probleem 3: attachment (not) included Flashcards
Hechting
sterke emotionele band tussen twee mensen. Hechtingsonderzoek is vooral gericht op de relatie tussen jonge kinderen en de ouders. De kwaliteit van hechting en de succesvolheid van de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling tijdens de kindertijd lijken verbonden te zijn.
Hechting perspectief kind
Bonding perspectief ouder/verzorger
Psychoanalytische theorie
Freud beredeneerde dat een kind zich aan de persoon of het object hecht dat het kind voorziet in de orale behoefte (vaak: moeder). De redenatie hierbij is: ‘Ik houd van jou, omdat je mij eten geeft.’
Leer theorie
het kind hecht zich aan de persoon die hem beloont en het kind in zijn/haar behoeftes voorziet. Eten lijkt een belangrijke rol te spelen om 2 redenen:
1. Het lokt positieve reacties uit bij de baby wat zorgt voor een affectie voor de baby door de verzorger.
2. De voedingstijd is een gelegenheid waarin de moeder een baby voorziet van meerdere gemakken tegelijk (warmte, aanraking, schone luier ect). Hierdoor gaat de baby de moeder met plezierige sensaties associëren.
Primary reinforcers: beloningen die biologische drijfveren bevredigen. (vervulling basisbehoeftes)
Secondaire reinforcers: een beloning die geassocieerd wordt met primaire reinforcer. De moeder wordt op den duur geassocieerd met het geven van eten, waardoor zij een secondary reinforcer wordt. De baby zal er nu alles aan doen om de aandacht van de moeder/ verzorger te blijven trekken.
onderzoek harry harlow
Voeding blijkt niet de belangrijkste factor bij het ontstaan van baby-moeder hechting.
Harry harlow: experiment waarin baby aapjes werden gescheiden van hun moeder. De aapjes kregen vervolgens twee vervangende ‘moeders’. Eén moeder was zacht en warm, de andere was van metaal, koud en hard. Bij één groep gaf de warme/zachte moeder voeding, bij de andere de koude/harde moeder.
Uitkomst: de aapjes brachten meer tijd door met de zachte/warme moeder, ondanks dat bij sommige de metalen moeder het eten had.
Contact comfort: is een belangrijke factor bij hechting. Bij warmte komt oxytocine vrij krijgen van borstvoeding en warmte en contact. Het gaat niet alleen om eten.
Kritiek onderzoek: onderzoek is gedaan met dieren kan leiden tot verkeerde conclusie (fouten/ verkeerd beeld).
Cognitieve-ontwikkelingstheorie
Het vermogen om hechtingen aan te gaan, is afhankelijk van de cognitieve ontwikkeling van het kind. De theorie gaat ervan uit dat een kind zich hecht aan een persoon, waarvan het kind weet dat hij/ zij er altijd zal zijn. Voordat een hechtingsband kan worden gevormd, moet de baby onderscheid kunnen maken tussen bekenden en vreemden. Ook moet een baby kunnen begrijpen dat bekenden een ‘permanentie’ hebben (besef dat mensen blijven bestaan als je ze even niet meer ziet). Anders kunnen baby’s geen stabiele relatie vormen.
Voor dit besef is cognitief vermogen nodig. Hechting ontstaat pas na 7-9 maanden (4e fase van Piaget object Piaget kiekeboe).
Ethologische theorie, contemporary theories of attachment
alle soorten (ook mensen) worden geboren met een aantal neigingen die bijdragen aan de overleving van de soort gedurende de evolutie. Hechting ontstaat als gevolg van de signalen die de baby zendt en de reactie van de verzorger hierop. Als gevolg wordt een band gevormd tussen hen en is het overleven van de baby gegarandeerd.
Hechting beschermt het kind tegen gevaar en zorgt ervoor dat de behoeftes worden voldaan, zoals eten. Hechting is dus een adaptief, aangeboren reactiesysteem om te overleven.
Imprinting
een aangeboren vorm van leren waarbij het jong van een bepaald soort bewegende objecten zal volgen, wat meestal de moeder is. Mensen inprenten niet bij hun moeder zoals veel dieren dit doen, maar hebben een aantal attributen geërfd die hun helpen om contact te houden met de verzorger:
- Baby’s hebben een schattig gezicht trekt verzorgers aan.
- Baby’s hebben de eerste maand een reflexieve lach verzorger gaat zich aan de baby hechten.
evolutie in gunstige manier vormen hechte relaties overleven van soort.
Specifieke periode wanneer dit plaatsvindt.
Preadapted characteristic
manier per soort hoe dier zich ernaar gedraagt vergroot overlevingskans. VB: vogeltjes volgen moeder.
Kewpie doll effect: baby’s zijn er schattig uit mensen willen ze verzorgen vergroot overlevingskans.
Asociale fase
geboorte tot 6 weken
In deze fase produceren veel sociale en niet-sociale stimuli een gewenste reactie. Weinig stimuli leiden tot protest. Richting het einde van deze fase beginnen baby’s een voorkeur te tonen voor sociale stimuli zoals een lachend gezicht.
Fase van willekeurige hechting
6 weken tot 6 maanden
Baby’s waarderen in het algemeen gezelschap van mensen, onafhankelijk wie. Ze lachen meer naar mensen en menselijke objecten (poppen). Ze zullen voor ophef zorgen wanneer een volwassen persoon ze neerlegt. Tussen 3-6 maanden zullen ze de grootste glimlach bewaren voor bekenden mensen en ze zijn sneller gerustgesteld door een regelmatige verzorger. Ze worden blij van aandacht van elk persoon, ook vreemde mensen.
De specifieke hechtingsfase
7 tot 9 maanden
Baby’s tonen alleen protest wanneer ze worden weggehaald van een specifiek individu, meestal de moeder. Ze kunnen meestal kruipen in deze fase en proberen de moeder te volgen. Ook worden ze wat voorzichtiger bij vreemden. De baby’s hebben hun eerste oprechte hechting gevormd. De vorming van een veilige hechting heeft een belangrijke consequentie: het promoot de ontwikkeling van verkennend gedrag. Hechting zorgt voor een veilige basis voor verkennen. De moeder is een punt van veiligheid van waar het kind zich veilig voelt om te onderzoeken. De moeder is een veilige basis. Mocht er iets misgaan, kan het kind altijd terugkeren naar zijn/haar moeder voor emotionele support. Baby’s zijn dus zelfverzekerd om onafhankelijk te zijn.
Fase van meerdere hechtingen
9 maanden tot 18 maanden
Een paar weken na de eerste hechting gaat de baby zich ook aan andere personen hechten, zoals vader, broers/zussen, opa’s en oma’s en zelfs de regelmatige oppas. Bij 18 maanden zijn de meeste baby’s gehecht aan meerdere personen en dit kan wel oplopen tot vijf/meer.
theorie john bowlby
Deze fases komen voort uit een theorie van John Bowlby, die ook met een vaste volgorde voor hechting kwam. Deze verschilt in sommige aspecten met de fasen van Schaffer en Emerson:
- Fase 2 is er wel al sprake van specifieke hechting aan een persoon, meestal de moeder. De baby kan dan ook onderscheid maken tussen bekende/onbekende personen.
- Fase 3 de baby gaat actief contact (kruipen ect) zoeken met deze persoon van specifieke hechting. De fase duurt tot de leeftijd duurt tot 2 jaar (ipv 9 maanden).
- Fase 4 baby’s snappen de gevoelens van anderen en nemen deze ook mee in hun eigen acties.
Kritiek: in fase 4 van Bowlby gebeurden dingen die volgens andere onderzoekers ook al in fase 3 gebeurden.
reflex
Een reflex is een aangeboren, onvrijwillige en automatische reactie op een stimulus.
overlevingsreflexen + primitieve reflexen
Overlevingsreflexen: hebben een adaptieve waarde en zorgen voor bevrediging van de primaire behoeften. Een andere manier waarop overleving wordt gegarandeerd, is dat ze een positief effect hebben op de verzorgers, waardoor deze dichter bij het kind worden gebracht.
Niet alle primaire reflexen zijn even nuttig. De meeste zijn een overblijfsel van de evolutie die nu geen doel meer hebben. Een voorbeeld is de Babinski reflex: waarbij vooral de grote teen omhoog gaat en de tenen meer spreiden van elkaar. Er zijn echter nog wel primitieve reflexen die nog enige adaptieve waarde hebben, zoals de zwemreflex (deze laat de baby heel even drijven, zodat de baby gered kan worden).
Ook hebben primitieve reflexen het effect dat ze de verzorgers dichter bij brengen (door grijpreflex zullen ouders het kind oppakken).
Primitieve reflexen verdwijnen vaak in de eerste maanden al. Wel kan door deze reflexen iets gezegd worden over de ontwikkeling van kan het kind. Wanneer reflexen bij de geboorte al niet aanwezig zijn of als de reflexen te lang na de geboorte aanhouden mogelijk is er iets mis met het zenuwstelsel van de baby.