Algemeen bouwplan cellen en organen (niet af) Flashcards
1
Q
- Wat is een bouwplan in de biologie?
A
- De gemeenschappelijke kenmerken van een systematische groep, een opgezet plan waaruit een organisme wordt opgebouwd
2
Q
- Wat is histologie?
A
- Weefselleer
3
Q
- Wat is endosymbiose?
A
- Het samengaan van organismen die daar beide voordeel van hebben
4
Q
- Wat is een voor de mens belangrijk voorbeeld van endosymbiose? En voor planten?
A
- Bacteriën + eukaryote cel -> cel met mytochondriën, chloroplasten
5
Q
- Welke 2 soorten transfer van genen zijn er?
A
- Verticale gen transfer (= binnen 1 soort) en horizontale gen transfer (tussen soorten, zorgt voor grote diversiteit)
6
Q
- Wat is fagocytose?
A
.
7
Q
- Wat waren de eerste stappen van eukaryotisering?
A
.
8
Q
- Wat is een nucleolus en welke 2 processen vinden er plaats?
A
.
9
Q
- Wat is het verschil tussen het cytoplasma en het cytosol?
A
.
10
Q
- Wat is de basisstructuur van een membraan?
A
.
11
Q
- Waar vindt transcriptie en translatie plaats?
A
.
12
Q
- Wat is hetgene dat tijdens zich tussen de transcriptie en translatie verplaatst?
A
.
13
Q
- Waar ligt het endoplasmatisch reticulum?
A
.
14
Q
- Welke 2 soorten endoplasmatisch reticulum zijn er? Functies?
A
.
15
Q
- Waar ligt het golgiapparaat? Wat is de functie?
A
.
16
Q
- Hoe ziet de binnenkant van een mitochondriën eruit? Functie?
A
.
17
Q
- Wat is de functie van lysosomen? Hoe komen de enzymen erin tot actie?
A
.
18
Q
- Waaruit bestaat het cytoskelet? En wat is de functie van de verschillende onderdelen?
A
.
19
Q
- Welke 4 basistypen weefsel zijn er?
A
- Epitheel, bindweefsel, spierweefsel en zenuweefsel
20
Q
- Uit wat voor soort weefsel ontstaan botten?
A
- Bindweefsel
21
Q
- Wat zijn de 2 essentiële dingen in eukaryote cellen?
A
- Compartimenten en intracellulair transport
22
Q
- Hoe komt het dat er verschillende celtypen zijn terwijl alle cellen hetzelfde DNA bevatten?
A
.