Reactie Door Spieren En Klieren Flashcards

1
Q

Spijsverteringsstelsel

A

Voedsel mechanisch verkleinen en het voortbewegen door het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ademhalingsstelsel

A

De longlucht via de longen in en uit het lichaam laten bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uitscheidingsstelsel

A

Urine tijdelijk in de urine blaas bewaren tot de sluitspieren openen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Transport stelsel

A

Het bloed door het lichaam laten stromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zintuigstelsel

A

Oog bewegingen en de accommodatie van de ooglens mogelijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spierstelsel

A

De beenderen van het skelet laten bewegen en bewegingen van de huid of organen mogelijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beenderstelsel

A

Zorgt voor vorm, stevigheid en beweging van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kogelgewricht

A

Kunnen bewegingen van 360 graden maken : schoudergewricht, heupgewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Scharniergewricht

A

Bewegingen in een richting: elleboog gewricht, kniegewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atlas en draaier

A

Nek gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zadelgewricht

A

Pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dwarsgestreepte spieren (bouw)

A

Snel en krachtig, vlug vermoeid, spiervezel, dwarsgestreept, meestal bewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dwarsgestreepte spieren (bv)

A

Biceps, gezichtsspieren, oogspieren, sluitspier van de aars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gladde spieren (bouw)

A

Traag en zwakker, onvermoeibaar, onbewust, autonoom, spiercellen (een celkern), glad, spoel vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gladde spieren (bv)

A

Maagspier, darmspieren, spieren in de Iris, spieren in het bloedvat, haar spiertjes in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hartspier

A

Snel en krachtig, onvermoeibaar, onbewust, autonoom, hartspiercel, dwarsgestreept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Antagonistisch

A

Tegengesteld (werken van spieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Antagonistische spieren

A

Tegenovergestelde spier: biceps en triceps, - omdat een spier enkel actief kan samentrekken is er een antagonistische spier nodig om ze te ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Peristaltiek

A

(Knijp- en duw bewegingen) kring en lengte spieren in de darmen bewegen voedsel vooruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ideale hartslag voor cardio training

A

220 slagen per minuut- je leeftijd =

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Excretie

A

Het uitscheiden van schadelijke en/of overtollige stoffen, die het lichaam best zo snel mogelijk verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Excretie (bv)

A

Talg, neusslijm, zweet, CO2, traan vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Secretie

A

Het afscheiden van nuttige stoffen, die nog een rol te vervullen hebben voor het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Secretie (bv)

A

Testosteron, groeihormoon, speeksel, moedermelk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Exocriene klieren
Stoffen om het klier product te maken worden uit het bloed gehaald - het klierproduct komt rechtstreeks of via een afvoer gang in het uitwendig milieu
26
Exocriene klieren (bv)
Zweetklier, speekselklier, neusslijmvliesklier
27
Endocriene klieren
Stoffen om het klierproduct te maken worden gehaald uit het bloed - het klierproduct wordt weer afgegeven aan het bloed - maken hormonen
28
Endocriene klieren (bv)
Hypofyse, schildklier, alvleesklier
29
Talg
Houdt de huid en het haar soepel en beschermt ze tegen uitdroging en ziekteverwekkers
30
Alvleessap
Helpt bij het verteren van koolhydraten, eiwitten en vetten
31
Zweet
Helpt bij de afgifte van overtollige en schadelijke stoffen
32
Moedermelk
Voedt de baby
33
Speeksel
Bevochtigt het voedsel en helpt bij de vertering van koolhydraten
34
Traanvocht
Bevochtigt en reinigt het oog
35
Oxytocine
Zorgt voor weeën bij de bevalling (baarmoeder)
36
Prolactine en oxytocine
Productie van moedermelk + samentrekken melkklierspiertjes (melkklieren in borst)
37
Groeihormoon
Evenwichtige groei en ontwikkeling van het lichaam (botten en andere weefsels)
38
TSH - thyroxine
Regelt de stofwisseling en beïnvloed de groei en ontwikkeling (schildklier)
39
ACTH - cortisol
Stress hormoon dat ontsteking remmend werkt (bijnierschors)
40
FSH - LH - progesteron - oestrogeen
Ontwikkeling geslachtsorganen- kenmerken, regelt de rijping van de eicel en de menstruele cyclus (eierstok)
41
FSH - LH - testosteron
Ontwikkeling geslachtsorganen - kenmerken, productie en rijping van zaadcellen (teelbal)
42
Zwezerik
Helpt op jongere leeftijd bij de groei en het afweersysteem
43
Bijniermerg (maakt aan)
Adrénaline
44
Zwezerik (maakt aan)
Thymosine
45
Endoskelet
Spieren zitten vast aan het skelet (paard)
46
Exoskelet
Spieren zitten vast aan het skelet (kreeft)
47
Hydroskelet
Het lichaamsvocht zorgt voor stevigheid, die kring en lengtespieren in de huid zorgen voor peristaltische bewegingen (regenworm)
48
Schijnvoetjes
Vormveranderingen door cytoplasmastroming (amoebe)
49
Zweephaar
Maken golvende beweging (oogdiertje)
50
Trilharen
Maken golvende beweging (pantoffeldiertje)
51
Gifklier
Maakt stoffen waarmee je prooien kan doden of verlammen (slang)
52
Slijmklier
Laat je beter glijden en beschermt tegen uitdroging (slak)
53
Stuitklier
Maakt veren waterafstotend (eend)
54
Inktklier
Bij gevaar spuiten ze die klier meer zodat het zicht van de predator belemmerd wordt en hij kan ontsnappen (inktvis)
55
Tropie
Gerichte beweging van plantdelen in de richting van de prikkel
56
Positieve tropie
Naar de prikkel toe
57
Negatieve tropie
Van de prikkel weg
58
Foto-tropie
Plant groet naar het licht
59
Geotropie
Wortels groeien met de zwaartekracht mee
60
Nastie
Is een niet gerichte beweging van plantdelen op een prikkel - de richting van de prikkel is niet van belang
61
Hydronastie
Dennenappels openen bij droog weer, sluiten bij vochtig weer
62
Thermonastie
Sneeuwklokjes openen zich bij warmte
63
Fotonastie
Madeliefjes openen bij het eerste licht en sluiten s’avonds weer
64
Thigmonastie
Een Venus vliegenvanger sluit zijn klaphekken bij aanraking door een insect
65
Foto-
Licht
66
Thermo-
Warmte
67
Hydro-
Vocht
68
Chemo-
Chemische stoffen
69
Thigmo-
Aanraking
70
Geo-
Zwaartekracht
71
Auxine
Groeihormoon dat een rol speelt bij fototropie
72
Etheen
Stress en verouderingshormoon, het activeert de vruchtrijping en telt de kieming van zaden
73
ABA (abscisinezuur)
Bereidt de planten en zaden voor op de winter, het regelt het sluiten van de huidmondjes bij droogtestress
74
Rolgewricht
Elleboog