Psychopathologie 3 Flashcards

1
Q

Stoornissen in de jeugd en adolescentie

A
  • Onderscheid geïnternaliseerde en geïnternaliseerde problemen
  • Bij extern is er te weinig controle over de emoties en worden deze uitgeageerd. Jongeren met externaliserende problemen hebben vaak conflicten met andere mensen of met de maatschappij. Typische externailiserende problemen zijn agressie, overactief gedrag en ongehoorzaamheid
  • Bij intern is er een overcontrole over de emoties: ze worden naar binnen gericht en leiden tot innerlijke onrust. Typische internaliserende problemen zijn sociale teruggetrokkenheid, angst, depressie en psychosomatische klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 vragen staan centraal

A
  • Wat zijn belangrijkste kenmerken? (belangrijk voor de toets)
  • Belangrijkste oorzaken stoornissen?
  • Welke behandeling meest adequaat?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

A
  • Voorheen: stoornissen ontstaan in (vroege) jeugd
  • Verdwijnen vaak niet bij het bereiken van volwassen leeftijd
  • Deze stoornissen leiden tot gevoeligheid voor delinquent gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ASS (autisme)

A
  • Vanaf DSM-5 (2013): Pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD)
  • autisme (klassiek)
  • stoornis van Asperger
  • PDD-NOS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ASS (autisme spectrum stoornis)

A

A. Beperking in sociale communicatie
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen
- Begin in de ontwikkelingsperiode
- Veroorzaakt lijdensdruk of beperkingen in sociaal functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ASS A:

A

A: Beperkingen in sociale communicatie en interactie
- Afwijkende manier van contact maken of gespreksinteractie, emoties en affect
- Beperkingen in non-verbaal gedrag, slecht geïntegreerd verbaal en non-verbaal gedrag, gezichtsuitdrukkingen
- Beperkingen in begrijpen van relaties, aanpassen aan verschillende sociale situaties, minder tot geen belangstelling voor leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ASS B:

A

B: beperkte, repetitieve gedragspatronen
- Repetitieve motorische bewegingen, gebruik voorwerpen of spraak etc.
- Hardnekkig vasthouden aan routines of geritualiseerde patronen (patronen zijn wel voorspelbaar en daarom veilig/rustig)
- Gefixeerde intense interesses, obsessies (idem)
- Hyper- of hyporeactief op zintuigelijke waarnemingen, ofwel geen reactie of overgevoelige reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Niveau’s van ASS

A
  • Niveau 1: vereist ondersteuning (asperger, PDD-NOS)
  • Niveau 2: vereist substantiële ondersteuning (klassiek)
  • Niveau 3: vereiste zeer substantiële ondersteuning (klassiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ASS in cijfers

A
  • 1% heeft ASS
  • Jongens meer dan meisjes
  • Comorbiditeit (verschillende stoornissen die niet los naast elkaar staan maar die elkaar versterken) hoog met verstandelijk beperking, taalstoornis, ADHD en andere ontwikkelingsstoornissen (leerstoornis etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oorzaken

A
  • Specifieke genetische afwijkingen
  • Afwijkingen in de werking van hersenen:
  • waarnemen, begrijpen van de waarneming, betekenis van de waarneming, interpretatie van taal -> reactie. Kan alleen als hersengebieden goed samenwerken
  • executieve functies: bedenken, plannen, organiseren van dagelijks handelen -> werkt slecht
  • Hoge leeftijd ouders
  • Laag geboortegewicht
  • Gebruik alcohol, drugs en/of zware medicatie tijdens zwangerschap
  • Omgevingsinvloeden kunnen versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling en begeleiding

A
  • Gebruik taal, geen non-verbale communicatie
  • Vraag niet zich iets voor te stellen
  • Wees voorspelbaar
  • Leg uit wat er gaat gebeuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Autisme en criminaliteit

A
  • Obsessief dwangmatig gedrag (Volkert van der G)
  • Beperkte mogelijkheden problemen op te lossen (een probleem moet letterlijk weggemaakt, ook als het een mens betreft)
  • Niet goed zien welke impact het eigen gedrag bij anderen heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandachtdeficientie-/hyperactiviteitsstoornis

A

A. Onoplettendheid en/of hyperactiviteit
B. Vóór 12e jaar aanwezig
C. Op twee of meer terreinen (school, werk, sociale relaties)
D. Interfereren met dagelijks functioneren
E. Niet verklaard door andere stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ADHD A: onoplettendheid, uit zich in:

A
  • Aandacht details
  • Aandacht activiteiten
  • Niet luisteren
  • Taken niet afmaken
  • Organiseren van taken
  • Langdurige taken
  • Kwijtraken van spullen
  • Gedachten die afleiden
  • Vergeetachtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ADHD
A: hyperactiviteit of impulsiviteit

A
  • Onrustig bewegen
  • Opstaan als je moet blijven zitten
  • Rusteloosheid
  • Moeite met rustig werken
  • Doordraven
  • Excessief veel praten
  • Interrumpeert anderen
  • Beurt niet afwachten
  • Soort anderen in bezigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mogelijke oorzaken

A
  • Genetische afwijkingen en overerving
  • Hersenen: inhibitie-functie (rem op het gedrag: emotie/agressieregulatie) werkt slecht
  • Erg laag geboortegewicht
  • Roken tijdens de zwangerschap
  • Gebruik alcohol en/of drugs tijdens zwangerschap
  • Blootstelling aan giftige stoffen
  • Tekorten aan voedingsstoffen
  • Epilepsie
  • Temperament (novelty seeking)
  • Omgevingsinvloeden kunnen versterken (mishandeling, verwaarlozing, etc.)
17
Q

ADD

A
  • Is een vorm van ADHDH
  • Uit zich niet hyperactief
18
Q

ADHD in cijfers

A
  • 5% kinderen en 2,5% volwassenen
  • Jongens meer dan meisjes, meisjes meer ADD dan ADHD
  • Comorbiditeit hoog met gedragsstoornissen, leerstoornissen, ASS
19
Q

Behandeling en begeleiding

A
  • Medicatie (Ritalin, Concerta, etc.)
  • Experimenteel: dieet en voeding
  • Gezinstherapie en gedragstherapie
  • Structuur aanbrengen
20
Q

Relatie ADHD en delinquentie

A
  • ADHD is op zichzelf geen stoornis die leidt tot delinquentie
  • ADHD leidt vaak wel tot veel bestraffing, afkeuring, uitsluiting en dat leidt weer tot gedragsstoornissen (agressie, woede, asociaal gedrag)
  • Meer risico ook op verslaving
  • Door deze comorbiditeit wel grotere kans op criminaliteit
  • Volwassenen met een persoonlijkheidsstoornis hebben opvallend vaak ADHD
20
Q

Gedragstoornissen

A
  • Verschil gedragsproblemen en gedragsstoornis
  • Agressie is vaak een masker voor angst, in de opvoeding niet geleerd fouten te herstellen?
21
Q

Licht verstandelijke beperking A:

A

A: Intellectuele functies (IQ)
- Redeneren
- Probleem oplossen
- Plannen
- Abstract denken
- Oordelen
- Schools leren
- Leren door ervaringen

22
Q

Licht verstandelijke beperking B:

A

B: Adaptieve functioneren
- Moeite met voldoen aan sociale-culturele standaarden van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid
- Moeite met deelname aan dagelijks leven: communicatie, sociale relaties, school, werk, thuis

23
Q

LVB in cijfers

A
  • IQ tussen 65-75
  • 1% heeft verstandelijke beperking (niet alleen LVB)
  • Jonges meer dan meisjes
  • Comorbiditeit hoog met ADHD, depressie en bipolaire stoornis, angststoornis en autismespectrum
  • IQ 85 en hoger redt zich nog met ondersteuning, alles hieronder lukt niks om zelf te doen
24
Q

Oorzaken

A
  • Genetische afwijkingen
  • Hersenafwijkingen/syndromen
  • Ziekte moeder tijdens zwangerschap
  • Gebruik alcohol en/of drugs moeder tijdens zwangerschap
  • Problemen rondom geboorte: (zuurstofgebrek, infecties, sociale deprivatie)
  • Omgevingsinvloeden kunnen versterken
25
Q

LVB en criminaliteit

A
  • Door schooluitval snel op straat -> straatcultuur
  • LVB wordt sneller een probleem bij gebrekkig sociaal vangnet
  • Door gebrekkig inzicht in oorzaak en gevolg
  • Door meeloopgedrag
  • Niet bestand tegen groepsdruk
  • Misbruikt en ingezet voor klusjes die ze niet begrijpen of waarvan ze de gevolgen niet begrijpen
26
Q

Behandeling en begeleiding

A
  • Uitgebreide diagnostiek
  • Afstemmen communicatie
  • Concreet maken van oefenstof
  • Voor structureren en vereenvoudigen
  • Betrekken netwerk
  • Generalisatie van het geleerde
  • Veilige en positieve leeromgeving
27
Q

PIJ-maatregel -> behandeling

A
  • De PIJ-maatregel is niet heel erg succesvol, maar wat wel werkt weten we nog niet
  • Recidive hoogst van alle tyoen straf/behandeling. TBS heeft de laagste recidive. 80% pleegt binnen twee jaar na de strafmaatregel een nieuw delict
  • De andere kant is dat jongeren significant meer delicten plegen dan volwassenen