regelings en beveiligings apparatuur Flashcards
Welke regeling op de condensatiedruk kan men toepassen bij watergekoelde
condensors?
A het koelmiddeldebiet
B het water- en het koelmiddeldebiet
C het waterdebiet
D de druk in de persleiding
C
Een druktransmitter of drukopnemer is een apparaat dat:
A de druk meet en omzet in temperatuur (graden Celsius)
B de druk meet en omzet in temperatuur (graden Kelvin)
C de druk meet en dat rechtstreeks een contact of relais aanstuurt
D de druk meet en omzet in een elektrisch signaal (in mA of V)
D
Aan welke eisen moeten veiligheidskleppen voldoen?
A zij moeten voorzien zijn van een speciale afsluiter om ze gemakkelijk te kunnen
vervangen
B zij moeten na testen of na afblazen nog volkomen sluiten
C zij moeten open gaan bij een overdruk van 2 bar hoger dan de druk, aangeduid
op het ventiel
D zij mogen alleen gasvormig koelmiddel doorlaten en geen vloeibaar koelmiddel
B
Een MOP-ventiel heeft zowat dezelfde functie als een:
A verdamperdrukregelaar
B startdrukregelaar
C condensordrukregelaar
D heetgas bypass
B
Welke twee getallen moeten ingesteld worden bij een doorsnee mechanische
thermostaat waarmee men de temperatuur van een koelcel tussen 1°C en 3°C
wilt houden?
A 1°C en 3°C
B 1°C en 2K differentie
C 3°C en 2K differentie
D 2°C en 1K differentie
C
Met een doorsnee mechanische lagedrukpressostaat wilt men ervoor zorgen dat de
lage druk niet te laag wordt. Als men ervoor wil zorgen dat de druk niet onder 0,3
bar daalt, moet men de volgende twee getallen instellen:
A 0,3 bar en 1 bar differentie
B 1,3 bar en 1 bar differentie
C 1,3 bar en 0,3 bar
D 0,5 bar en 0,8 bar differentie
B
Wat wordt gemeten met een anemometer?
A de viscositeit
B de luchtsnelheid
C de zuurtegraad van de olie
D de luchtvochtigheid
B
Wat doet een verdamperdrukregelaar in een koelinstallatie?
A openen bij het stijgen van de inlaatdruk
B sluiten bij het stijgen van de inlaatdruk
C openen bij het stijgen van de uitlaatdruk
D sluiten bij het stijgen van de uitlaatdruk
A
Wat doet een carterdrukbegrenzer (startdrukregelaar) in een koelinstallatie?
A openen bij het stijgen van de inlaatdruk
B sluiten bij het stijgen van de inlaatdruk
C openen bij het stijgen van de uitlaatdruk
D sluiten bij het stijgen van de uitlaatdruk
D
Wat doet een carterdrukbegrenzer (startdrukregelaar) in een koelinstallatie?
A openen bij het dalen van de inlaatdruk
B sluiten bij het dalen van de inlaatdruk
C openen bij het dalen van de uitlaatdruk
D sluiten bij het dalen van de uitlaatdruk
C
Wanneer verandert een verdamperdrukregelaar naar een gesloten toestand?
A als de zuigdruk aan de compressor beneden een bepaalde waarde daalt
B als de zuigdruk aan de compressor boven een bepaalde waarde stijgt
C als de verdampingsdruk beneden een bepaalde waarde daalt
D als de verdampingsdruk boven een bepaalde waarde stijgt
C
Een verdamperdrukreglaar op een verdamper is:
A continu in werking
B in werking bij de opstart wanneer de belasting hoog is
C in werking juist na het dooien wanneer de verdamper nog warm staat
D in werking wanneer de verdampingstemperatuur van de verdamper onder een
bepaalde waarde dreigt te gaan
D
Waarvoor zorgt een verdamperdrukregelaar?
A dat de verdampingstemperatuur in een verdamper niet te laag wordt
B dat de verdampingstemperatuur in een verdamper niet te hoog wordt
C dat de verdampingstemperatuur in een verdamper continu aan de belasting
wordt aangepast
D alle voorgaande antwoorden zijn juist
A
Waartegen beschermt een caterdrukbegrenzer de compressor?
A tegen een te lage zuigdruk
B tegen een te hoge zuigdruk
C tegen een te hoge condensatiedruk
D tegen een te hoge oliedruk
B
Welk onderdeel beschermt de compressor niet tegen overbelasting?
A de carterdrukbegrenzer
B de capaciteitsregelklep
C het MOP-ventiel
D de carterdruk en/of het MOP-ventie
B