Psychotherapie bij ouderen Flashcards

1
Q

PK veranderingen bij ouderen (3)

A
  • Tragere opname
  • Trager metabolisme en ontstaan van andere metabolieten
  • Verminderde excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke neurotransmittersystemen verouderen? (2)

A

Cholinerg (bewustzijn, slaap, geheugen en cognitie) en dopaminerg (motoriek en gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevolgen achteruitgang cholinerg systeem (3)

A
  • Alzheimer
  • Parkinson
  • Grotere gevoeligheid voor anticholinerge bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kan een anticholinerg delier optreden? (4)

A
  • Bij weinig potentie antipsychotica
  • Tricyclische antidepressiva
  • Sederende antihistaminica
  • Gebruik van antiparkinsonmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevolgen achteruitgang dopaminerg systeem (4)

A
  • Symptomen parkinsonisme
  • Gestoorde executieve functies (taken plannen en uitvoeren)
  • Apathie en anhedonie (verminderd vermogen tot het hebben van plezier)
  • Grotere gevoeligheid voor dopaminerge bijwerkingen van bijv antipsychotica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Extra relevante AP bijwerkingen ouderen (3)

A
  • Extrapiramidale bijwerkingen
  • Cardiovasculaire bijwerkingen
  • Valpartijen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe voorkom je AP bijwerkingen ouderen? (2)

A
  • Vooral atypische middelen voorgeschreven.
  • Indien deze middelen worden voorgeschreven moet er worden begonnen met een lage dosering en langzaam worden opgebouwd als dit nodig is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke mensen is de kans op cardiovasculaire bijwerkingen het grootst?

A

Patienten met vasculaire dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat het CV-risico bij AP icm ouderen?

A

Het CV-risico bestaat mogelijk door de α1-blokkade, waardoor er een verminderde doorbloeding wordt veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het belangrijkste bij de dosering van AP bij ouderen?

A

Start laag en bouw rustig op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer wordt pipamperon gebruikt? (4) (lage dosering)

A
  • Demente bejaarden
  • Regulatie slaapwaakritme
  • Bestrijding agressie
  • Als risperidon teveel parkinsonisme geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat speelt bij ouderen een rol bij slaapproblemen?

A

Overmatig/dagelijks alcoholgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke slaapmiddelen worden veel gebruikt bij ouderen?

A

Benzodiazepinen
(investeer in afbouwen, men voelt zich daarna vaak beter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke middelen worden vaak toegevoegd aan de behandeling met AP of AD? (1 klasse, 2 middelen)

A

Anxiolytica –> benzodiazepinen met een lange halfwaardetijd –> oxazepam en diazepam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een cave bij anxiolytica?

A

Paradoxale reacties bij dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een stemmingsstabilisator geindiceerd?

A

Als additie-therapie bij refractaire depressie (depressie die niet reageert op andere middelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1e en 2e keuze stemmingsstabilisator

A
  1. Lithium
  2. Valproaat
18
Q

Welke spiegels moeten gemonitord worden bij lithium gebruik? (2)

A

Creatinine en TSH spiegels

19
Q

1e keuze AD bij ouderen (2)

A

SSRI’s: citalopram en sertraline

20
Q

Wat is een voordeel aan mirtazepine als AD

A

Werkt ook sederend dus kan helpen bij het slapen

21
Q

Welke TCA heeft voorkeur bij ouderen? (2)

A

Nortriptyline/amitriptyline

22
Q

Welk gedrag staat er op de voorgrond bij dementie?

A

Gedrag wordt minder rationeel en primair gedrag staat meer op de voorgrond.

23
Q

Belangrijkste anti-dementiele middelen (klasse + 2 middelen)

A

Cholinesterase remmers
- Rivastigmine (transdermale pleisters)
- Galantamine

24
Q

‘2e keuze’ anti-dementieel middel met een klein, beperkt effect (klasse + middel)

A

NMDA-antagonist, memantine

25
Q

Waarom moet je het gebruik van cholinesterase remmers wel bespreken met de patient?

A

Cholinesteraseremmers zijn niet of weinig effectief (klein effect op cognitieve achteruitgang) is maar kunnen wel bijwerkingen geven.

26
Q

Symptomen dementie (3 groepen)

A

› Geheugenstoornissen
› Andere cognitieve stoornissen (Afasie, apraxie, agnosie, executieve functies)
› Andere psychische symptomen (Depressie (soms eerste uiting dementie), Hallucinaties, Paranoïde, Delirium)

27
Q

Vroege kenmerken ziekte van Alzheimer (6)

A

Sociaal terugtrekken, minder hobby’s, stemming, achterdocht, geheugen, oriëntatie
(aspecifiek dus lastig te herkennen)

28
Q

Late kenmerken ziekte van Alzheimer (5)

A

Slecht geheugen, hulpbehoevend, wanen/hallucinaties, boosheid/agressie, zwerven.

29
Q

Welke symptomatische behandeling zie je bij dementie (3 groepen)

A
  • Antipsychotica
  • Antidepressiva
  • Slaapwaakregulatoren
30
Q

Welke psychotische symptomen zie je bij dementie? (4)

A

› Hallucinaties (voor vogels/dieren, minder stemmen)
› Paranoïde
› Delirium
› Ernstige onrust (meestal tgv angst)

31
Q

Welke antipsychotica hebben een belangrijke plek bij de dementie populatie? (2)

A

Pimpamperon en haloperidol

32
Q

Welke behandeling voor dementie is obsoleet en wil je niet meer doen + waarom niet?

A

Traditioneel antihistaminica: alimemazine, promethazine
Om de anticholinerge effecten

33
Q

Wat is heel specifiek aan een delier?

A

Er is altijd een aanwijsbare oorzaak aan te wijzen (anders dan psychose)

34
Q

3 vormen van een delier

A

› Hypoactieve apatische vorm (stil delier, gevaarlijk omdat het niet opvalt)
- Verlaagd bewustzijn, bewegingsarmoede, verminderde
interactie met omgeving
- Aantasting alertheid en vigilantie
› Onrustige/Hyperactieve vorm
- Motorische onrust en agitatie, verminderde controle,
rusteloosheid, roepen, schelden.
- Hyperalert
› Mengvormen

35
Q

Behandeling psychotische symptomen, onrust en opwinding bij een delier (klasse + 2 middelen)

A

Antipsychotica
- Haloperidol
- Clozapine (alleen bij Parkinson, minder extrapiramidale bijwerkingen)

36
Q

Hoelang behandel je een delier?

A

Kortdurend, 1-2 weken, op basis van symptomen
(Eenmaal ontspoord brein moet je wel echt behandelen, balans herstelt zich niet zomaar weer als de urineweginfectie over is)

37
Q

Behandeling alcoholonthoudingsdelier (2 klassen)

A

Benzodiazepinen
Anticonvulsiva

38
Q

Verschillen delier en psychose (3)

A
  • Delier is alleen heel acuut terwijl ene pscyhose ontwikkelt zich over een langere tijd.
  • Symptomen van een delier kunnen ook fluctureren over de dag.
  • Bij een delier is er ook altijd een oorzaak in lichamelijke ziekte of aandoening te vinden (onderliggende oorzaak behandelen)
39
Q

Welk klinisch beeld van een depressie zie je in een verpleeghuis?

A
  • Minder somberheid en schuldgevoelens
  • Meer interesseverlies en teruggetrokkenheid
40
Q

Betekenis sun-downing syndroom

A

Mensen kunnen gedesorienteerd raken als de zon ondergaat, dan vallen alle activiteiten weg en kunnen ze nog meer gedesorienteerd raken omdat de herkenningspunten weg zijn.

41
Q

Welke AP wordt in een lage dosering als slaapmiddel voorgeschreven?

A

Quetiapine
(lage dosering geen antipsychotisch effect)