Probleem 6: Booksmart of Streetsmart Flashcards

1
Q

intelligentie

A

het vermogen om op adequate wijze te reageren op de eisen die de situatie stelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

alledaagse intelligentie

A

heeft betrekking op maatschappelijk relevant gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psychometrische benadering

A

beschrijven en operationaliseren van de variabelen die verschillen in gedrag tussen mensen veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

factoranalyse

A

technieken om een groot aantal correlaties tussen subtests te verminderen tot een overzichtelijk aantal d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nadeel psychometrische benadering

A

theoretisch niet sterk gefundeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cognitief-psychologische benadering

A

mentale denkprocessen achter intelligentie. begrijpen mechanismen die achter het fenomeen intelligentie schuilgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nadeel cognitief-psychologische benadering

A

levert inhoudelijk weinig op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neurologische bandering

A

de gegevens achter de hersenwerking staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschrijvende benadering

A

door analyse de verschillende onderdelen van intelligentie met elkaar in verband brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nadeel beschrijvende benadering

A

niet toepasbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fluïde intelligentie

A

flexibiliteit in het denken en het vermogen om abstract te redeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gekristalliseerde intelligentie

A

accumulatie van kennis en vaardigheden die gedurende de levensloop worden opgedaan en toegepas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

galton

A

1880 intelligentie ergelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spearman

A

1904

  • g-factor
  • groepsfactor
  • s-factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

thurstone

A

1938 primary mental abilities

raprinvw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vernon

A

1950

  • g-factor
  • verbaal educationele en visueel-ruimtelijk-motorische factor
  • specifieke factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

cattell en horn

A

1966 Gf-Gc intelligentiemodel

18
Q

guilford

A

1967
operatie
inhoud
product

19
Q

carroll

A

1993

  • 1e order: 21 groepsfactoren
  • 2e order: fluid en gekristaliseerde
  • 3e order: g-factor
20
Q

Cattel horn en carroll

A

2012
chc-model
- stratum 3: g-factor
- stratum 2: cognitieve vaardigheden. factoren carroll en horn + cattell
- stratum 3: specifieke cognitieve vaardigheden

21
Q

stenberg

A
1985,1997
triarchische theorie
analytisch
creatief
praktisch
22
Q

Gardner

A

1983, 1993
multipele theorie
SLIIMNLL

23
Q

amerikaanse stroming

A

erkent alleen het bestaan van specifieke intelligenties

24
Q

britse stroming

A

beschouwt intelligentie als eenheid. - overkoepelende factor

25
Q

psychologische test

A

een systematisch onderzoek van gedrag met behulp van speciaal geselecteerde vragen of opgaven met de bedoeling inzicht te krijgen in een psychologisch kenmerk van de onderzochte in vergelijking met anderen.

26
Q

geschiktheidstest

A

meten van verschillende cognitieve capaciteiten waarbij als toegift een intelligentiescore kan worden berekend.

27
Q

individuele tests

A

de test wordt een-opeen afgenomen en door 1 iemand gemaakt

28
Q

groepstests

A

de tests kan met meerdere personen tegelijk worden afgelegd

29
Q

deviatie iq

A

persoon wordt in rangorde gezet van leeftijdsgenoten

30
Q

positive manifold

A

de scores op de verschillende substests zullen in verschillende mate positief met elkaar correleren.

31
Q

moeilijkheidsgraag

A

proportie personen die de opgave goed beantwoord

32
Q

item-restcorrelatie

A

de correlatie tussen de score op een item en de totaalscore op alle overige items

33
Q

verbaal educationele factor

A

vernon

schoolse en verbale kennis

34
Q

visueel-ruimtelijk-motorische factor

A

vernon

rekenkundig en kunstzinnige kennis

35
Q

fluïde intelligentie

A

Cattell en Horn
flexibiliteit in het denken en het vermogen om abstract te redeneren
sterk aangeboren

36
Q

gekristalliseerde intelligentie

A

Cattell en Horn
accumulatie van kennis en vaardigheden die gedurende de levensloop zijn opgedaan
sterk bepaald door omgeving en onderwijs

37
Q

operatie

A

Guilford

de uit te voeren cognitieve activiteit

38
Q

inhoud

A

Guilford

het materiaal waaruit de taak is opgebouwd

39
Q

product

A

Guilford

de vorm waarin de informatie is gegoten

40
Q

wechsler test

A

verbaal vs performaal