probleem 7: when puberty hits... Flashcards

1
Q

Adolescentie + periodes

A

 ontwikkelingsperiode van de overgang van kindertijd naar jong volwassenheid.
- Start rond 10/12 jaar en eindigt rond 18/19 jaar.
- Snelle fysieke veranderingen
- Ook cognitieve en emotionele veranderingen
- Jongens beginnen later dan meiden

Verschil puberteit en adolescentie: bij puberteit is er seksuele rijping en biologische volgroeiing, maar nog niet emotioneel.

3 periodes:
1. Vroege adolescentie (10/12 tot 14 jaar): snelle puberale veranderingen.
2. Middellate adolescentie (14 tot 16 jaar): puberale veranderingen zijn bijna compleet.
3. Late adolescentie (16 tot 18 jaar): de persoon bereikt een volwassen uiterlijk en neemt een volwassen rol aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Seksuele ontwikkelingen + invloed wanneer

A
  • Afscheiding hormonen  seksuele rijping (begint rond 10 jaar).
    Omgeving speelt een rol in wanneer iemand rijpt:
  • Warme en steunende ouders & hechte band  latere rijping.
  • Ouders hebben kind goed in de gaten (wel grens)  latere rijping.
  • Ouders bemoeien te veel met kind  vroegere rijping.
  • Alleenstaande ouders & gewelddadige families  vroegere rijping.
  • Buurten met armoede, criminaliteit en minder stabiliteit  vroegere rijping.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geslachtskenmerken

A
  • Primaire geslachtskenmerken: aanwezig vanaf geboorte
    o Jongens: testes en penis.
    o Meisjes: vagina, eierstokken en baarmoeder.
  • Secundaire geslachtskenmerken: ontstaan tijdens puberteit
    o Jongens: groei penis en balzak, gezichtshaar en schaamhaar, zware stem en toename spiermassa.
    o Meisjes: borstgroei, toename van heupomvang en schaamhaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begin van de puberteit + menarche, anovulatoire … en spermarche

A

Begin van de puberteit
- Jongens  rond 10/13 jaar en eindigt tussen 13/18 jaar.
- Meisjes  rond 10/11 jaar, 2 jaar eerder dan jongens
- Gemiddelde leeftijd van begin is vervroegd  1800 begin rond 18 jaar, nu veel eerder  betere voeding en gezondheid.
- Secular trend: vroegere rijping en grotere lichaamsomvang in geïndustrialiseerde landen.

Menarche: begin van menstruatie cyclus. Bij meiden is dit rond 13e levensjaar. Na ongeveer een jaar na 1ste menstruatie komt er een eicel vrij.
Anovulatoire menstruatiecyclus: het eerste jaar van de menstruatie cyclus waarin een meisje nog niet vruchtbaar is. Voordat menstruatie begint is er eerst nog een groeispurt.

Spermarche: eerste ejaculatie van een jongen. 1e keer is meestal tussen de 13 en 14,5 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Precocious puberty

A

vroegtijdig begin van de puberteit met snelle progressie.
- Meisjes  8 jaar, jongens  9 jaar.
- Komt vaker voor bij meisjes.
- Behandeling: afscheiding hormonen  onderdrukken gonaden  puberale ontwikkeling stopzetten.
- Kinderen uit vroegtijdige puberteit worden vaak kleiner, eerder seksuele rijping en gedrag vertonen wat niet past bij leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschillende factoren die rol spelen in ontstaan

A
  • Erfelijkheid: in genen zit een timing voor het ontstaan van de puberteit geprogrammeerd.
    o Bv: als moeder op jonge leeftijd begon met menstrueren  dochter wss ook.
  • Gezondheid: betere gezondheid  over het algemeen eerder begin puberteit. Menstruatie van meiden begint eerder bij rijkere landen en gezinnen met hoger inkomen. Ook mogelijke factor is stress  latere ontwikkeling.
  • Voeding en beweging: meer vet en een hoger lichaamsgewicht = positief verband eerder beginnen puberteit.  Hormoon leptine wordt door vetcellen afgegeven  sein voor hersenen dat er genoeg energie in het lichaam is om te beginnen met puberteit. Meisjes die veel sporten en weinig eten  later puberteit.
  • Hormonen: afgescheiden door endocriene klieren en daarna via bloed door lichaam vervoert.  etniciteit heeft invloed: Afro-Amerikanen komen eerder in puberteit, vanwege meer leptine aanmaak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hormonen

A

 afscheiden van hormonen wordt geregeld via de geslachtsklieren: hypothalamus, hypofyse en gonaden. Hormonen zorgen voor lichamelijke veranderingen en wss voor ontstaan van seksuele aantrekking.
De hypofyse  verhoogde levels van gonadotrope hormonen afscheiden. Deze stimuleren de ontwikkeling van klieren in de teelballen en eierstokken die geslachtshormonen uitscheiden.  Stimuleren androgenen en oestrogenen om dit af te scheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 soorten hormonen

A
  • Androgenen: geslachtshormoon (man). Testosteron is een androgeen  stijging van testosteron  vergroting externe geslachtsdelen, groei lengte, ontstaan lichaamshaar, toename van spiermassa en verandering stem.
  • Oestrogenen: geslachtshormoon (vrouw). Toename van het oestrogeen estradiol  ontwikkeling borsten, baarmoeder, vagina en bredere heupen. Het oestrogeen progesteron  regulatie menstruatie en bereid de uterus voor op mogelijke bevruchting.
    Vrouwen en mannen hebben ook een beetje hormonen van andere geslacht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veranderingen in zelfbeeld

A

Begin puberteit  meer bezig zijn met uiterlijk, lichaam en hoe ze overkomen.
- Meisjes  negatief zelfbeeld over lichaam, vanwege toename vetpercentage.
- Jongens  positief zelfbeeld over lichaam, vanwege toename spiermassa.
Bij het zelfbeeld spelen leeftijdsgenoten een rol, omdat pubers door leeftijdsgenoten geaccepteerd willen worden en bang zijn voor afwijzing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevolgen vroeg of laat puberteit jongens

A
  • Jongens vroeg in puberteit: onafhankelijk, zelfverzekerd en fysiek aantrekkelijk  populair, maar meer psychologische stress en probleemgedrag dan laat in puberteit, vanwege acceptatie en omgang met oudere jongens. Grotere kans op depressie op latere leeftijd.
  • Jongens laat in puberteit: meer negatieve gevoelens over zichzelf, sneller afgewezen, afhankelijk en rebels tegenover ouders. Ze doen hun best om geaccepteerd te worden  zoeken aandacht en komen kinderachtig over. Deze jongens zijn angstiger en depressiever dan jongens die eerder in de puberteit komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolgen vroeg of laat puberteit meisjes

A
  • Meisjes vroeg in de puberteit: minder populair, teruggetrokken en grotere kans op depressie, angstig, minder zelfvertrouwen en doen het minder goed op school, niet tevreden over lichaam.  Grote sociale druk en meer verwachtingen van oudere vrienden om zich aan te passen aan volwassen gedrag. Deze meisjes raken betrokken bij slecht gedrag, vanwege omgang met oudere mensen.
  • Meisjes laat in de puberteit: fysiek aantrekkelijk, levendig en sociaal. Minder tevreden over gewicht en uiterlijk, vanwege kleinere lengte en iets dikker. Ook komen deze meisjes vaker perssoonlijkheid afwijkingen voor, zoals depressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emotionele veranderingen

A
  • Hogere hormoonlevels  meer negatieve gevoelens
  • Emoties zijn minder stabiel  stemmingswisselingen met hoge pieken en diepe dalen. Komt vooral voor bij adolescnenten die negatieve gebeurtenissen meemaken: minder populair, slechte cijfers, stress binnen familie.
  • Humeur beïnvloedt slaap  slaaptekort  depressie, slechte schoolprestaties en risicovol gedrag.
  • Onvoldoende slaap tast regulering van emoties, gedrag en aandacht aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Veranderingen in identiteit

A

 meer tegenstrijdige ideeën over hun identiteit, ze zien zichzelf als verlegen en spontaan tegelijk  ontstaan identiteitscrisis: periode waarin adolecente onzeker is over zichzelf en zijn rol in de samenleving. Dit gaat gepaart met stemmingswisselingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve veranderingen (metacognitie)

A

 Er zijn verschillende veranderingen die plaatsvinden tijdens de puberteit:
- Toename van abstract- en logisch denkvermogen.
- Ontstaan van idealistisch denken en denken in mogelijkheden.
- Beter worden in plannen, zelfregulatie en aandacht verdelen, door ontwikkelingen in hersenen.
- Toename kritisch denken: toegenomen snelheid en capaciteit van informatieverwerking, bredere inhoud van kennis en verschillende domeinen, beter vermogen om kennis te combineren, meer gebruik van complexe strategieën zoals plannen en het bedenken van alternatieven.
- Meer competent worden in het maken van beslissingen  overweging van verschillende opties, een situatie vanuit meerdere perspectieven beoordelen, anticiperen op consequenties van beslissingen en de geloofwaardigheid van bronnen overwegen. Maken van goede beslissing  niet heel emotioneel beladen situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overige ontwikkelingen

A
  • Perspective taking: adolescenten kunnen door hun cognitieve ontwikkeling meerdere perspectieven evalueren, waardoor ze een situatie van meerdere kanten kunnen bekijken.
  • Veranderingen in slaappatroon  door hormonen zijn er veranderingen in biologische klok. Melatonine wordt een uur later uitgescheiden.
  • Risicogedrag bereikt top  adolescenten tonen sensation seeking gedrag  op zoek naar spannende ervaringen en opwindingen.
  • Ontstaan van competetief gedrag.
  • Caloeriebehoefte neemt toe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cultuur

A

 Meeste veranderingen zijn universeel, maar cultuur heeft op bepaalde manier invloed.
* Kinderen uit arme landen gaan vaak later door de puberteit & ontwikkelen later.  gezondheidzorg is minder goed en minder beschikking gezond eten.
* Problemen waarmee adolescentie vaak gepaard gaat (stemmingswisselingen en risicovol gedrag) in bepaalde culturen vaker plaats.  Sterkse in westerse culturen, waar onafhankelijkheid wordt aangemoedigd en minder steun van familie en mensen in omgeving.

17
Q

Veranderingen in het brein (synaptogese, pruning, placticiteit en corpus callosum)

A

2 grote groeispeurten:
1ste : ingrijpende verangeringen in prefrontale cortex. Groeispeurt  breindelen die ruimtelijke waarneming beheersen en sensorische, taalkundige en motorische functies.
2de : ontwikkeling van frontale kwabben (plannen en logica).

  • Synaptogenese: proces waarbij verbindingen (synapsen) tot stand worden gebracht tussen neuronen. Het omvat groei van zowel dendrieten als axonen.
  • Pruning: de connecties (synapsen) die vaak worden gebruikt, worden sterker (om te overleven), en ongebruikte connecties vervallen.  Grijze massa wordt verminderd door toenemende myeline om de axonen, waardoor impulsgeleiding sneller is. De connecties die over blijven, werken sneller en effectiever  adolescenten leren sneller nieuwe dingen dan volwassenen.
  • Plasticiteit (zekere mate): vermogen van het brein om gedurende de levensduur op ervaring te reageren. (vormen van nieuwe verbindingen)
  • Corpus callosum  dikker en groter (door myelanisatie)= beter en sneller info verwerken.
18
Q

veranderingen in brein (amygdala, myelyne, gevoelige neuronen, lateralisatie, prefrontale cortex)

A
  • Amygdala (emoties)  ontwikkelt verder. Neiging om emotioneel intenser te zijn. Er is een verband gevonden tussen de grootte van de amygdala in adolescenten en de mate van aggressief gedrag.
  • Meer aanmaak van myeline  vergroot snelheid van overdracht van elektrische imupulsen  meer oplettendheid en snellere informatieverwerking.
  • Neuronen worden gevoeliger voor bepaalde chemische stoffen  heftiger reageren op stressvolle situaties en ervaren aangename stimuli intenser.
  • Lateralisatie in het brein wordt sterker en toename van totale grootte van het brein.
  • Prefrontale cortex vertraagt en subcorticale delen ontwikkelen sneller  minder zelfcontrole. Functies gebruiken gaat goed maar valt weg bij veel stress. Minder controle in prefrontale cortex leidt tot hogere activatie van amygdala  meer emoties
19
Q

Alcohol en drugsgebruik

A
  • Alcohol wordt het meeste gebruikt, maar ook veel ritalin.
  • Tieners met de meeste interesse naar sensatie  gevoelig drugs en alcohol gebruik.
  • Ook vrienden kiezen die dit doen en elkaar stimuleren.
  • Adolescenten die veel alleen zijn  ook gevoeliger.
  • Brein van adolescenten heeft meer alcohol en drugs nodig voor ‘high’ gevoel  groter risico op bijwerkingen en langdurige afhankelijkheid.
20
Q

Roken

A
  • Sensation seeking  minder belangrijk.
  • Voorlichtingscampagnes  meer bewuszijn gezondheidsgevolgen & vermindering aantrekkelijkheid.
  • Invloed leeftijdsgenoten speelt grote rol  vatbaar voor meedoen tussen 15/17 jaar.
  • Ouders ook invloed  zelf stoppen of roken niet goed vinden  kind niet roken.
21
Q

Soa’s

A
  • Veel tieners zijn onwetend over soa’s en gevolgen.
  • Zelfs met kennis, komt het nog steeds veel voor.
  • Effectieve voorlichtingscampagnes zijn nodig.
22
Q

Anticonceptie

A
  • 20% van adolecenten die seksueel actief is  geen gebruik van anticonceptie.
  • Tieners met laag inkomen  geen realistische verwachtingen over impact van vroeg tienerouder worden.
  • Sociale omgeving heeft invloed op gebruik van anticonceptie.
  • Tieners die open met ouders alles bespreken  vaker anticoncpetie, dan dat dit niet wordt besproken.
  • Seksuele voorlichtingslessen op school geven onvoldoende en onjuiste kennis.
23
Q

Jonge zwangerschappen (3 factoren)

A
  • Effectieve seksuele voorlichting bereikt te weinig tieners.
  • Makkelijke en goedkope voorbehoedsmiddelen zijn schaars.
  • Veel families leven in armoede wat jonge mensen aanmoedigt om risico’s te nemen zonder de gevolgen van hun gedrag mee te nemen.
     Er wordt tegenwoordig minder abortus gepleegd en minder mensen gaan trouwen bij jonge zwangerschap. Jong zwanger  minder kans school afmaken, meer armoede, meer alcohol en drugsgebruik en vaker depressies. Vaak zijn er geboorteafwijkingen en verloopt de hechting tussen moeder en kind niet goed  vicieuze cirkel.