Probleem 4 - Intelligentie Flashcards
Wat is intelligentie?
Jezelf aanpassen aan de omgeving, vermogen om met elkaar om te gaan met de vereiste van een situatie (niet perse met elkaar).
Welke 2 soorten kijken zijn er op intelligentie?
Achievement view: de hoeveelheid kennis een persoon heeft opgemaakt vergeleken met personen van dezelfde leeftijd
Aptitude view: vaardigheid om te leren, bekwaamheid
Benoem de 2 impliciete theorieën van intelligentie:
impliciet: niet ondersteund wordt door experts en bewijs
Incremental theory: intelligentie is smeedbaar
Entity theorie: intelligentie staat vast
Wat houd de psychometrische benadering in?
Intelligentie wordt gemeten door een intelligentietest. Uitkomsten van testen. Deze benadering wordt het meest gebruikt.
Wat houd de cognitief psychologische benadering in?
Proberen inzicht te krijgen op mentale processen die een rol spelen bij oplossen, opgaven uit intelligentietesten meestal betrekking op eenvoudige visuele of auditieve processen.
Stellen dat de snelheid van: simple reaction time, choice reaction time en inspection time gecorreleerd is aan IQ.
Wat is de working memory capacity?
Onderdeel van de cognitieve psychologische benadering van IQ. ‘‘Hoe efficient kan een persoon verschillende mentale processen tergelijk uitgevoerd kunnen worden’’
Psychometrische benadering Galton (late 1800):
Ging er van uit dat IQ erfelijk is. Dit testte hij dmv de snelheid waarin mensen zintuigelijke waarnemingen deden. hoe sneller de reactietijd, hoe hoger IQ.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Binet (1904)
De schaal meet veranderingen in intelligentie die geassocieerd worden met ouder worden.
Mentale leeftijd van kinderen testen, of ze boven, onder of gelijk aan hun leeftijd presteren.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Stern (1912)
Gebruikte de theorie van Binet en ontwikkelde de eerste IQ formule om IQ te meten. Mental Age/ Chronological Age X 100= IQ.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Terman (1916)
Paste de Binet schaal aan voor gebruikt bij Californische kinderen. Dit werd de Stanford-Binet schaal.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Herderschee (1919)
Standaardiseerde de Binet-Simon test en noemde het de Binet-Herderschee test. Deze test was bedoeld om ‘mentaal achterlijke’ kinderen op te nemen op speciale scholen.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Charles Spearman
Uitvinder van Factoranalyse: general intelligence → gebruikte factoranalyse als methode om relatie tussen prestaties of taken te meten.
Vond dat IQ bestond uit 2 factoren :
1. G-factor (algemene factor voor intelligentie). één factor die gebruikt wordt bij iedere cognitieve taak.
2. S (Specific) Stelt dat G bovenaan staat en daaronder komen verschillende soorten, specifiekere vormen, van intelligentie.
Ging uit van een positive manifold: wanneer mensen bij meerdere intellectuele taken hoog scoren, hebben ze de neiging om ook hoog te scoren bij andere intellectuele taken.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Thurstone (1938)
Stelde dat IQ bestaat uit verschillende vormen van intelligentie.
7 factoren heten:
- primaire mentale vermogens
- verbaal begrip
- woordvaardigheden
- getal
- ruimte
- geheugen koppelen
- perceptuele snelheid
- redenering
Tegenhanger van Charles Spearman, tegen ‘‘G-factor’’
De psychometric benaderingen over intelligentie: Wechsler (1939, 1958)
Ontwikkelde de eerste Wechsler-Bellevue intelligentie schaal en later de Wechsler volwassenen intelligentie test.
Gebruikte deviation IQ: De verwachte scores van individuen uit dezelfde leeftijdsgroep.
Deviatie IQ = (Actuele testscore/verwachte score voor leeftijd) X 100.
De psychometric benaderingen over intelligentie: Guilford (1960)
Stelde dat er 120 elementaire vaardigheden zijn die binnen 3 dimensies kunnen worden georganiseerd.
- Operations (type mentaal verwerken)
- Contents (materialen die worden verwerkt)
- Products (hoe informatie wordt opgeslagen en verwerkt)
De psychometric benaderingen over intelligentie: Catell (1963)
2-factor theory: G is opgesplitst in 2 verschillende factoren
Fluid intelligence → relatie tussen ideeën en objecten, neemt af naarmate je ouder wordt. (aangeboren/nature), vermogen om informatie te interpreteren. problemen oplossen, abstract redeneren. Hoe makkelijker het je afgaat, hoe meer fluid intelligence je hebt.
VB: oplossen van een puzzel, statistieken aflezen
Crystallized intelligence → kennis die je leert op school en neemt toe naarmate je ouder wordt. (aangeleerd/nurture)
VB: lezen, tentamen maken
De hiërarchische benaderingen over intelligentie : Vernon
Stelde dat G-factor bovenaan stond, G-factor is opgedeeld in major groups ( Verbal-educational & Spatial-mechanical ). Major groups zijn weer verdeeld in Minor groups en zo verder.
Hij kwam uit op 120 vormen van intelligentie.
De hiërarchische benaderingen over intelligentie: Caroll
Theorie is gebaseerd op 460 data sets. Deze zijn onderverdeeld in strata.
- Stratum 1 -> 69 verschillende smalle capaciteiten
- Stratum 2 -> 8 factoren (soorten intelligentie)
- Stratum 3 -> is de top en bestaat uit G
De hiërarchische benaderingen over intelligentie: McGrew
Theorieen van Cattell, Horn en Caroll tot 1 model (CHC model). Het meest gevalideerde en empirisch onderbouwde model.
Omvat smalle vaardigheden van stratum 1 (70+) en brede vaardigheden van stratum 2 (10).
- Fluid reasoning, comprehension knowledge, visual processing, auditory processing, short term memory, long-term storage and retrieval, processing speed.
De bredere benaderingen over intelligentie - Gardner (1983)
8 soorten intelligentie die onafhankelijk van elkaar zijn, ze hebben een apart systeem in de hersenen.
- linguistic / taal
- logical / rekenkundig
- spacial / ruimtelijk
- musical
- bodily kinesthetic / leren van complexe bewegingen
- interpersonal / andere mensen begrijpen
- intrapersonal / jezelf - begrijpen
- naturalistisch /begrip van patronen in de natuur
De bredere benaderingen over intelligentie - Sternberg
de Triarchische theorie van intelligentie
Analytische intelligentie: vermogen tot leren en goed kunnen onthouden. Mentale stappen (componenten) worden gebruikt om problemen op te lossen (componential)
Praktische intelligentie: Vermogen goed met omgeving om te kunnen gaan. De mogelijkheid om nieuwe situaties aan te passen aan real-life eisen/ de context. (contextual)
Creatieve / experimentele intelligentie: Vermogen om nieuwe relaties en concepten te kunnen maken, ervaring wordt gebruikt om inzicht te krijgen, oude info toepassen zodat je inzicht krijgt in een nieuw probleem (experiential), vb: verhaal schrijven vanuit een titel
Welke factoren beïnvloeden intelligentie (7) ?
- Nature en nurture hebben beide invloed op intelligentie
- Armoede heeft invloed op intelligentie
- Hoe ouders tegen kinderen praten
- Educatie
- Complimenten
- Beschikbaar studiemateriaal (boeken kan kopen voor school)
- Straffen, belonen
Wat is het Flynn effect?
Een wereldwijde stijging in de gemiddelde IQ-scores
Welke factoren hebben invloed voor het Flynn effect (6)?
- Betere voeding/gezondheidszorg
- Beter onderwijs
- Gedeelde culteren
- Modernisering van een land
- Minder kinderen per gezin –> meer middelen per kind
- Educatie ouders
Wat is het reverse Flynn effect?
Een wereldwijde afname in IQ
Wat is emotionele intelligentie?
Vermogen om iemand anders en eigen emoties te begrijpen
Welke verschillende schalen om intelligentie te meten zijn er?
Stanford-Binet schaal
Wechsler intelligence schaal
Ravens progressive matrices
Modern intelligence tests