling van een ontruimingsalarminstallatie op basis van de NEN 2575?

(4 dingen)

A
  • Eisen geven voor het ontwerp
  • de uitvoering
  • de compatibiliteit
  • de kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties