KOUDEMIDDELEN Flashcards
Wat gebeurt er wanneer gefluoreerde koelmiddelen in contact komen met
vuur?
A het koelmiddel vat onmiddellijk vuur
B niets, het koelmiddel is onbrandbaar
C er ontstaan giftige stoffen, afkomstig van de ontbinding van het koelmiddel
D er ontstaan ontbindingsproducten van het koelmiddel die echter niet giftig
zijn
C
De vloeren van de machinekamers:
A moeten zuiver gehouden worden om voortijdig olielekken te kunnen
opsporen
B mogen uitsluitend in glad beton worden uitgevoerd
C moeten een belasting kunnen verdragen van minstens 2 ton/m²
D moeten glad en afwasbaar zijn
A
Emissie is:
A het recupereren van koelmiddel uit een koelinstallatie
B het uitstoten van koelmiddel in de atmosfeer
C het verwijderen van vocht uit een koelinstallatie
D een fout in de constructie van de koelinstallatie
B
Het vullen in de damp(gas)fase is altijd toegelaten voor:
A R134a
B R404A
C R407C
D alle koelmiddelen
A
Het vullen in de vloeisfoffase is verplicht bij:
A R134a
B R507
C R407C
D alle koelmiddelen
C
Het vullen in de vloeistoffase is:
A beter dan het vullen in de dampfase omdat het proces gemakkelijker kan
worden gecontroleerd
B voor bepaalde koelmiddelen verplicht
C even goed als het vullen in de dampfase als men de te volgen methode
maar goed toepast
D alleen voor grotere installaties toepasbaar
B
Is er altijd een bruikbare verhouding tussen druk en temperatuur in een
koelinstallatie met R134a?
A ja, via het koelmiddellatje kan men altijd de druk en overeenkomstige
temperatuur aflezen
B neen, druk en temperatuur zijn steeds onafhankelijk
C neen, enkel in het tweefasengebied
D neen, enkel in de gasfase en het vloeistofgebied
C
Wat betekent onderkoelen?
A te laag condenseren
B ijsvorming aan de compressor
C na volledige condensatie het koelmiddel verder afkoelen
D na volledige verdamping het koelmiddel verder afkoelen
C
Wat betekent oververhitten?
A te hoog verdampen
B te hoog comprimeren
C na volledige verdamping het koelmiddel verder opwarmen
D na volledige condensatie het koelmiddel verder opwarmen
C
Wat is R407C?
A een zeotroop
B een azeotroop
C een absorber
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuisT
A
Bij een zeotropisch mengsel is er tijdens de verdamping bij constante druk:
A een temperatuurglide
B geen temperatuurglide
C een gelijke temperatuur
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuist
A
Bij een azeotropisch mengsel is er:
A een vaste relatie tussen druk en temperatuur
B geen vaste relatie tussen druk en temperatuur
C een duidelijke waarneembare glide
D alle voorgaande antwoorden zijn onjuist
A
Welk koelmiddel heeft het meeste kans op verandering in samenstelling bij een
koelmiddellek?
A R717
B R134a
C R507
D R407C
D
Het weglekken in een gesloten ruimte van R134a:
A is gevaarlijk omdat het giftig is
B kan bij hoge concentraties dodelijk zijn omdat er een tekort aan zuurstof
optreedt
C is gevaarlijk omdat het mengsel R134a/lucht brandbaar is
D is niet gevaarlijk omdat de soortelijke massa van koelmiddeldamp
aanzienlijk lager is dan die van lucht
B
Waardoor wordt de keuze van het koelmiddel in een koelinstallatie in
hoofdzaak bepaald?
A de prijs
B het soort van compressor
C de thermodynamische eigenschappen van het koelmiddel bij de verlangde
verdampings- en condensatietemperatuur
D het soort koelmiddel is niet zo belangrijk: als het maar een koelmiddel is
C
Welke koelmiddel wordt er het meest gebruikt voor een diepvriestoepassing?
A R404
B R134a
C R22
D R410A
A
Welk koelmiddel wordt er gebruikt voor een nieuwe split-airco?
A R134a
B R404A
C R22
D R410A
D
Welk koelmiddel heeft een glide?
A R404A
B R134a
C R507A
D HFO-1234yf
A
Welke koelmiddelen hebben weinig of geen nadelige invloed op het
broeikaseffect bij lekkages?
A chloorhoudende koelmiddelen
B blends of mengsels van HFK’s
C propaan, butaan, ammoniak en CO2
D koelmiddelen die een ASHRAE-code bezitten
C
Wat is het verschil tussen een koelmiddel met R4(xx)- en R5(xx)-codering?
A het grote verschil tussen de R4(xx)- en de R5(xx)-reeksen is het
toepassingsgebied: de R5(xx)-reeks wordt gebruikt bij
diepvriestoepassingen en de R4(xx)-reeks bij warmtepompen
B de R5(xx)-reeks is een mengsel of blend met een temperatuurverschuiving
(glide) tijdens het verdampen/condenseren
C er is geen verschil tussen de R4(xx)- en de R5(xx)-reeksen wanneer het
gaat over de glide van het koelmiddel
D de R4(xx)-reeks is een mengsel of blend met een temperatuurverschuiving
(glide) tijdens het verdampen/condenseren
D
Wat kan men niet aflezen uit een damptabel van een koelmiddel ?
A de onderkoeling en de oververhitting van het koelmiddel
B de temperatuur van het kookpunt bij een bepaalde druk van een koelmiddel
C het soortelijk volume van de verzadigde damp
D het soortelijk volume van het vloeibaar koelmiddel
A
Welke koelmiddelen tasten de ozonlaag aan?
A (H)CFK’s
B HFK’s
C HFK-mengsels
D alle koelmiddelen
A
Hoe berekent men het ton CO2-equivalent van een gefluoreerd broeikasgas?
A door de GWP-waarde van het koelmiddel te delen door het gewicht van het
koelmiddel, uitgedrukt in ton
B door het gewicht van het koelmiddel, uitgedrukt in kg, te vermenigvuldigen
met de GWP-waarde van het koelmiddel
C door de GWP-waarde van het koelmiddel te delen door het gewicht van het
koelmiddel, uitgedrukt in kg
D door het gewicht van het koelmiddel, uitgedrukt in ton, te vermenigvuldigen
met de GWP-waarde van het koelmiddel
D