Probleem 7 - Nature vs nurture Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Welk onderscheid moet er gemaakt worden bij het nature-nurture debat?

A

Level van het individu - geen nature/nurture debat. Iedereen heeft een unieke samenstelling aan genen die een omgeving nodig hebben om een individu te produceren.

Level van een populatie aan individuen - wel even nature/nurture debat.
Onderzoeken of genen of omgeving belangrijker zijn voor individuele verschillen in kenmerk X.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke methoden zijn er om erfelijkheid te meten?

A

Selectief fokken
Familie onderzoek
Tweelingenonderzoek
Adoptieonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt selectief fokken.

A

Dieren met gewenste kenmeren voor onderzoek worden geselecteerd en hier wordt mee gefokt. Wanneer er verschillende stammen aan dieren zijn gecreëerd, kunnen zij worden blootgesteld aan verschillende gecontroleerde experimentele omgevingen. Onderzoekers kunnen zo de effecten van genetische en omgevingsverschillen onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt familie onderzoek?

A

In familieonderzoek is de mate van genetische verwantschap tussen familieleden gecorreleerd met de mate van persoonlijkheidsovereenkomst. Binnen familieleden zijn er verschillende percentages genetische overeenkomsten:
- Ouders en kinderen delen 50%;
- Broers en zussen delen 50%;
- Grootouders en kleinkinderen delen 25%;
- Ooms en tantes delen 25% met neven/nichten;
- Eerste neven en nichten delen 12,5%.

Persoonlijkheidskenmerk zeer erfelijk -> familieleden met meer genetische overlap lijken meer op elkaar dan familieleden met minder genetische overlap.

Eigenschap niet erfelijk -> familieleden met een grote genetische overlap mogen niet meer op elkaar lijken dan familieleden met weinig genetische overlap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt tweelingenonderzoek?

A

Wanneer twee organismen genetisch identiek zijn, kunnen later waargenomen verschillen worden toegeschreven aan de verschillen in de omgeving.

Aan de andere kant kunnen overeenkomsten tussen twee organismen die genetisch van elkaar verschillen maar dezelfde omgeving delen, worden toegeschreven aan de omgeving.

Omdat MZ-tweelingen genetisch identiek zijn, zijn systematische verschillen te wijten aan omgevingsfactoren.

Tweelingenonderzoek vergelijkt tweelingen die samen zijn opgegroeid, of door omstandigheden zonder elkaar zijn opgegroeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen monozygote en Dizygote tweelingen?

A

Monozygote tweelingen (identiek): komen uit dezelfde bevruchte eicel die zich later in de zwangerschap deelt en genetisch identiek zijn;

Dizygote tweelingen (broederlijk): net als een ‘gewone’ broer en zus delen ze 50% van de genen, omdat ze voortkomen uit twee afzonderlijk bevruchte eitjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt adoptie onderzoek?

A

Onderzoek met kinderen die apart van hun biologische ouders zijn opgegroeid. Een andere manier om genetische en omgevingseffecten te onderzoeken.

De mate waarin ze overeenkomen met de biologische ouders toont de invloed van genen.

De mate waarin zij overeenkomen met de adoptieouders laat de invloed van de omgeving zien.

Ook worden nagegaan of de biologische broers en zussen meer op elkaar lijken dan de adoptiebroers, of de biologische kinderen meer op de ouders lijken dan de geadopteerde kinderen en ook of de geadopteerde kinderen meer op de biologische ouders lijken. Als dit allemaal het geval is, zou dit wijzen op een genetische invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de erfelijkheid coefficient?

A

De proportie van fenotypische variantie (waarneembare verschillen) die kan worden toegeschreven aan genotypische variantie (totale collectie aan genen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit hoe de erfelijkheid coefficient te berekenen is.

A

H2 = 2(Rmz - Rdz)
Rmz verwijst naar de correlatie coefficient tussen paren aan monozygote tweelingen
Rdz verwijst nar het correlatie coefficient tussen dizygote tweelingen.

Het antwoord wat hieruit komt is de hoeveelheid % van de persoonlijkheid dat tot uiting komt kan toegeschreven worden aan de genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is genotype omgeving interactie?

A

Verschillende reacties bij mensen met verschillende genotypes in dezelfde omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is genotype omgeving correlatie?

A

Blootstelling van individuen met verschillende genotypen aan verschillende omgevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 vormen van genotype omgeving correlatie zijn er?

A

Actieve: kind zoekt zelf situaties uit.

Reactieve: ouders reageren anders op kinderen, afhankelijk van hun genotype.

Passieve: ouders bieden genen en omgeving, maar kind doet zelf niks (passief).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de uiteindelijke bepaling van persoonlijkheid in procenten?

A
  • 40% genetisch
  • 35% niet gedeelde omgeving
  • 20% error/meetfouten
  • 5% gedeelde omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn temperamenten?

A

Dit zijn erfelijke persoonlijkheidseigenschappen. Ze beïnvloeden wat mensen doen en hoe mensen dingen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 5 soorten temperamenten zijn er?

A

Activiteit level
Sociaal
Emotionaliteit
Impulsiviteit
Intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly