Regulatie genexpressie Flashcards
1
Q
- Waaruit bestaat het 23e chromosomenpaar?
A
- Uit een X (lang, veel info) en een Y (kort, weinig info) of uit twee X-chromosomen
2
Q
- Wat is chromatine?
A
- Het complex van DNA en eiwitten waaruit chromosomen bestaan
3
Q
- Wat is transcriptie?
A
- Overschrijven van DNA naar RNA
4
Q
- Wat is translatie?
A
- Het vertalen van (genetische info) naar een eiwit
5
Q
- Wat is de belangrijkste stap van regulatie?
A
- Transcriptie, want daarvoor is de meeste energie nodig en dus is het daar van het grootste belang dat de juiste genetische info wordt gekozen
6
Q
- Wanneer wordt RNA mRNA?
A
- Tijdens de processing, wanneer de info gereed wordt gemaakt om verplaatst te worden
7
Q
- Welke 3 soorten RNA polymerasen zijn er?
A
- Waarvoor dienen die? RNA polymerase I geldt voor ribosomaal RNA, RNA polymerase II geldt voor eiwit- coderende genen (mRNA) en RNA polymerase III geldt voor transfer RNA
8
Q
- Wat is dubbelstrengs?
A
- Een chromosoom uit een chromosomenpaar (zonder chromatiden) van de moeder of de vader bestaat uit dubbelstrengs DNA. Wanneer dit wordt afgelezen, worden de strengen locaal uit elkaar getrokken waarna enkelstrengs RNA ontstaat. De dubbele streng (matrijsstreng) is antiparallel en wordt enkel gebruikt om RNA te kunnen krijgen met dezelfde genetische info als de coderende streng, waar de ergelijke informatie op ligt.
9
Q
- Wat betekent 1 Mb?
A
- 1 Miljoen baseparen
10
Q
- Wat bepaald de promotor?
A
- De plaats waar de transcriptie moet beginnen en de richting waar het RNA-polymerase naartoe moet gaan
11
Q
- Wat doen enhancers?
A
- Ze activeren het RNA-polymerase wanneer dat op de promotor zit
12
Q
- Waarvoor dienen specifieke transcriptiefactoren?
A
- Ze bepalen in welke celtypen welke genen tot expressie komen, binden aan specifieke enhancers
13
Q
- Hoe komt een specifieke transcriptiefactor bij het RNA polymerase?
A
- Herkenning van de promotor bij alle eiwit-coderende genen
14
Q
- Hoe komt een specifieke transcriptiefactor bij het RNA polymerase?
A
- Door een lus zodat de s.t. die op de enhancer zit het RNA p. kan bereiken, de lus verdwijnt meteen weer zodat hetzelfde bij een volgend RNA p. kan voorkomen
15
Q
- Wat zijn genregulatoreiwitten? Hoe weten ze waar ze moeten binden?
A
- Ze herkennen een speciefieke basevolgorde in het DNA in een grote groef, de dubbele helix hoeft niet uit elkaar gehaald te worden