LOG PH Flashcards

1
Q

Welke drie zones worden in een condensor onderscheiden?
A condenseren - onderkoelen - oververhitten
B onderkoelen - condenseren - oververhittingswarmte afvoeren
C oververhitten - oververhittingswarmte afvoeren - condenseren
D onderkoelen - verdampen -condenseren

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer een vloeistof bij constante druk verandert naar een gasfase, [vul in]
zijn enthalpie (energie-inhoud)
A stijgt
B daalt
C blijft … gelijk
D enthalpie heeft hier niets mee te maken

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van de volgende termen omschrijft het best het begrip enthalpie?
Warmte-inhoud per:
A volumehoeveelheid
B temperatuur
C massa
D tijd

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de COP (coëfficiënt of performance) of EER (Energy Efficiency Ratio) van
een warmtepomp in verwarmingsmodus berekend?
A de verwarmingscapaciteit vermenigvuldigd met het opgenomen vermogen van de
compressormotor
B de verwarmingscapaciteit vermenigvuldigd met het totaal opgenomen vermogen
van het systeem
C de verwarmingscapaciteit gedeeld door het opgenomen vermogen van de
compressor
D de verwarmingscapaciteit gedeeld door het totaal opgenomen vermogen van het
systeem

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer het verschil tussen condensatietemperatuur en
verdampingstemperatuur verkleint, dan zal de arbeid:
A verminderen en de perstemperatuur dalen
B verminderen en de perstemperatuur stijgen
C vermeerderen en de perstemperatuur dalen
D vermeerderen en de perstemperatuur stijgen

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt het verschil tussen de temperatuur aan de uitgang en de ingang van
de condensor aangeduid?
A de oververhitting
B de onderkoeling
C de totale oververhitting
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuist

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt het verschil tussen de verdampingstemperatuur en de temperatuur
gemeten aan de uitgang van de verdamper aangeduid?
A de oververhitting
B de onderkoeling
C de totale oververhitting
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuist

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt het verschil tussen de condensatietemperatuur en de temperatuur
gemeten aan de uitgang van de condensor aangeduid?
A de oververhitting
B de onderkoeling
C de totale oververhitting
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuist

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is COP?
A de verhouding tussen opgenomen vermogen en koelvermogen
B de verhouding tussen verdampingsdruk en condensatiedruk
C de verhouding tussen de verzadigde zuigdruk en de verdampingsdruk
D dit is de term voor een constant drukregeleventiel (Constant Operating
Pressure)

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het voordeel van onderkoelen?
A de kans op aanvriezen van de compressorkranen vermindert
B de compressor krijgt meer koelvermogen
C men haalt meer vermogen uit de verdamper
D de condensordruk daalt

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de hoeveelheid voelbare warmte bepaald die aan het koelmiddel
werd toegevoegd boven het verzadigingspunt in een verdamper?
A door de onderkoeling te meten op de vloeistofleiding
B door de oververhitting te meten
C door het luchtdebiet te meten over de verdamper
D door de DT over de verdamper te bepalen

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In een log p/H-diagram van Mollier onderscheidt men 3 gebieden, namelijk
A het onderkoelingsgebied, het vloeistof/damp-gebied en het
oververhittingsgebied
B het hogedrukgebied, het lagedrukgebied en het tussendrukgebied
C het lagedrukgebied, het onderkoelingsgebied en het vloeistof/damp-gebied
D het hogedrukgebied, het lagedrukgebied en het oververhittingsgebied

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lager in zuigdruk een compressor werkt bij dezelfde condensatiedruk:
A hoe beter het rendement
B hoe slechter het rendement
C hoe hoger de condensatiedruk
D hoe lager de condensatiedruk

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er in een koelinstallatie als de verdampingstemperatuur daalt?
A het koelvermogen stijgt en het benodigde elektrisch vermogen daalt
B het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt
C het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen daalt
D het koelvermogen stijgt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er in een koelinstallatie als de condensatietemperatuur stijgt?
A het koelvermogen stijgt en het benodigde elektrisch vermogen daalt
B het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt
C het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen daalt
D het koelvermogen stijgt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er in een koelinstallatie met een luchtgekoelde condensor als de
omgevingstemperatuur stijgt?
A dit heeft geen invloed
B het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt
C het koelvermogen daalt en het benodigde elektrisch vermogen daalt
D het koelvermogen stijgt en het benodigde elektrisch vermogen stijgt

A

B

17
Q

Een compressor in een koelinstallatie en een compressor in een vriesinstallatie leveren allebei hetzelfde koelvermogen van 5 kW. Dit natuurlijk op een andere temperatuur. Welke van de volgende beweringen is dan juist?
A beide compressoren hebben hetzelfde slagvolume en worden aangedreven door
dezelfde motor
B beide compressoren hebben hetzelfde slagvolume maar de vriescompressor heeft
een grotere motor nodig
C beide compressoren hebben hetzelfde slagvolume maar de koelcompressor heeft
een grotere motor nodig
D de vriescompressor heeft een groter slagvolume en heeft een grotere elektrische
motor nodig

A

D

18
Q

Wat heeft een invloed op de vermeerdering van de volumetrische
efficiëntie/rendement (‘verpompte hoeveelheid’) van de compressor?
A verlagen van de persdruk
B verlagen van de verdamperdruk
C verhogen van de compressorverhouding
D verhogen van de oververhitting

A

A

19
Q

De COP van een koelinstallatie heeft betrekking op:
A het rendement van een installatie aan de hand van het opgenomen elektrisch
vermogen in verhouding tot het koelvermogen
B het berekenen van de levensduur van een installatie aan de hand van de gemeten drukken
C het verschil tussen de opgenomen energie in zomerregime en in winterregime
D de mate waarin het condenseren van het koelgas gebeurt en de daarmee gepaarde warmteafgifte

A

A