Psychotrauma Flashcards
Wat is trauma?
Dit is een stressreactie (normale reactie op abnormale omstandigheid) afhankelijk van de cognitieve en emotionele waardering die aan de gebeurtenis vasthaakt.
Waarvan is waardering afhankelijk?
- gebeurtenis-gerelateerde factoren: wat, waar, duur, hoe dichtbij
- individuele factoren: verleden, stressregulatiesysteem
- contextuele factoren: steun van omgeving, recht, cultuur, hulp
Welke type’s trauma bestaan er?
- Type 1: eenmalige en acute confrontatie met PTG (ongeval)
- Type 2: herhaalde en langdurige confrontatie met PTG (seksueel misbruik)
Wat zijn de gradaties in stressreacties?
Normale stressreacties
▪ Doorgaans éénmalige, discrete PTG
▪ Herinneringen, emotionaliteit, gespannenheid, verlies realiteitszin, … ▪ Korte duur: enkele weken, nadien volledig herstel
Acute stressstoornis
▪ Doorgaans meer chronische en levensbedreigende PTG
▪ Paniekreacties, geestelijke verwarring, dissociatie, slapeloosheid,
achterdocht, …
▪ Duur: min. twee dagen en max. vier weken, treedt op binnen vier weken na
PTG
Post-traumatische Stress Stoornis (PTSS)
▪ Ontwikkelt zich op langere termijn
▪ Ongecompliceerde PTSS (infra)
▪ Comorbide PTSS: comorbiditeit met andere psychiatrische aandoeningen ▪ Complexe PTSS: langdurige en herhaalde blootstelling aan PTG
Wat is het A-criterium?
‘blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, of ernstige verwonding of seksueel geweld op een (of meer) van de volgende manieren’
- Zelf ondergaan van de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
- Persoonlijk getuige zijn geweest van de gebeurtenis(sen) terwijl deze anderen overkwam(en).
- Vernemen dat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) een naast familielid of goede vriend(in) is (zijn) overkomen. Bij een feitelijke of dreigende dood van een familielid of virend(in), moet(en de gebeurtenis(sen) gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen.
- Ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan de afschuwwekkende details van
de psychotraumatische gebeurtenis(sen) zoals bij hulpverleners die stoffelijke resten moeten verzamelen; politieagenten die herhaaldelijk worden geconfronteerd met de details van kindermisbruik).
NB Criterium A4 is niet van toepassing op blootstelling via elektronische media, televisie, films of foto’s, tenzij deze blootstelling werkgerelateerd is.
Wat zijn de fasen in PTSS?
- intrusie
- vermijding
- negatief cognities en stemming
- arousal en reactiviteit
Wat is het B-criterium? (INTRUSIE)
Onvrijwillige, intrusieve pijnlijke herinneringen aan de psychotraumatische gebeurtenis
De aanwezigheid van een (of meer) van de volgende intrusieve symptomen die samenhangen met de psychotraumatische gebeurtenis(sen) en die zijn begonnen nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden:
- Recidiverende, onvrijwillige en intrusieve pijnlijke herinneringen aan de gebeurtenis.”
NB: Bij kinderen die ouder zijn dan 6 jaar kan er sprake zijn repetitief spel waarin thema’s of aspecten van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) tot uiting worden gebracht. - Recidiverende onaangename dromen waarin de inhoud en/of het affect van de droom samenhangt met de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
NB: Bij kinderen kan er sprake zijn van beangstigende dromen zonder herkenbare inhoud. - Dissociatieve reacties (zoals flashbacks) waarbij de betrokkene het gevoel heeft of handelt alsof de psychotraumatische gebeurtenis(sen) opnieuw plaatsvindt(en). (Dergelijke reacties kunnen zich op een continuum bevinden, waarbij de extreemste uiting de vorm kan hebben van een volledig gebrek aan besef van de actuele omgeving). NB: Bij kinderen kan het voorkomen dat ze de psychotraumatische gebeurtenis(sen) naspelen.
- Intense of landurige psychische lijdensdruk bij blootstelling aan interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken.
- Duidelijke fysiologische reacties op interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken.
Wat is het C-criterium? (VERMIJDING)
De vermijding van pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens of vermijding van externe aspecten die doen denken aan de psychotraumatische gebeurtenis
Persisterende vermijding van prikkels die geassocieerd worden met de psychotraumatische gebeurtenis(sen) die begon nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit één van de beide volgende kenmerken:
- Vermijding of pogingen tot vermijding van pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens over, of sterk samenhangend met de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
- Vermijding of pogingen tot vermijding van externe aspecten die aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen) herinneren (mensen, plaatsen, gesprekken, activiteiten, voorwerpen, situaties) die pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens oproepen over, of sterk samenhangend met, de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
Wat zijn de verschillende criteria?
Het A-criterium gaat over het trauma en B,C,D,E gaat over PTSS
Wat is het D-criterium? (NEGATIEVE COGNITIES EN STEMMING)
Negatieve verandering in cognities en stemming (emotie)
gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die zijn begonnen of verergerd nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende kenmerken:
- Onvermogen om zich een belangrijk aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) te herinneren (gewoonlijk door dissociatieve amnesie en niet door andere factoren, zoals hoofdletsel, of alcohol- of drugsgebruik)
- Persisterende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld “Ik ben slecht”, “ Je kunt niemand vertrouwen”, “ De wereld is door en door gevaarlijk”, “Mijn hele zenuwstelsel is voor altijd verwoest”).
- Persisterende, vertekende cognities over de oorzaak of gevolgen van de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die ertoe leiden dat de betrokkene zichzelf of anderen er de schuld van geeft.
- Persisterende negatieve gemoedstoestand (bijvoorbeeld angst, afschuw, boosheid, schuldgevoelens of schaamte). 5. Duidelijk verminderde belangstelling voor, of deelname aan belangrijke activiteiten.
- Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen.
- Persisterend onvermogen om positieve emoties te ervaren (zoals onvermogen om geluk, voldoening of liefdevolle gevoelens te ervaren).
Wat is het E-criterium? (AROUSAL EN REACTIVITEIT)
duidelijke verandering in arousal en reactiviteit (gedrag)
gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die zijn begonnen of verslechterd nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende kenmerken:
- Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen (met weinig of geen aanleiding), gewoonlijk tot uiting komend in verbale of fysieke agressie jegens mensen of voorwerpen.
- Roekeloos of zelfdestructief gedrag.
- Hypervigilantie.
- Overdreven schrikreacties.
- Concentratieproblemen.
- Verstoring van de slaap (zoals moeite met in- of doorslapen of onrustige slaap).
Wat veroorzaakt PTSS bij kinderen?
Er creëert een bepaalde druk op het basisvertrouwen en –veiligheid en zorgt voor een stagnatie/verstoring van ontwikkeling
▪Afhankelijk van zorg- en steunfiguren in hun reactie en voor bekomen van hulp
▪ Geen ‘standaardreacties’, vaak meer gedragsmatige reacties: traumatisch spel, angstdromen, concentratieproblemen, slaapproblemen, zindelijkheidsproblemen, somatische klachten, aandacht zoeken, eetstoornissen, angstreacties, etc.
▪ Negatief coping-repertoire en verstoord socialisatiepatroon
▪ Vaak langdurige symptomen, in volwassenheid
Wat is het algemene doel van klinische interventies
Reducerend symptoomfrequentie en intensiteit
- Herbeleving en controle verkrijgen over gebeurtenissen, geassocieerde gedachten, emoties en herinneringen
- Confrontatie, geleidelijke desensitisatie (gewenning aan triggers)
Wat zijn de twee behandelingen?
Farmacotherapie (SSRI’s, Selectieve serotonine-heropname remmer) en psychotherapie
Wat zijn de verschillende soorten psychotherapieën?
Cognitieve gedragstherapie
▪ Trauma begrijpen, perspectief veranderen
▪ Helpen angstreacties managen: angst voor herinneringen en geassocieerde prikkels hanteerbaar maken ▪ Meest onderzocht, meest evidentie voor
Narrative exposure therapy
▪ Ervaringen verwoorden, externaliseren en controleren
▪ Herhaaldelijk en steeds verdergaande confrontaties met herinneringen aan de traumatische ervaring
(imaginaire exposure)
▪ Herhaaldelijke en steeds verdergaande confrontatie met situaties die angst uitlokken (in vivo exposure)
EMDR, Eye Movement Desensitization & Reprocessing
▪ “Oogbewegingtherapie” : stimuleert snelle oogbewegingen (REM)
▪ Induceert neurobiologische mechanismen die de activatie van de niet-verwerkte herinneringen
vergemakkelijken (‘Adaptive Information Processing’ (AIP))
▪ Snelheid en de efficiëntie van de behandeling, wetenschappelijke evidentie
Non-verbale methodieken
▪ ‘een taal erbij’ : popjes
▪ dramatherapie
▪ dans- en bewegingstherapie ▪ tekentherapie